• No results found

maximumeis voor Cu en Zn?

6.6 Beantwoording van de vragen, stand van zaken

Dit rapport geeft een beeld van de ontwikkelingen in het kader van de revisie van de EU Verordening 2003/2003 rond normering van contaminanten in meststoffen in samenhang met ontwikkelingen bij het Nederlandse mestbeleid op wijzigingen van de metaalbelasting van de Nederlandse bodem. De huidige stand van zaken leidt tot de volgende antwoorden op gestelde vragen (hoofdstuk 1).

1. Leidt de invoering van EU-verordening 2003/2003 of de voorstellen daartoe tot een toename van de vracht aan zware metalen naar de bodem en zo ja, heeft dit effect op de genoemde

beschermingsdoelen (productkwaliteit, bodem, water)?

Ja, invoering van CEP 2016 leidt voor de hier beschouwde metalen tot een toename van de vracht. Aspecten hierbij zijn:

(a) Invoering van de voorstellen volgens CEP 2016 leidt tot een toename van de vracht aan zware metalen naar de Nederlandse bodem. Het is aannemelijk dat met name metalen als Cd en Ni een effect hebben op de beschermingsdoelen als productkwaliteit, bodem- en waterkwaliteit. Daarbij moet opgemerkt worden dat dit effect vooral zal optreden indien de eisen ten aanzien van de verlaagde waardegevende bestanddelen van kracht worden en de samenstelling van meststoffen

dienovereenkomstig zal wijzigen. In dat geval zijn er zeker effecten op gewaskwaliteit (i.e.

normoverschrijding) voor Cd (in groente en tarwe) te verwachten. In alle gevallen is er bij invoering van CEP 2016 sprake van een duidelijke toename van de vracht naar de bodem voor de hier

beschouwde metalen.

(b) Deze (berekende) toename van de vracht zal echter niet, althans niet binnen een termijn van 50 jaar, leiden tot grootschalige effecten op de gewaskwaliteit en/of diergezondheid.

(c) Wel is er sprake van een duidelijke trendbreuk in die zin dat voor een aantal metalen, met name Cd, een positieve balans zal ontstaan daar waar die nu neutraal is. Het bereiken van een stand-still (neutrale balans) is bij invoering van CEP 2016 daarom zeer onwaarschijnlijk.

(d) Voor Cu en Zn geldt dat de CEP 2016 slechts in beperkte mate leidt tot een toename van de vracht, omdat deze vracht gedomineerd wordt door de aanwending van dierlijke mest (en deze niet gereguleerd wordt door CEP 2016). Daar tegenover staat dat de huidige vracht al van dien aard is dat er nog steeds sprake is van een duidelijk positieve balans, zeker voor Cu en regionaal ook voor Zn, die op langere termijn leidt tot grootschalige overschrijding van de LAC-waarde (voor Cu) in geval van grasland en regionaal ook bouwland. Tevens zal een continuering van de hoge vracht aan Cu en Zn leiden tot een verdere toename van de uitspoeling naar grond- en oppervlaktewater, wat in

toenemende mate leidt tot normoverschrijding (ecologie) in oppervlaktewater van beide metalen volgens de normen van de KRW.

Wel is het zo dat het gehanteerde scenario gebaseerd op een nationale bodembalans specificering vraagt om effecten van verschillen tussen regionale en/of bedrijfsspecifieke bodembalansen op landelijke schaal te verdisconteren. Deze aanpassing is nog niet uitgevoerd.

2. Beperkt de herziening van EU-verordening 2003/2003 het gebruik van nieuwe reststromen in de landbouw daar waar het afval- en reststoffen betreft die potentieel toegepast kunnen worden (onder meer co-vergiste mest en digestaat van vergisting zonder dierlijke mest)? Dit laatste ook in het kader van de bestaande NL-wetgeving inzake de aanvoer van ongewenste stoffen naar de bodem zoals nu gereguleerd in de Mestwet.

Nee, de herziening van de EU verordening 2003/2003 zal juist het gebruik van nieuwe reststromen in de landbouw stimuleren. Nieuwe reststromen zullen in het kader van EoW eerder als secundaire grondstof aangemerkt worden. Ten opzichte van de Nederlandse samenstellingseisen zullen de nieuwe samenstellingseisen van de EU voor meststoffen ruimhartiger zijn. Door deze ruimhartigere

samenstellingseisen voor deze secundaire grondstoffen en de toename van hun gebruik wordt verwacht dat deze aanvoer van ongewenste stoffen naar de bodem zal toenemen. Afval- en

reststoffen die nu niet in bijlage Aa van de uitvoeringsregeling meststoffenwet staan i.v.m. hun belasting met zware metalen, zullen in de toekomst eerder in aanmerking komen voor

landbouwkundig gebruik als meststof. Dit raakt het gebruik als meststof, het gebruik als grondstof voor meststofproductie en het gebruik als co-vergistingsmateriaal. De toename van de belasting van de bodem is nog niet goed in te schatten door ontbrekende gegevens over volume en

toepassingsgebied. Afval- en reststromen die in aanmerking komen voor hergebruik krijgen specifieke gebruiksfuncties. Het is niet verantwoord om hun effecten via een nationale bodembalans vast te stellen. Regiospecifieke scenario’s zijn daarvoor passender.

3. Wat is de consequentie van de voorstellen voor het huidige en toekomstige gebruik van meststoffen en de daaruit voortvloeiende belasting van de bodem? Legt dit beperkingen op aan het gebruik op basis van de voorgestelde maximaal toegestane gehalten?

De consequentie van de voorstellen voor het huidige gebruik zijn gekwantificeerd in hoofdstuk 3, 4 en 5 op landelijke, regionale en bedrijfsschaal. Het is niet aannemelijk dat de voorstellen van de COM zullen leiden tot een wezenlijk andere samenstelling van dierlijke mest, omdat regelgeving in het kader van voedselveiligheid (veevoer) prevaleert. Desalniettemin is het aannemelijk dat

vrijhandelsverkeer zal leiden tot minerale meststoffen, (overige) organische meststoffen,

kalkmeststoffen en bodemverbeterende middelen die zwaarder met zware metalen zijn belast dan nu in Nederland is toegestaan. De geschatte toename van de vracht varieert tussen 2 en 6 ton per jaar ten opzichte van de vracht in 2011 (Tabel 3.6). Met name de toenames bij Cd, kwik en Pb vragen aandacht. Het is denkbaar dat de toenames bij Cd, Hg en Pb zullen leiden tot een beperking aan het gebruik van genoemde meststoffen inclusief afval- en reststoffen die als meststof vrij verhandeld mogen worden.

4. Wat is de consequentie van de veranderde (toe- dan wel afname) aanwending van organische restromen in de landbouw op de vracht van organische stof naar de bodem en het gehalte aan organische stof in de bodem?

7

Effectbeoordeling van het voorstel