• No results found

„Dat ik geheim zal houden wat uit den aard der zaken en overeenkomstig de mij deswege gegeven bevelen geheim

In document 340 340 (pagina 25-32)

be-hoort te blijven; dat ik in alle mijne handelingen steeds het

A . f. 22 Aanvullingi-bladen N».

belang van den lande en dat van de zaken aan mijne zorg toe-vertrouwd, getrouwelijk in het oog zal houden en n a a r mijn best vermogen voorstaan, en dat ik wijders m e t oprechtheid en naarstigheid, in al wat mijne b e t r e k k i n g aangaat, zal t r a c h -t e n -te voldoen overeenkoms-tig de algemeene of bijzondere bevelen mij deswege gegeven of nog te geven".

F o r m u l i e r voor den eed van zuivering.

„ I k verklaar en zweer dat ik tot verkrijging van mijn a m b t als havenmeester te aan niemand, wie hij zij, in of buiten h e t b e s t u u r , iets, onder welk voorwendsel ook, beloofd of gegeven heb. of beloven, of geven zal".

Zullende voorts t o t bevestiging van elk dezer eeden ten slotte worden gezegd :

„Zoo waarlijk helpe mij God almachtig".

Alles onder dien verstande, dat de eed door elk bijzonder a m b t e n a a r zal worden afgelegd op de wijze bij de gods-dienstige gezindheid, t o t welke hij behoort, aangenomen of

voorgeschreven. .

(d). V e r k l a r i n g e n v a n r e e d s e e n m a a l a f -g e l e -g d e e e d e n v a n t r o u w e n v a n

g e h e i m h o u d i n g (Sb. 1827 W 115 (4°)).

Bij bevordering of verplaatsing is een beëedigd a m b t e n a a r n i e t gehouden, opnieuw den eed van t r o u w en dien van ge-h e i m ge-h o u d i n g af t e leggen, m a a r zal ge-hij kunnen volstaan m e t eene schriftelijke verklaring in duplo, dat hij ook in zijne nieuwe b e t r e k k i n g a a n n e e m t en belooft zich n a a r den reeds eenmaal afgelcgden eed te zullen gedragen (*).

(e). A u t o r i t e i t e n d i e d e e e d e n a f n e m e n . (Sb. 1870 IV 43 en 187fi W- 90).

De beëediging geschiedt te Batavia door den C o m m a n d a n t der Zeemacht en Chef van het D e p a r t e m e n t der Marine in N e d e r l a n d s c h - I n d i ë ; elders, door het Hoofd van gewestelijk bestuur of, bij verhindering van dezen, door «Ie onder zijne ! bevelen staande Assistent-Residenten.

( ) Bij herbenoeming van ambtenaren op non-aetiviteit of op wacht-geld moeten de eeden van trouw en geheimhouding op nieuw worden afgelegd. (Schrijven 1« Gouvernements Secretaris 12 Juli 1901 N°. 2006).

RED.

Jk. w.

23

(ƒ). D e b i j S t a a t s b l a d 1822 II' 51 v o o r g e s c h r e v e n e e d m o e t a l s v e r v a l l e n w o r

-d e n b e s c h o u w -d , (missive D i r e c t e u r J u s t i t i e dd°. 28 December 1892 ff 9312).

Door de vaststelling, bij beschikking van den C o m m a n d a n t der zeemacht dd. 10 S e p t e m b e r l 8 8 5 IV 10255, der „Algemeene instructie voor de H a v e n m e e s t e r s in Nederlandsch-Indië, be-doeld bij sub t e n tweede § I I van Staatsblad 1885 115 87, (vervangen door de algemeene instructie vastgesteld bij B. C.

Z. dd°. 30 December 1905 ff 15075), moet de „ I n s t r u c t i e voor Havenmeesters enz.", behoorende bij de resolutie van 3 December 1822 ff 10 (Staatsblad ff 51)', en daarmede de in a r t i -kel 37 cod., voorgeschreven eed, als integreerend deel daarvan, als vervallen worden beschouwd.

(g). A m b t s e e d d o o r d e f u n g e e r e n d e h a v e n -m e e s t e r s b i j d e a a n v a a r d i n g h u n n e r

b e d i e n i n g a f t e l e g g e n . (Circulaire C. Z.

cid'0. 10 J u n i 1890 ff 5017).

