• No results found

Gebruikers doorschuiven stakingswinst

In document UvA-DARE (Digital Academic Repository) (pagina 74-78)

Data van de Belastingdienst

De mate van gebruik van de doorschuifregelingen kan in kaart worden gebracht op basis van aan-gifte van de Belastingdienst. Op het aanaan-gifteformulier kunnen de volgende vier verschillende door-schuifregelingen worden aangegeven bij de overdracht van een onderneming:

1. (een deel van) de onderneming (ruisend) is ingebracht in een BV/NV;

2. (een deel van) de onderneming is geruisloos overgedragen aan een medeondernemer of werk-nemer;

3. (een deel van) de onderneming is doorgeschoven in verband met overlijden of ontbinding huwelijk;

4. de onderneming is geruisloos ingebracht in een BV/NV.

Hierbij is het verschil tussen nummer 1 en 4 dat bij de ruisende inbreng de stakingswinst gereali-seerd wordt en er hierdoor een acute inkomstenbelastingclaim is. Hiervan mag de stakingsaftrek afgetrokken worden. Bij nummer 4 gaat de belasting over stakingswinst als latente claim over naar de BV/NV en op de aandelen.

De mate van gebruik van deze vier doorschuifregelingen is weergegeven in Figuur 5.16. Hieruit valt af te lezen dat er vooral gebruikgemaakt wordt van de doorschuifregeling bij inbreng in een BV of NV en bij overdracht aan een werknemer of een medeondernemer.

35%

19%

0%

45%

Uit persoonlijke financiële middelen

Uit de reserves of andere financiële middelen van verkregen onderneming Ik heb een deel van de onderneming verkocht

Daar heb ik krediet voor aangevraagd bij een kredietverstrekker

60 HOOFDSTUK 5

Iemand die een onderneming verkrijgt bij overlijden of als werknemer kan deze vervolgens direct inbrengen in een BV/NV. Er kan daarom sprake zijn van dubbeltelling in deze laatste categorie.

Uit de enquête volgt dat 10,2 procent van de nieuwe eigenaren de onderneming na verkrijging direct heeft ingebracht in een BV of NV (n=430).

Figuur 5.16 In de periode 2008-2012 is het meest gebruikgemaakt van het geruisloos overdragen van (een deel van) de onderneming naar een medeondernemer of werknemer

Bron: SEO Economisch Onderzoek (2014), op basis van data van de Belastingdienst.

Figuur 5.17 laat de verdeling van overdrachten naar geboortejaar van de overdragende ondernemer zien. Hierin is te zien dat de piek van het gebruik van de regeling bij doorschuiven naar een werk-nemer of medeonderwerk-nemer en bij doorschuiven na overlijden of ontbinding van een huwelijk on-geveer rond de pensioenleeftijd ligt, terwijl het gebruik bij inbreng in een BV of NV op jongere leeftijd relatief groter is.

1

1 1

1

1 2

2 2 2

2

3 3 3 3

3

4 4 4

4

4

0 500 1000 1500 2000 2500 3000 3500 4000 4500

2008 2009 2010 2011 2012

Aantal keer gebruik

1. Ruisende inbreng BV/NV 2. Doorschuiven naar werknemer 3. Doorschuiven bij overlijden 4. Geruisloze inbreng BV/NV

SEO ECONOMISCH ONDERZOEK

GEBRUIK VAN DE FISCALE REGELINGEN 61

Figuur 5.17 Verdeling van het aantal overdrachten naar geboortejaar van de ondernemer.

Bron: SEO Economisch Onderzoek (2014), op basis van data van de Belastingdienst.

Het gebruik van de doorschuifregeling kan worden gekoppeld aan de sector, jaaromzet, jaarwinst en vermogensstructuur van een bedrijf (eigen vermogen/totaal vermogen). In totaal zijn er 39.113 waarnemingen voor het gebruik van de doorschuifregelingen, waarvoor er in bijna alle gevallen gegevens aanwezig zijn over de winst en de vermogensstructuur. De beschikbaarheid van de gege-vens luidt als volgt:

Ten minste 1 waarneming jaaromzet: 17.299 (44,2 procent)

Ten minste 1 waarneming winst: 38.893 (99,4 procent)

Ten minste 1 waarneming EV/TV: 38.883 (99,4 procent)

Ongeveer 80 procent van de jaarwinstreeksen begint in 2007. Meer dan de helft daarvan loopt door tot 2011 of 2012. Gemiddeld bestaat een jaarwinstreeks uit 4 jaar. In de meeste gevallen loopt de winstreeks door tot het moment van doorschuiven zodat in de regel geen gegevens over de omzet en winst na overdracht aanwezig zijn. In sommige gevallen loopt de reeks echter wel door na over-dracht. Bij 3,2 procent van de waarnemingen is er een gebroken winstreeks en bij 0,6 procent he-lemaal geen winstgegevens aanwezig.

