• No results found

Algemene regels bij het zelf meten van de bloeddruk

• Om een zo zinvol mogelijk profiel te genereren over de ontwikkeling van uw bloeddruk en om de vergelijkbaarheid van de gemeten waarden te garanderen, moet u uw bloed-druk regelmatig en altijd op dezelfde tijdstippen van de dag meten. Het wordt daarbij aanbevolen de bloeddruk twee keer per dag te meten: een keer in de ochtend nadat u bent opgestaan en een keer in de avond.

• De meting moet altijd in fysieke rusttoestand uitgevoerd worden. Vermijd daarom metingen op stressvolle momenten.

• Ten minste 30 minuten voor de meting mag u niet eten, drinken of roken en geen lichamelijke inspanningen verrichten.

• Rust voorafgaand aan de eerste bloeddrukmeting altijd 5 mi-nuten uit!

• Als u vervolgens nog meer metingen na elkaar wilt uitvoeren, moet tussen de afzonderlijke metingen telkens minstens 1 minuut rust worden gehouden.

• Herhaal de meting wanneer u twijfelt over de gemeten waarden.

Manchet aanbrengen

• De bloeddruk kan in principe aan beide armen gemeten worden. Bepaalde afwijkingen tussen de gemeten bloeddruk aan de rechter- en linkerarm zijn fysiologisch en volkomen normaal. U dient de meting altijd aan de arm met de hogere bloeddrukwaarden uit te voeren. Raadpleeg daarom eerst uw arts voordat u met de zelfmeting begint. Meet uw bloeddruk voortaan altijd aan dezelfde arm.

• Het apparaat mag alleen met een van de volgende manch-etten worden gebruikt. Deze moet afhankelijk van de omtrek van de bovenarm gekozen worden. Vóór de meting moet met behulp van onderstaande indexmarkering gecontroleerd worden of de manchet goed past.

Ref. No. Omschrijving Armomtrek 163.764* Universele manchet 24-40 cm * in de standaardleveringsomvang inbegrepen

11

• Breng de manchet om de ontblote bovenarm aan. De doorbloeding van de arm mag niet worden belemmerd, bijvoorbeeld door te strakke kledingstukken.

• De manchet moet zo om de bovenarm worden aangebracht dat de onderste rand 2 tot 3 cm boven de binnenkant van de elleboog en boven de slagader ligt. De slang wijst daarbij naar het midden van de handpalm.

• Steek het uitstekende uiteinde van de manchet door de metalen beugel, vouw eenmaal om en sluit de manchet met behulp van de klittenbandsluiting. De manchet moet strak, maar niet te strak, worden aangebracht. Er moeten nog twee vingers onder de gesloten man-chet passen.

• Deze manchet is geschikt voor u als de indexmarkering ( ) na het aanbrengen van de manchet binnen het OK-bereik ligt.

• Steek nu de manchetslang in de aansluiting voor de manchet stekker.

Juiste lichaamshouding aannemen

• Zorg ervoor dat u tijdens de bloed-drukmeting rechtop en comfortabel zit. Leun met uw rug tegen de stoel en leg uw arm op een ondergrond. Ga niet met gekruiste benen zitten, maar zet uw voeten naast elkaar plat op de grond.

• Let er in ieder geval op dat de manchet zich ter hoogte van het hart bevindt.

• Om een juist resultaat te verkrijgen, is het belangrijk dat u tijdens de meting rustig blijft en niet spreekt.

Bloeddrukmeting uitvoeren

Meting

• Om de bloeddrukmeter te starten, drukt u op de START/STOP-toets . Alle display-elementen worden kort weergegeven.

• Na ongeveer 3 seconden begint de bloeddrukmeter automatisch met de meting. Eerst wordt de manchet opgepompt.

U kunt de meting te allen tijde door middel van de toets START/STOP annuleren.

Meting

• Daarna wordt de luchtdruk in de manchet langzaam weer verlaagd. Nu start de meting. Zodra er een slag wordt herkend, wordt het symbool voor de pols-slag weergegeven.