I k heb de eer TT.H.Ed.G-. hierbij een afschrift aan t e bieden, van h e t advies van. den D i r e c t e u r van J u s t i t i e dd°. 27 Mei j . 1 . ff 3742, n a a r aanleiding der vraag of h e t noodzakelijk m o e t worden geacht, dat fungeerende havenmeesters als zoodanig een ambtseed afleggen.

I k teeken hierbij aan , enz.

D e p a r t e m e n t v a n J u s t i t i e .

ff 3742. Batavia, den 27st™ Mei 1870.

T e r voldoening aan het verzoek gedaan bij , heb ik de eer het navolgende te doen strekken.

De wetgever verlangt dat ieder o p e n b a a r a m b t e n a a r den eed aflegt, vóór dat hij in de uitoefening zijner bediening t r e e d t en bedreigt straf tegen h e t verzuim daarvan (artikel A.. V. (a). ]36, Wetboek van S t r a f r e c h t voor E u r o p e a n e n ) .

Daarom zijn voor verschillende b e t r e k k i n g e n bijzondere eedsformulieren vastgesteld, en voor aile de overige betrek-kingen, waarvoor geen bijzonder eedsformulier is vastgesteld, geldt het formulier, vastgesteld bij besluit dd°. 10 December

1827 ff 66, opgenomen in Staatsblad 1827 ff 115.

Deze bepalingen zijn algemeen en gelden alzoo ook voor fungeerende havenmeesters.

Deze mogen h u n n e bediening niet uitoefenen zonder vooraf

ML. W. 2 4 Àaiiflliliogl-bladen No.

den bijzonderen — en indien een zoodanige voor liera n i e t is i

voorgeschreven — den algemeenen ambtseed t e hebben afge-legd^ en h u n n e verklaringen, verhalen en relazen m o e t e n de vermelding inhouden, dat dezelve door ben zijn afgelegd of opgemaakt op den eed bij den aanvang h u n n e r bediening ge-BMII (6). daan, (artikel 381 E . Strv.).

Qi), O m t r e n t h e t a f l e g g e n v a n e e n ' e e d d o o r r e e d s b e ë e d i g d e a m b t e n a r e n d i e

a l s f u n g e e r e n d e h a v e n m e e s t e r s o p -A. V. (g). t r e d e n . (Cire. C. Z. dd. 16 -Tuli 1803 TV 6996).

Met terugzieht op dezerzijdsche circulaire, dd°. 10 J u n i 1890 TV 5017, heb ik de eer TJ.H.Ed.G. mede t e deelen dat een beëedigd a m b t e n a a r , die als fungierend havenmeester opt r e e d opt , nieopt gehouden is nogmaals een eed voor deze b e opt r e k -king af t e leggen, m a a r zal k u n n e n volstaan met zijnen voor zijn hoofdambt afgelegden eed, welke, aangezien zijne bijbe-t r e k k i n g als havenmeesbijbe-ter aan zijn hoofdambbijbe-t en n i e bijbe-t aan zijn persoon is verbonden, hem dezelfde verplichting oplegt ten opzichte van zijn dienst als havenmeester als van zijne eigen b e t r e k k i n g .

Die voor zijn hoofd ambt afgelegde eed sluit dus alles in zich, en stelt hem in de gelegenheid om verklaringen en p r o -cessen-verbaal op te maken op den eed bij de aanvaarding zijner bediening gedaan.

(ï). A f s c h a f f i n g v a n h e t i n d i e n e n v a n p r o c e s s e n-v e r b a a l v a n b e ë e d i g i n g

b u r g c r 1 ij k e 1 a n d s d i e n a r e n.

(Sb. 1898 TV 152).

H e t indienen van processen-verbaal van beëediging van burgerlijke landsdienaren aan het Gouvernement, de D e p a r t e -m e n t e n van Alge-meen B e s t u u r en de Alge-meene E e k e n k a -m e r , voor zoover bij de bestaande bepalingen nog voorgeschreven, wordt afgeschaft. Van bedoelde processen-verbaal blijft één exemplaar berusten in het archief van de autoriteit, in wier h a n d e n de eed w o r d t afgelegd, terwijl een ander exemplaar aan den beëedigde wordt afgegeven.

De schriftelijke verklaringen van burgerlijke landsdienaren, die bij bevordering of verplaatsing aannemen en beloven zich n a a r den reeds eenmaal afgelegden eed van trouw en geheim-houding te zullen gedragen, worden ingediend aan de autori-teit, die krachtens de bestaande bepalingen den ambtseed van den betrokken landsdienaar had m o e t e n afnemen, zoo deze t o t eedsaflegging verplicht waren geweest.

