• No results found

Gebruik van buurtvoorzieningen door de respondenten

In document 1.1 Activering van allochtone vrouwen (pagina 109-115)

Gevoel van veiligheid in de wijk

7.2 Gebruik van buurtvoorzieningen door de respondenten

In het algemeen kunnen we stellen dat de respondenten hoofdzakelijk gebruik-maken van voorzieningen die in hun wijk liggen. Het gaat om buurtgebonden voorzieningen als (basis)onderwijs, buitenschoolse opvang, eerstelijns gezond-heidsvoorzieningen, jeugd- en jongerenwerk en welzijnsvoorzieningen. Organisa-ties en voorzieningen die buiten de wijk worden bezocht, zijn vooral kerken en moskeeën, en in mindere mate onderwijs- en sportvoorzieningen. Hieronder volgt een overzicht van de voorzieningen waarvan de respondenten in het onderzoek gebruikmaken, zowel binnen als buiten de eigen wijk.

* de categorie Niet van toepassing / geen mening is vanwege de lage score weggelaten

** M = Marokkaans, T = Turks, S = Surinaams, A= Antilliaans, K = Kaapverdiaans, A= anders

*** A = Afrikaanderwijk, O = Oude Noorden, P = Pendrecht, S = Schiebroek-Zuid

Vrouwen afkomstig uit de Nederlandse Antillen/Aruba hebben het vaakst contact met onderwijsinstellingen in de wijk (de helft). Overigens worden zij op de voet gevolgd door de Marokkaanse en Turkse vrouwen en vrouwen uit een ander herkomstland. Met andere woorden, de spreiding naar etniciteit is niet groot. De Kaapverdiaanse vrouwen hebben minder contacten met onderwijsinstellingen in de wijk: drie op de tien. De meeste vrouwen die contact hebben met onderwijs-instellingen, hebben deze op het niveau van de eigen wijk; Marokkaanse vrouwen en vrouwen uit een ander herkomstland maken het meest gebruik van onderwijs-instellingen buiten de wijk. In het onderzoek is niet nagegaan of het onderwijsin-stellingen voor de kinderen of voor henzelf betreft. De hoge mate van contact

met onderwijsinstellingen buiten de wijk van vrouwen met een andere herkomst, is echter een indicatie dat deze vrouwen zelf (buiten de wijk) onderwijs volgen.

Turkse en Kaapverdiaanse vrouwen maken zeer weinig gebruik van buitenschool-se opvang. Dit is gezien de (hogere) leeftijd van de Kaapverdiaanbuitenschool-se vrouwen en de geringe arbeidsparticipatie van Turkse vrouwen niet verwonderlijk. Opvallend is dat de Marokkaanse vrouwen, ondanks hun geringe arbeidsparticipatie, méér gebruikmaken van buitenschoolse opvang: ruim een op de tien Marokkaanse en Surinaamse vrouwen maakt gebruik van buitenschoolse opvang. Dit geldt voor drie op de tien vrouwen uit een ander herkomstland. Antilliaanse vrouwen zijn met vier op de tien de grootste afnemers van buitenschoolse opvang. Verreweg de meeste buitenschoolse opvang wordt gevonden in de eigen wijk. Antilliaanse vrouwen en vrouwen uit een ander herkomstland hebben het vaakst relaties met buitenschoolse opvangfaciliteiten buiten de wijk, namelijk in ongeveer een op de tien gevallen.

Met gezondheidszorgvoorzieningen hebben bijna alle vrouwen contact (ongeveer 95%). Negentig procent van de contacten vindt plaats in de eigen wijk. Er is nauwelijks sprake van spreiding naar etniciteit. We kunnen hieruit concluderen dat gezondheidszorgvoorzieningen een basisvoorziening vormen, waarnaar de respondenten hun weg goed weten te vinden.