• Bij een reeds waargenomen tendens in de richting van een hoge bloeddruk, kan het bij het verlagen van de luchtdruk gebeuren dat de manchet opnieuw tot een hoger drukniveau wordt opgepompt.

• Na afloop van de meting wordt de resterende luchtdruk snel verlaagd.

• De meetresultaten systolische druk, dias-tolische druk en polsslag worden weerge-geven. De weergave van de rustindicator boven het display brandt groen of rood, afhankelijk van de beoordeling van de hemodynamische stabiliteit.

• verschijnt als de meting niet juist kon worden uitgevoerd. Neem in dat geval het hoofdstuk “Wat te doen bij problemen” in acht.

• Selecteer nu het gewenste gebruikersgeheugen door op de geheugentoets M1 of M2 te drukken. Wanneer u geen gebruikersgeheugen kiest, wordt het meetresul-taat opgeslagen in het laatst gebruikte gebruikersge-heugen. Het betreffende symbool of wordt op het display weergegeven.

Meting

• Als de Bluetooth®-functie is geactiveerd, start na het bevestigen van de gebruikersselectie met de START/

STOP-toets de gegevensoverdracht naar de “beurer HealthManager”-app.

• Het Bluetooth®-symbool op het display knippert. Het apparaat probeert nu gedurende ongeveer 30 secon-den verbinding met de app te maken.

• Zodra er een verbinding tot stand is gebracht, stopt het Bluetooth®-symbool met knipperen. Alle meetge-gevens worden overgedragen naar de app. Nadat de gegevens zijn overgedragen, wordt het apparaat auto-matisch uitgeschakeld.

• Als er na 30 seconden geen verbinding met de app kan worden gemaakt, verdwijnt het Bluetooth®-symbool en wordt het apparaat na 3 minuten automatisch uitge-schakeld.

• Wanneer u vergeet het apparaat uit te schakelen, wordt het na ongeveer 3 minuten automatisch uitgeschakeld.

Ook in dit geval wordt de waarde in het geselecteerde of het laatst gebruikte gebruikersgeheugen opgesla-gen.

Overdracht van de meetwaarden via Bluetooth®

De meetwaarden kunnen lokaal op het apparaat worden weer-gegeven en opgeslagen, maar u kunt uw meetresultaten ook via Bluetooth® low energy technology naar uw smartphone overdragen.

13 Daarvoor hebt u de “beurer HealthManager”-app nodig. Deze kunt u gratis downloaden in de Apple App Store en de Google Play Store.

Systeemvereisten voor de “ beurer HealthManager”-app - iOS ≥ 10.0 / Android™ ≥ 5.0

- Bluetooth® ≥ 4.0

Lijst met compatibele apparaten:

Uit te voeren stappen bij het overdragen van de meetwaarden:

Stap 1: BM 77

Activeer de Bluetooth®-functie op uw apparaat zoals beschreven in het hoofdstuk “Uurweer-gave, datum, tijd en Bluetooth® instellen”.

Stap 2: “ beurer HealthManager”-app Voeg de BM 77 in de “beurer HealthManager”-app toe via “Instellingen/Apparaten” en volg de aanwijzingen op.

Stap 3: BM 77 Voer een meting uit.

Stap 4 BM 77:

(Overdracht van de gege-vens meteen na de meting):

als de Bluetooth®-functie is geactiveerd, worden de gegevens na het bevestigen van de gebruikersselectie met de START/STOP-toets

overgedragen.

Stap 4 BM 77:

(Overdracht van de gege-vens op een later tijdstip):

open de geheugenlaadmo-dus (zie “Meetwaarden ops-laan, opvragen en wissen”) van het gewenste gebru-ikersgeheugen. De gege-vensoverdracht start auto-matisch.

Neem ook de volgende aanwijzingen in acht:

• Zorg ervoor dat de “beurer HealthManager”-app op uw smart-phone altijd geactiveerd en geopend is als u de gegevensove-rdracht naar het apparaat start.