2 5 VI. Kostuum.

(ff). " H e t o n r e c h t m a t i g d r a g e n v a n e e n k o s t u u m i s s t r a f b a a r. (Sb. 1866

TV 55 art, 190).

Ieder, die in het openbaar drangt ren kostuum, een uniform of een eereteeken, dat hem niet t o e k o m t , of die zich titels a a n m a t i g t , die hem niet wettig zijn toegekend, wordt gestraft m e t gevangenisstraf van zes maanden t o t twee jaren.

(b). V u n g e e r e n d e h a v e n m e e s t e r s z ij n n i e t g e r e c h t i g d t o t h e t d r a g e n v a n h e t v o o r

b a v e n m e e s t e r s v a s t g e s t e l d k o s t u u m . (Sb. 1828 II? 18).

H e t dragen der kostumes, reeds bepaald of nader te bepa-len, is alleen verplichtend voor a m b t e n a r e n definitief t o t den door hen bekleeden post b e n o e m d ; zullende a m b t e n a r e n , m e t de w a a r n e m i n g van function belast, t o t het dragen daarvan alleen dan de bevoegdheid hebben, wanneer zij daartoe eene speciale v e r g u n n i n g hebben gekregen.

(c). K o s t u u m v o o r d e h a v e n m e e s t e r s t e B a t a v i a , S e m a r a n g e n S o e r a b a j a.

(Sb. I860 11= 74, gewijzigd bij Sb. 1907 Tl' 166).

H e t door de havenmeesters te Batavia, S e m a r a n g en Soera-baja te dragen k o s t u u m bestaat in een :

Groot k o s t u u m (alleen voor Batavia).

E e n frak van donker blauw laken, gevoerd met zijde van dezelfde kleur, voorzien van een gouden geborduurden k r a a g (marine-model), m e t dien verstande, dat bet a n k e r zal zijn van zilver, opslagen der mouwen mede marine-model (met zilveren a n k e r s ) ; gouden knoopen m e t de gekroonde W.

E e n vest van wit easimier m e t gouden knoopen m e t de ge-kroonde W.

E e n pantalon van wit easimier met goud galon, t e r breedte van vier Kederlandsche duimen.

E e n staande degen m e t verguld gevest, zooals bepaald is voor de a m b t e n a r e n in Nederlandsch-Indie.

E e n steek m e t oranjekokarde en vier gouden tressen.

Klein k o s t u u m (voor Batavia, Soerabaja en Semarang).

E e n korte blauwe lakensebe jas niet eene rij gouden knoo-pen m e t de gekroonde W, overslaande k r a a g en de opslagen der mouwen m e t goud g e t a k t e n r a n d omzoomd.

A . V I . 26 Aanvalliiigi-bladen No.

E e n witte of blauwe p a n t a l o n m e t wit vest.

Een klein model m u t s van blauw laken, volgens model bij de Indische a m b t e n a r e n in gebruik, voorzien van een gouden galon, ter breedte van hoogstens vier Nederlandsche duimen.

(d). K o s t u u m v o o r d e o v e r i g e h a v e n m e e s t e r s e n d e o n d e r h a v e n m e e s t e r s t e T a n d j o n g

-P r i o k e n S o e r a b a j a. (Sb. 1869 IT-' 68, 1886 11° 230a, 189? 11" 40 en 1907 W 166).

Bedoelde a m b t e n a r e n dragon het voor de havenmeeesters t e Batavia, S e m a r a n g en Soeräbaja voorgeschreven klein k o s t u u m .

(e), l i e t d r a g e n v a n h e t k l e i n , k o s t u u m i s a l l e e n v e r p l i c h t e n d b ij d e u i t o e f e

-n i-n g v a -n d e -n g e w o -n e u d i e -n s t.

(Sb. 1907 II" 166).

(f). W i t k o s t u u m v o o r d e h a v e n m e e s t e r s e n o n d e r h a v e n m e e s t e r s i n X e d. I n d i ë.

(Sb. 1907 IT 166 sub I I ) .