Ruim een kwart van de vrouwen heeft contacten met het jeugd- en jongerenwerk in de eigen wijk. Hoewel de spreiding naar etniciteit niet groot is, kan worden opgemerkt dat Turkse, Antilliaanse en Kaapverdiaanse vrouwen iets vaker contacten hebben met het jeugd- en jongerenwerk in hun eigen buurt dan de overige groepen. De Antilliaanse vrouwen hebben (daarnaast) het vaakst contact met jeugd- en jongerenwerk buiten de eigen wijk (een kleine 15% tegenover ongeveer 5% bij de andere groepen vrouwen).

Religieuze organisaties worden door ruim twee derde van alle vrouwen bezocht.

Marokkaanse en Turkse vrouwen hebben het vaakst een relatie met een religieu-ze organisatie (acht op de tien); de vrouwen afkomstig uit een ander herkomst-land het minst vaak, hoewel ook van hen nog altijd zes op de tien banden heeft met een religieuze instelling. Wel zijn er verschillen tussen het gebruik van religieuze voorzieningen in de wijk en buiten de wijk. Deze verschillen zijn grotendeels te verklaren doordat er niet altijd religieuze voorzieningen van de eigen gezindte in de wijk aanwezig zijn. De Turkse vrouwen gaan veel vaker naar een moskee in de eigen wijk: 66% geeft aan dit te doen. Dit komt doordat in zowel de Afrikaanderwijk als in het Oude Noorden, waar veel Turkse responden-ten wonen, een Turkse moskee aanwezig is. De Marokkaanse (46%) en Kaapverdi-aanse (60%) vrouwen brengen vaker een bezoek aan een religieuze organisatie buiten de wijk. Bij de Surinaamse en Antilliaanse vrouwen en de vrouwen uit een ander herkomstland zijn de verschillen naar bezoek van religieuze instellingen in en buiten de wijk klein.

Van sportfaciliteiten in de eigen wijk wordt door gemiddeld 10% van de vrouwen gebruikgemaakt. Surinaamse vrouwen en vrouwen uit een ander herkomstland maken iets vaker dan gemiddeld gebruik van sportfaciliteiten in de eigen wijk, Marokkaanse en Antilliaanse vrouwen iets minder. Dit hoeft niet te betekenen dat laatstgenoemden minder sporten: Antilliaanse vrouwen hebben juist het vaakst contact met sportvoorzieningen buiten de eigen wijk (ongeveer twee op de tien).

Voorzieningen op het gebied van muziek en cultuur binnen en buiten de eigen wijk worden vooral door Antilliaanse en Surinaamse vrouwen bezocht. Daarbij valt op dat Antilliaanse vrouwen het aanbod aan muziek en cultuur vrijwel volledig buiten de eigen wijk vinden, terwijl de Surinaamse vrouwen zowel binnen als buiten de wijk van deze voorzieningen gebruik (kunnen) maken. De overige groepen maken vrijwel geen gebruik van muziek- en cultuurvoorzieningen (ongeveer een op de twintig).

Zelforganisaties worden niet druk bezocht door Marokkaanse en Turkse vrouwen en vrouwen uit een ander herkomstland (minder dan een op de tien). Twee op de tien Surinaamse en Kaapverdiaanse vrouwen hebben wel contacten met een of meerdere zelforganisaties. In tegenstelling tot de Kaapverdiaanse vrouwen hoeven de Surinaamse vrouwen hiervoor niet de wijk uit. Voor vrouwen uit de Nederlandse Antillen blijkt de zelforganisatie een belangrijke ontmoetingsplek.

Meer dan 40% geeft aan hier gebruik van te maken; een kwart van hen gaat hiervoor de wijk uit.

Gemiddeld maken ongeveer drie op de tien vrouwen gebruik van welzijnsvoor-zieningen in de eigen wijk. Ook op dit gebied zijn Antilliaanse vrouwen de grootste afnemers (bijna de helft), op afstand gevolgd door de Surinaamse, Marokkaanse en Turkse vrouwen (gemiddeld rond de drie op de tien). Vrouwen uit een ander herkomstland maken het minst gebruik van welzijnsvoorzieningen.