• Aan de hand van het Bluetooth®-symbool op het display kunt u zien dat de gegevensoverdracht wordt uitgevoerd.

• Om een storingsvrije overdracht te garanderen, adviseren wij u om eventueel de beschermhoes van uw smartphone te verwij-deren.

Overdracht van de meetwaarden via USB

Het is ook mogelijk om de gemeten waarden naar de computer over te dragen.

Daarvoor hebt u een in de handel verkrijgbare USB-kabel (meegeleverd) en de computersoftware “beurer HealthMana-ger” nodig. De software kunt u gratis downloaden in het down-loadgedeelte onder Service op www.beurer.com.

Systeemvereisten voor de computersoftware “ beurer HealthManager”

– vanaf Windows 8.1 – vanaf USB 2.0 (Type-A)

Uit te voeren stappen bij het overdragen van de meetwaarden:

• Sluit uw bloeddrukmeter met behulp van de meegeleverde USB-kabel op uw computer aan. Houd er rekening mee dat het tijdens een meting niet mogelijk is om de

gegevensoverdracht naar de computer te starten.

• Op de display wordt PCPC weergegeven.

Start het verzenden van de gegevens via de computersoft-ware “ beurer HealthManager”.

• Tijdens het verzenden van de gegevens wordt op de display een animatie weergegeven. Als het verzenden van de gegevens is gelukt, wordt dit zoals op afbeelding 1 weergegeven. Als het verzenden van de gegevens is mislukt, wordt een foutmelding zoals op afbeelding 2 weergegeven.

In dit geval onderbreekt u de verbinding met de computer en start u de gegevensoverdracht nogmaals.

• Als de bloeddrukmeter gedurende 30 seconden niet wordt gebruikt of als de communicatie met de computer wordt onderbroken, wordt de bloed-drukmeter automatisch uitgeschakeld.

Resultaten beoordelen

Algemene informatie over de bloeddruk

• De bloeddruk is de kracht waarmee de bloedstroom tegen de wanden van aders drukt. De arteriële bloeddruk verandert in de loop van een hartcyclus constant.

• De bloeddruk wordt altijd in de vorm van twee waarden weergegeven:

– De hoogste druk in de cyclisch wordt systolische druk gen-oemd. Deze ontstaat wanneer de hartspier zich samentrekt en het bloed daardoor in de bloedvaten wordt gedrukt.

– De laagste druk is de diastolische bloeddruk. Dit is de druk die aanwezig is wanneer de hartspier zich volledig uitgerekt heeft en het hart zich met bloed vult.

• Schommelingen in de bloeddruk zijn normaal. Zelfs bij een herhaalde meting kunnen er aanzienlijke verschillen tussen de gemeten waarden optreden. Eenmalige of onregelma-tige metingen geven daarom geen betrouwbare informatie over de werkelijke bloeddruk. Een betrouwbare beoordeling is alleen mogelijk als u regelmatig metingen uitvoert onder vergelijkbare omstandigheden.

Hartritmestoornissen

Dit apparaat kan tijdens de meting eventuele hartritmestoor-nissen identificeren. Indien dergelijke stoorhartritmestoor-nissen worden vast-gesteld, wordt dit na de meting met het symbool aange-geven. Dit kan wijzen op aritmie. Aritmie is een aandoening waarbij het hartritme abnormaal is als gevolg van fouten in het bio-elektrische systeem dat de hartslag stuurt. De symptomen (overslaand hart of voortijdige hartslagen, langzame of te snelle hartslag) kunnen onder meer het gevolg zijn van hartaandoe-Afb. 1

Afb. 2

15 ningen, ouderdom, lichamelijke aanleg, overmatig gebruik van genotmiddelen, stress of slaapgebrek. Aritmie kan uitsluitend worden vastgesteld door medisch onderzoek. Raadpleeg uw arts als het symbool vaak wordt weergegeven. Alleen hij kan aritmie detecteren tijdens zijn onderzoek.