Gegevens over de omzet zijn beschikbaar vanaf 2004. Van de bedrijven waarvan een omzetreeks aanwezig is, bestaat deze reeks gemiddeld uit 4,7 jaar. Voor de vermogensstructuur is dit 4,5 jaar.

De jaarwinsten van de bedrijven in de dataset zijn weergegeven in Figuur 5.18.

0 500 1000 1500 2000 2500 3000 3500 4000 4500 5000

inbreng BV/NV Doorschuiven naar werknemer

Doorschuiven na overlijden geruisloze inbreng BV/NV

62 HOOFDSTUK 5

Figuur 5.18 Het grootste deel van de jaarwinsten bevindt zich tussen de € 10.000 en de € 200.000

Bron: SEO Economisch Onderzoek (2014), op basis van data van de Belastingdienst.

Enquêteresultaten

In de enquête is gevraagd naar het gebruik van één van de doorschuifregelingen stakingswinst voor drie groepen; respondenten die een IB-onderneming erven, respondenten die als werknemer een IB-onderneming kopen en respondenten die een IB-onderneming waar zij reeds werkzaam waren als schenking krijgen. Uit de enquêteresultaten blijkt dat bijna de helft van de nieuwe eigenaren van de IB-onderneming reeds minstens drie jaar voorafgaand aan de overdracht bij de onderneming in dienst was (49,7 procent) (n=394).

Van de IB-ondernemingen die via verkoop overgingen, was ongeveer 48 procent van de kopers voorafgaand aan de overdracht minstens 3 jaar werknemer van de onderneming (n=346). Van deze 48 procent was weer 58 procent een familielid. Dit betekent dat de meerderheid van de verkrijgers van IB-ondernemingen die via verkoop werden overgedragen (52 procent) geen werknemer bij dat bedrijf waren voorafgaand aan de overdracht. Al deze niet-werknemers waren ook geen familielid van de overdrager en kwalificeren daarmee als externe derden.

Van de genoemde groepen heeft 50 procent van de erfgenamen gebruikgemaakt van de regeling doorschuiven stakingswinst na overlijden (n=36), 35,2 procent van de kopende werknemers (n=165) van de regeling doorschuiven naar werknemer en 35 procent van de werknemers die de onderneming als schenking ontvangen (n=31).

De meeste respondenten die geen gebruik maakten van een doorschuifregeling geven aan dat de belangrijkste reden hiervoor is dat er geen sprake was van stakingswinst of vervreemdingsvoordeel (en daarmee geen belastingschuld) (zie Tabel 5.4). Andere belangrijke redenen zijn dat men niet voldeed aan de voorwaarden van gebruik van de regeling en dat men niet op de hoogte was van de mogelijkheden om er gebruik van te maken. Bij 39 procent van de respondenten is geen van de vijf stellingen uit de tabel een reden om geen gebruik te maken van de regeling.

0 2000 4000 6000 8000 10000 12000

2007 2008 2009 2010 2011 2012

SEO ECONOMISCH ONDERZOEK

GEBRUIK VAN DE FISCALE REGELINGEN 63

Tabel 5.4 Diverse redenen om als IB-ondernemer of ab-houder geen gebruik te maken van één van de doorschuifregelingen (elke rij heeft 164 observaties)

Dit was de Er was geen sprake van stakingswinst (bij

een IB−onderneming) of

vervreemdingsvoor-deel (bij ab-houder) 22,6% 9,1% 68,3%

Ik was niet op de hoogte van de

mogelijkhe-den om hiervan gebruik te maken 14,0% 9,8% 76,2%

Ik was tijdens de overdracht voornemens de onderneming op korte termijn te staken/te

verkopen 1,8% 4,3% 93,9%

Het was fiscaal voordeliger om geen gebruik

te maken van de regeling 9,1% 12,2% 78,7%

De onderneming, de oorspronkelijke onder-nemer of ikzelf voldeed niet aan de

voor-waarden 18,9% 10,4% 70,7%

Bron: SEO Economisch Onderzoek (2014).

Gevraagd is of de belasting over de stakingswinst invloed had op de koopsom. Hierbij is het ver-schil tussen gebruikers en niet-gebruikers van de doorschuifregeling naar werknemer interessant.

13,8 procent van de werknemers die een IB-onderneming kochten en de belastingclaim als latente claim kregen doorgeschoven, gaven aan dat de belasting invloed had op de koopsom. Van de werk-nemers die bij het kopen van een onderneming geen gebruikmaakten van de doorschuifregeling, gaf 1,9 procent aan dat de belasting over de stakingswinst van invloed was op de koopsom. Een relatief grote groep respondenten gaf aan dat ze niet wisten of het van invloed op de koopsom was (n=431).

In document UvA-DARE (Digital Academic Repository) (pagina 74-78)