• No results found

2.2.1

Data

In dit rapport zijn data van de samenstelling van meststoffen qua waardegevende bestanddelen (N, P, OM) en qua belasting met anorganische en organische contaminanten verzameld. Hierbij is

gebruikgemaakt van diverse bronnen uit vakliteratuur, wetenschappelijke publicaties en bedrijfsinformatie van internet. Een overzicht van nu gebruikte databronnen wordt gegeven in ‘Literatuur en geraadpleegde databronnen’ (Bijlage 7).

Verder zijn de door CBS gepubliceerde cijfers voor gebruik van minerale meststoffen, kalkmeststoffen dierlijke mest, compost, zuiveringsslib, digestaat en overige organische meststoffen verzameld. De uiteindelijke vracht aan contaminanten is ten slotte berekend uit het gebruik en samenstelling van die meststoffen.

In dit rapport is aangenomen dat dierlijke meststoffen, digestaat en NPK-meststoffen gebruikt worden op basis van hun aandeel fosfaat. Overige meststoffen zijn gebruikt op basis van hun belangrijkste waardegevende bestanddeel als aanvulling op de fosfaatgift via dierlijke mest. Compost en

zuiveringsslib zijn gebruikt op basis van het aandeel organische stof (herleid op productbasis). Kalkmeststoffen zijn op basis van hun zuur-neutraliserende waarde betrokken bij de berekeningen. In dit rapport worden balansen opgesteld voor de anorganische contaminanten Cd, Cr, Cu, Hg, Ni, Pb, Zn en As. Bij Cr betreft het daarbij Cr(III), informatie over Cr(VI)-gehalten is te schaars om daar betrouwbare berekeningen mee uit te (kunnen) voeren. Bovendien mag verondersteld worden dat Cr(VI) niet voorkomt in gangbare meststoffen, zeker niet in gehalten die tot problemen kunnen leiden.

2.2.2

Scenario’s

Naast de berekeningen van de historische ontwikkeling van de totale balans op landelijke schaal (feitelijke data 1991-2011) is een aantal scenario’s uitgewerkt die de gevolgen van een aantal beleidswijzigingen op de aanvoer van metalen naar de bodem kwantificeren.

Dit betreft als eerste een scenario dat de gevolgen van de wijziging van de gebruiksnormen voor 2017 t.o.v. referentiejaar 2011 kwantificeert. Daarbij zijn voor de gehalten (samenstelling in termen van zowel nutriënten als metalen) in de gebruikte meststoffen steeds dezelfde waarden gebruikt, omdat voor de periode 1991-2011 niet in publiektoegankelijke bronnen te achterhalen is in welke mate de gehalten aan contaminanten in de hier gebruikte meststoffen in de genoemde periode zijn veranderd. Daarnaast zijn op basis van de huidige (2011) aanvoer drie aanvullende (landelijke) scenario’s uitgewerkt die de effecten van een aantal (deels huidige, deels voorgestelde) wijzigingen in de toegestane gehalten aan contaminanten in meststoffen berekend:

• ‘NL-norm’ waarbij de samenstelling van de gebruikte meststoffen in de regionale en perceelbalans conform de huidige norm voor nationale meststoffen wordt gehanteerd, d.w.z. de gehalten aan contaminanten in nationale meststoffen en bodemverbeterende middelen liggen op het niveau van de huidige maximaal toegelaten norm in NL. Voor minerale meststoffen die het EG-label voeren, gelden geen normen voor zware metalen. Deze meststoffen volgen qua belasting dezelfde grondslag als de berekende nationale balans.

• ‘CEP 2016’ waarbij de samenstelling van de meststoffen gelijk gesteld wordt aan de voorgestelde eisen in het huidige commissievoorstel. Voor Cd maken we daarbij nog onderscheid in een drietal aparte scenario’s, nl. die gebaseerd op de voorgestelde grenswaarden van 20, 40 en 60 mg Cd/kg P2O5.

• ‘CEP 2016 VWB’ waarbij VWB staat voor ‘verlaagde waardegevende bestanddelen’. Naast voorstellen voor toegestane gehalten aan contaminanten in meststoffen en bodem-verbeterende middelen bevat CEP 2016 ook voorstellen t.a.v. de minimale eisen voor nutriënten. In dit scenario wordt daarom verondersteld dat de gebruikte meststoffen zowel op het niveau van de norm (conform

scenario 3) liggen waarbij tevens het minimale gehalte aan waardegevende bestanddelen wordt gehanteerd. Dit is daarmee een realistisch worstcasescenario.

Om de uitkomsten van deze drie scenario’s te evalueren, is als referentie de situatie in 2011 gegeven die aangeduid wordt als het Business as Usual (BaU)-scenario, in de resultaten aangeduid als

scenario 1. In dit BaU-scenario is de aanvoer van nutriënten conform de data uit 2011 zowel wat betreft de keuze van meststoffen als de samenstelling van de gebruikte meststoffen.

In deze scenario’s ontbreekt een differentiatie naar op regio en landgebruik afgestemd meststoffengebruik. Effecten van nieuw ingezet mestbeleid (verplichting mestverwerking) zijn eveneens niet berekend. Evenmin is rekening gehouden met een interne cyclus van contaminanten door mestgebruik op graasveehouderij bedrijven. D.w.z. dat effecten van mogelijk recirculeren van contaminanten op een landbouwperceel (grasland) door met name grondinname door het dier, niet betrokken zijn in dit rapport.

Voor de regionale en perceelbalans zijn de volgende vier scenario’s onderscheiden (op hoofdlijn gelijk aan de eerdergenoemde scenario’s op landelijke schaal maar berekend met behulp van een regionaal werkend model:

1. ‘Business as usual’ (BaU), waarbij de aanvoer van nutriënten gelijk blijft zowel wat betreft keuze van meststoffen als samenstelling van gebruikte meststoffen.

2. ‘NL_norm’, waarbij de samenstelling van de gebruikte meststoffen in de regionale en

perceelbalans conform de huidige norm wordt gehanteerd, d.w.z. de gehalten aan contaminanten in meststoffen en bodemverbeterende middelen liggen op het niveau van de huidige norm in NL. 3. ‘CEP 2016’, waarbij de samenstelling van de meststoffen gelijk gesteld wordt aan de voorgestelde

eisen in het huidige commissievoorstel. Voor Cd maken we daarbij nog onderscheid in een drietal aparte scenario’s, nl. die gebaseerd op de voorgestelde grenswaarden van 20, 40 en 60 mg Cd/kg P2O5.

4. ‘CEP 2016 VWB’, waarbij VWB staat voor verlaagde waardegevende bestanddelen. Naast voorstellen voor toegestane gehalten aan contaminanten in meststoffen en bodemverbeterende middelen bevat CEP 2016 ook voorstellen t.a.v. de minimale eisen voor nutriënten. In dit scenario wordt daarom verondersteld dat de gebruikte meststoffen zowel op het niveau van de norm (conform scenario 3) liggen als het minimale gehalte aan waardegevende bestanddelen wordt gehanteerd. Dit is daarmee een realistisch worstcasescenario.

3

Vrachtbenadering: indicatieve