• No results found

2. bepaling kosten van vermijding, bestrijding of herstel:

11.4 Gehinderden en niet-gehinderden

Bij omwonenden komt het verdelingsvraagstuk het scherpst aan de orde. Zij hoeven geen voordelen van een project te hebben, maar zullen wel nadelen ondervinden. De waardering van neveneffecten zoals

geluidsoverlast of landschapsvervuiling kan per individu sterk verschillen. Dit is een gevolg van het ontbreken van markten: een individu kan de nadelige effecten niet afkopen. Een deel van de gehinderde plaatsen wordt beschermd door wettelijke en Europese voorschriften. Fysieke compensatie behoort integraal tot de kosten van het project. Daarnaast moet de resterende overlast in een KBA worden beschreven, gekwantificeerd en zo mogelijk gewaardeerd.

Nog belangrijker dan bij geprijsde diensten komen verdelingseffecten aan de orde bij externe effecten.55Immers, op markten kunnen individuen hun voorkeuren kenbaar maken door met anderen te handelen. Als de een een hogere waarde dan de marktprijs aan een goed toekent en de ander juist een lagere waarde dan de marktprijs, is er ruimte voor handel: die ene zal inkopen terwijl die andere zal verkopen. Handel verkleint individuele verschillen in marginale waardering en laat ze idealiter zelfs verdwijnen. Bij niet-verhandelbare goederen blijven de individuele verschillen bestaan:

‘one size fits all’. Daardoor worden verdelingsvraagstukken bij een infrastructuurprojecten belangrijker als niet-verhandelbare goederen in het geding zijn. Voorbeelden zijn de neveneffecten van infrastructuurprojecten op milieu en natuur. Mede door het ontbreken van goed gespecificeerde eigendomsrechten bestaan er geen markten voor geluidsoverlast,

luchtverontreiniging, landschapsvervuiling, risico’s op rampen, enzovoort. Bij externe effecten kunnen individuen hun voorkeuren niet via het economische systeem kenbaar maken, alleen via het politiek-bestuurlijk systeem. Hierdoor bestaat enerzijds een gevaar dat een project toch doorgang vindt, hoewel de verliezers de winnaars kunnen compenseren en aan het Hicks-Kaldor-criterium dus niet is voldaan. De verliezers kunnen hun sterke afkeer niet via de markt kenbaar maken maar kunnen tevens de politiek-bestuurlijk middelen ontberen om het project tegen te houden.

Een ander gevaar zijn belangengroeperingen die wel de

politiek-bestuurlijk middelen hebben om besluitvorming rond het project in eigen voordeel te beïnvloeden. Hieronder kunnen vallen omwonenden die ‘not in my backyard’ roepen, maar ook regionale samenwerkingsverbanden van bedrijfsleven en overheid die financieel-economische effecten opblazen en milieu-effecten bagatelliseren in de hoop toestemming en een financiële bijdrage van de rijksoverheid te krijgen.

55) Zie over externe effecten hoofdstuk 10 en CE (2000), en over verdelingsaspecten MuConsult en Vrije Universiteit (2000).

. . . Noten

Probleem bij externe effecten is en blijft dat moeilijk onderscheid kan worden gemaakt tussen groepen met een sterke voorkeur (in de zin van betalingsbereidheid) en groepen die zeggen een sterke voorkeur te hebben.

Inspraakprocedureskunnen niet beide gevaren tegelijkertijd neutraliseren. Zij kunnen het gevaar indammen dat een gepassioneerde minderheid veronachtzaamd wordt, maar vergroten dan wel het gevaar dat

minderheidsbelangen het algemene belang zullen wegdrukken. De overheid zal uiteindelijk de afweging moeten maken en de KBA moet daarvoor in de benodigde informatie voorzien.

Overigens zijn sommige gebieden meer dan alleen door inspraakprocedures beschermd. Deze gebieden zijn onderdeel van de zogeheten Ecologische HoofdStructuur (EHS) en vallen onder de Europese Vogel/Habitat-richtlijn (92/43/EWG). Zij mogen alleen bij zeer zwaarwegende maatschappelijke belangen en na toetsing door de Europese Commissie van die belangen aangetast worden.56Kosten-batenanalyses kunnen in navolging van de

praktijk in de Verenigde Staten een belangrijk middel worden om de

zwaarwegendheid van een belang aan te tonen. Als compensatie komt in de V.S. vooral de aanleg van een schaduwproject in aanmerking. Daarmee overstijgt het schaduwproject het in paragraaf 10.3 behandelde kader waarin het is geïntroduceerd als een methode om schade te waarderen. Inspraakprocedures kunnen uitmonden in compensatie voor gehinderden, zoals omwonenden.57Maatregelen die niet rechtstreeks met het project of de

projecteffecten verbonden zijn – denk aan de aanleg van natuurgebieden of parken – zijn weinig adequaat, omdat zij niet primair aan de gehinderden ten goede komen. De meest praktische manier om de schade voor omwonenden dragelijk te houden, is door de neveneffecten van een project te beperken. Hieronder valt het plaatsen van schermen tegen geluidsoverlast en het gebruik van tunnels tegen onder andere landschapsvervuiling. Maatregelen die de onbedoelde effecten op milieu en natuur van infrastructuurinvesteringen tegengaan, zijn misschien niet altijd efficiënt (want te duur) maar hebben wel het voordeel specifiek en doelgericht te zijn. De overheid vervult dus een belangrijke rol in de compensatieregeling, maar is niet automatisch de instantie die daarvoor de rekening moet betalen, zie daarvoor paragraaf 10.4.

De kosten van fysieke compensatie zijn onlosmakelijk onderdeel van de totale investeringskosten van een project. De kosten van onbedoelde neveneffecten zijn even reëel als de kosten van maatregelen die de

neveneffecten moeten indammen. De afruil tussen beide kosten kan niet op economische gronden worden genomen, omdat de precieze omvang van de onbedoelde schade niet bekend is, laat staan de ruilverhouding tussen beide kosten. De beslissing over de afruil is derhalve politiek-bestuurlijk. Het kan het beste worden opgevat als maatschappelijk waardering voor de vermijding van de externe effecten.

Naast de waarde van de fysieke compensatie die in de materiële kosten is opgenomen, bevat de KBA de waardering voor alle overblijvende externe effecten, waaronder de schadelijke. De waarderingsmethoden staan in hoofdstuk 10 beschreven. Behalve de waardering is het altijd inzichtelijk de fysieke omvang van de effecten te vermelden. Is geen waardering en zelfs geen kwantitatieve aanduiding mogelijk, dan zal met een kwalitatieve omschrijving moeten worden volstaan.

56) De Habitat-richtlijn is geen papieren tijger. Zo is op grond van deze richtlijn een toestemming van de Britse regering om te boren in de noordelijke zeeën opgeschort omdat het belang volgens de rechter onvoldoende was aangetoond.

57) In paragraaf 10.4 wordt uitgebreid op de (theoretische) mogelijkheden tot compensatie ingegaan. . . . Noten