Overigens maken twee op de tien Kaapverdiaanse en Antilliaanse vrouwen (daarnaast) gebruik van welzijnsvoorzieningen buiten de eigen wijk. De vrouwen uit de andere groepen doen dit veel minder.

In het interview bestond de mogelijkheid om naar gebruik van overige voorzie-ningen in de wijk te verwijzen. Gemiddeld heeft ongeveer een derde van de vrouwen aangegeven van overige voorzieningen gebruik te maken. In het grote merendeel van de gevallen betreft het de bibliotheek.

In onderstaande figuur is aangegeven hoe het gebruik van voorzieningen per wijk is. Zoals we eerder in deze paragraaf opmerkten, is het lastig om uit verschillen per wijk conclusies te trekken over de mate waarin de respondenten de

instellingen weten te vinden en vice versa. Dit komt doordat in sommige wijken (de Afrikaanderwijk en het Oude Noorden) simpelweg meer (verschillende) voorzieningen aanwezig zijn dan in de andere wijken.

7.3 Samenvattend

In dit hoofdstuk is eerst gekeken naar de waardering van de buurt door de respondenten in het onderzoek. Een meerderheid van de vrouwen is tevreden over bijna alle aspecten van de buurt, zoals de eigen woning, de openbare ruimte, openbaar vervoer, de winkels, de sfeer in de straat en in de wijk en de wijkbewoners. Over het algemeen zijn de vrouwen overigens iets tevredener over fysieke kenmerken van hun wijk (zoals de openbare ruimte) dan over de sociale kenmerken (zoals sfeer in de wijk). Het meest ontevreden is men over de veiligheidssituatie in de wijk: zes op de tien vrouwen zijn hierover ontevreden.

Dit geldt het sterkst voor de bewoners van het Oude Noorden en Pendrecht.

Als we kijken naar de etnische groepen in de onderzoeksgroep, dan zien we geen grote verschillen. Alleen de Marokkaanse vrouwen zijn op bijna alle punten ontevredener dan de andere vrouwen uit de onderzoeksgroep.

Vervolgens is gekeken naar het gebruik van voorzieningen. De vrouwen in het onderzoek maken voornamelijk gebruik van voorzieningen in de eigen wijk, behalve als deze voorzieningen in de eigen wijk niet aanwezig zijn. Het vaakst gaat het dan om religieuze voorzieningen. Gezondheidszorgvoorzieningen zijn in elke wijk aanwezig en vormen een basisvoorziening, waar dan ook negen op de tien vrouwen gebruik van maken in de eigen wijk. Ongeveer een derde van de vrouwen heeft contact met onderwijsinstellingen, jeugd- en jongerenwerk,

Gebruik voorzieningen in de wijk

100

welzijnswerk, religieuze instellingen en overige voorzieningen in de eigen wijk.

De respondenten maken aanmerkelijk minder gebruik van buitenschoolse opvang, sportvoorzieningen, muziek- en cultuurorganisaties en zelforganisaties in de eigen wijk.

Als we kijken naar de afzonderlijke etnische groepen, dan blijkt dat het gebruik van voorzieningen in en buiten de wijk sterk samenhangt met hun achtergrond-kenmerken. In groepen met veel inwonende kinderen (Turkse, Marokkaanse en Antilliaanse vrouwen) wordt veel gebruikgemaakt van onderwijsvoorzieningen.

Als het over voorzieningen binnen de eigen wijk gaat, is ook het aanbod in de betreffende wijk van belang. Als een religieuze organisatie van de eigen gezindte in de wijk ontbreekt, dan wordt deze vaak buiten de eigen wijk bezocht.

Een opvallend gegeven is wel dat de Antilliaanse vrouwen in ons onderzoek er bij bijna alle voorzieningen uitspringen, in de zin dat zij een hoger dan gemiddeld gebruik rapporteren. Een gedeeltelijke verklaring voor dit hogere gebruik is wellicht hun gemiddeld betere beheersing van de Nederlandse taal.

Verwey-Jonker Instituut

In document 1.1 Activering van allochtone vrouwen (pagina 109-115)