Risico-indicator

De meetresultaten kunnen overeenkomstig de volgende tabel geclassificeerd en beoordeeld worden.

Deze standaardwaarden mogen echter uitsluitend worden op-gevat als algemene richtlijn, omdat de bloeddruk per persoon en ook per leeftijdsgroep enz. kan verschillen of afwijken.

Raadpleeg daarom regelmatig uw arts. Uw arts brengt u op de hoogte van uw persoonlijke waarden voor een normale bloeddruk en van de waarde vanaf wanneer de bloeddruk als gevaarlijk moet worden geclassificeerd.

Het staafdiagram op het display en de schaalverdeling op het apparaat geven aan binnen welk gebied de vastgestelde bloeddruk zich bevindt.

Als de systolische en diastolische waarden zich in twee ver-schillende gebieden bevinden (bijv. systolisch in het gebied

“hoog-normaal” en diastolisch in het gebied “normaal”), dan geeft de grafische classificatie op het apparaat altijd het hoogste gebied weer; in het beschreven voorbeeld is dat

“hoog-normaal”.

hypertonie Rood ≥ 180 ≥ 110 Raadpleeg een arts Niveau 2:

gemiddelde

hypertonie Oranje 160 – 179 100 – 109 Raadpleeg een arts Niveau 1:

lichte

hy-pertonie Geel 140 – 159 90 – 99 Regelmatige con-trole door een arts

Hoog-nor-maal Groen 130 – 139 85 – 89 Regelmatige con-trole door een arts Normaal Groen 120 – 129 80 – 84 Zelfcontrole Optimaal Groen < 120 < 80 Zelfcontrole Bron:

Rustindicator

Een van de meest voorkomende fouten bij het meten van de bloeddruk is dat er op het moment van de meting geen sprake is van voldoende rust in de bloedsomloop bij de gebruiker. In dit geval geven de gemeten systolische en diastolische blo-eddrukwaarde niet de rustbloeddruk weer, die wel nodig is voor de beoordeling van de gemeten waarden.

Deze bloeddrukmeter maakt gebruik van de geïntegreerde hemodynamische stabiliteitsdiagnostiek (HSD) om de hemo-dynamische stabiliteit van de gebruiker tijdens de bloeddruk-meting te meten. Op die manier kan de bloeddrukmeter aan-geven of de bloeddruk bij voldoende rust in de bloedsomloop is vastgesteld.

Rustindicator

brandt GROEN De gemeten bloeddrukwaarde is bij voldo-ende rust in de bloedsomloop vastgesteld en geeft vrij zeker de rustbloeddruk van de gebruiker weer.

Rustindicator

brandt ROOD Er zijn aanwijzingen voor onvoldoende rust in de bloedsomloop. De bloeddruk-waarden die in dit geval zijn gemeten, weerspiegelen in de regel niet de rust-bloeddruk. Daarom moet de meting na een lichamelijke en geestelijke rusttijd van minstens 5 minuten worden herhaald.

Rustindicator

brandt niet Tijdens de meting kon niet worden bepaald of er sprake was van voldoende rust in de bloedsomloop. Ook in dit geval moet de meting na een rustpauze van minstens 5 minuten worden herhaald.

Onvoldoende rust in de bloedsomloop kan verschillende oorza-ken hebben, zoals lichamelijke belasting, geestelijke inspanning of afleiding, praten of hartritmestoornissen tijdens de meting.

In de meeste gevallen biedt de HSD zeer goede informatie over de aanwezigheid van rust in de bloedsomloop bij een bloed-drukmeting.

Bepaalde patiënten met hartritmestoornissen of permanente geestelijke belasting kunnen echter ook langdurig hemody-namisch instabiel blijven, zelfs na meerdere rustperioden. De nauwkeurigheid van de vastgestelde rustbloeddruk is bij deze gebruikers beperkt.

De HSD heeft net als alle andere medische meetmethoden een beperkte nauwkeurigheid en kan in enkele gevallen onjuiste resultaten leveren. De gemeten bloeddrukwaarden waarbij vol-doende rust in de bloedsomloop is vastgesteld, zijn echter zeer betrouwbaar.