A a n de havenmeesters en onderhavenmeesters in Neder-landsch-Indië is vergund bij de uitoefening van h u n dage-lijkschen dienst en op dienstreizen een k o s t u u m van witte stof te dragen, bestaande u i t :

a. een jas van wit Engelsch leer, Russisch linnen of drill, m e t opstaanden k r a a g t e r hoogte van %y^—4 c.M. — z . g . Atjeh-jas — en één rij van 6 groote vergulde a m b t s k n o o p e n ; i. een broek van dezelfde stof ais de j a s ;

c. een witte pet m e t overhangenden bol en neergebogen wit leeren klep, voorzien van een zwart zijden galon t e r breedte van 3 c.M. en een s t o r m b a n d van goudkoord, be-vestigd aan twee vergulde a m b t s k n o o p e n ;

tegen den v o o r k a n t der pet, 1 c.M. boven de klep, een gouden borduursel (op blauw laken o n d e r g r o n d ) , bestaande u i t de gekroonde W omgeven door eikenloof :

voor de havenmeesters te Batavia en Soerabaja zal de r a n d der wit leeren klep bovendien omboord zijn m e t gou-den galon t e r breedte van 13 m.M.

(g). H e t k o s t u u m voor d e n loods, t e v e n s o n d e r h a v e n m e e s t e r voor de

E m m a h a v e n

is bepaald bij G. B. 30 Augustus 1892 11° 10, en bestaat in het klein kostuum bij (c) omschreven, mei dien verstande echter,

A . W I — W i l l . 27 Aaimillings-bladen No.

d a t de goud getakte rand wordt weggelaten en dat het gouden ~~

galon der m u t s hoogstens 2 c.M. breed zal zijn.

H e t k o s t u u m der waterschouten is voorgeschreven bij Staatsblad 1883 ff 265.

VII. Vrijstelling van schutterlijken dienst (Sb. 1866 N°.

104, 1885 N°. 157, 1886 N°. 245

a

en 1897 N°. 72).

De havenmeesters, onderhavenmeesters, zoomede bet perso-neel bij liet h a v e n d e p a r t e m e n t te Batavia, w.o. de beheerder van den tijdbal aldaar, zijn vrijgesteld van den persoonlijken schutterlijken dienst.

VIII. (a) Uit kracht van hunne hoofdbetrekking vervullen de havenmeesters, ieder op zijn standplaats of binnen het daartoe aangewezen ressort, de bijbetrekking van:

C. XIX. Ie. scheepsmeter, ingevolge Staatsblad 188] ff 66, artikel 3 4 ; Ka. II. 2e. strandvonder, ingevolge Staatsblad 1852 11'-' 21 t e n Ie;

Na. 3°. s u p e r i n t e n d e n t der kust- en havenlichten, voor zoover!

bet toezicht m e t r e c h t s t r e e k s aan den H o o f d - I n s p e c t e u r van Scheepvaart is opgedragen, alsmede van de oliega&fabrieken te P a l e m b a n g en t e BelawanDeli ingevolge S t a a t s -blad 1905 ff 168 a r t i k e l 4 ;

N. h-c- 4('. s u p e r i n t e n d e n t over de bebaken ing en net loodswezen, tenzij d a a r o m t r e n t anders is bepaald, ingevolge de alge-meene I n s t r u c t i e voor Havenmeesters (artikel 1 1 ) ; Ba. 11(d). 5e. beheerder van de onderdepots van zeekaarten en gidsen —

m e t uitzondering van die te T a n d j o n g - P r i o k en Soerabaja, w a a r d e onderhavenmeesters daarmede belast zijn, — ingevolge Staatsblad 1861 11 95, artikel 1, gewijzigd bij S t a a t s -blad 1886 ff 78a, 1897 II'-' 80, 1904 ff 441. Besch. C. Z 10 April 1905 ff 4 2 2 7 ;

J. 6.e a m b t e n a a r ten. wiens overstaan, de vertooning van h e t scheepsjournaal en de daartoe betrekkelijke verklaringen behoort te geschieden, ingevolge Staatsblad 1849 ff 23 en Sb. 1888 ff 7 3 ;

(b) aan e n k e l e . h a v e n m e e s t e r s is het rekenplichtig beheer der op b u n standplaats aanwezige marine-steenkolen-Fd- V. depots opgedragen, zie hiervoor

(c) V e r d e r is opgedragen:

aan den havenmeester te Belawan-Deli h e t toezicht op de gewestelijke politievaartuigen (Staatsblad 1887 ff 240, 1903 ff 101):

A. V i H — X 28

Aanvulling«-blades No.

(d) E. XVIII.

E.

XXXVII.

aan de havenmeesters te Sabang en Kiouw hot beheer

In document 340 340 (pagina 25-32)