Meetwaarden laden en wissen

Gebruikersgeheugens

De resultaten van iedere succesvolle meting worden samen met de datum en de tijd opgeslagen. Bij meer dan 60 meetgegevens gaan iedere keer de oudste meetgege-vens verloren.

• Om de geheugenlaadmodus te openen, moet u de bloeddrukmeter eerst inschakelen. Druk daarvoor op de START/STOP-toets .

• Selecteer na de volledige weergave binnen 3 secon-den het gewenste gebruikersgeheugen ( / ) met de geheugentoets M1 of M2.

– Als u de gemeten gegevens voor gebruikersgeheugen wilt bekijken, drukt u op de geheugentoets M1.

– Als u de gemeten gegevens voor gebruikersgeheugen wilt bekijken, drukt u op de geheugentoets M2.

17

Gemiddelde waarden

Als Blue tooth® is geactiveerd (het symbool wordt op de display weergegeven), worden de meetgegevens automatisch verzonden.

Als u op de M1/M2-toets drukt, wordt het verzenden afgebroken en worden de gemiddelde waarden weerge-geven. Het symbool wordt niet meer weergeweerge-geven.

Als u gebruikersgeheugen1 hebt geselecteerd, moet geheugentoets M1 worden gebruikt.

Als u gebruikersgeheugen2 hebt geselecteerd, moet geheugentoets M2 worden gebruikt.

Op het display knippert AA.

De gemiddelde waarde van alle in dit gebrui-kersgeheugen opgeslagen meetwaarden wordt weergegeven.

• Druk op de betreffende geheugentoets (M1 of M2).

Op het display knippert AMAM.

De gemiddelde waarde van de ochtendmetin-gen van de laatste 7 daochtendmetin-gen wordt weergege-ven (ochtend: 5.00 uur – 9.00 uur).

• Druk op de betreffende geheugentoets (M1 of M2).

Op het display knippert PMPM.

De gemiddelde waarde van de avondmetin-gen van de laatste 7 daavondmetin-gen wordt weergege-ven (avond: 18.00 uur – 20.00 uur).

Individuele meetwaarden

• Als u de betreffende geheugentoets (M1 of M2) opnieuw indrukt, wordt op het display de laatste afzonderlijke meting weergege-ven (in dit voorbeeld meting 03).

• Als u de betreffende geheugentoets (M1 of M2) opnieuw indrukt, kunt u de afzonderlijke gemeten waarden bekijken.

• Druk op de START/STOP-toets om het apparaat weer uit te schakelen.

U kunt het menu te allen tijde verlaten door op de START/STOP-toets te drukken.

Meetwaarden wissen

• Om alle opgeslagen meetwaarden van een gebruiker te wissen, selecteert u de betreffende meetwaarden eerst zoals beschreven door op de geheugentoets M1/M2 te drukken.

• Op het display knippert AA, de gemiddelde waarde van alle opgeslagen meetwaarden van dit gebruikersge-heugen wordt weergegeven.

• Houd afhankelijk van het geselecteerde gebruikers-geheugen de gebruikers-geheugentoets M1 of M2 ongeveer 5 seconden ingedrukt.

• Op het display wordt CL 00 weergegeven.

Alle waarden van het huidige gebruikers-geheugen worden gewist.

Individuele meetwaarden wissen

Om afzonderlijke metingen van het betreffende gebrui-kersgeheugen te wissen, moet u eerst een gebruikersge-heugen selecteren.

• Start het laden van de individuele meetwaarden.

• Houd de geheugentoets M1 / M2 5 seconden inge-drukt (afhankelijk van in welk geheugen u zich bevindt).

• De geselecteerde waarde wordt gewist. Het apparaat geeft kort CL 00 weer.

• Herhaal het hierboven beschreven proces als u nog meer waarden wilt wissen.

U kunt het apparaat op elk moment uitschakelen door op de START/STOP-toets te drukken.