maken en achteraf hebben mijn vrienden mij verteld dat verschillende aanwezigen
hun afkeuring over mijn gedrag hadden geuit. Zij begrepen niet dat ik mij over een
negerin druk kon maken. Maar ik heb terstond geweten dat Little Esther het goddelijke
was in de dans en dat dat goddelijke bij haar zó lief en zó bekoorlijk tot uiting kwam
als ik nooit tevoren had gezien. Ik ben gelukkig, tevreden en verzoend met het bestaan
naar huis gegaan, ik heb die nacht de naakte beentjes van Little Esther op mijn hart
voelen trommelen, ik heb haar zien zweven en zwenken en ik werd de andere morgen
wakker
met een gevoel of mijn leven rijker was geworden. Ik vroeg mij toen af hoe het
mogelijk was dat de kleine kunstenares, een ster van de allereerste grootte, verzeild
was geraakt in een provinciestad, in een tweederangs variété. Ik kon mij haar
aanwezigheid niet verklaren en daarom ging ik na afloop van mijn werk naar het
café om bij de eigenaar informaties in te winnen. Het was weer een grijze, vale dag,
maar getroost liep ik door de straten, omdat in mij het goddelijke negerkind
voortdanste. De eigenaar van het café vertelde mij dat de manager van Little Esther
in onze stad enkele zaken moest regelen. Van dat verblijf had hij gebruik gemaakt
om Little Esther, die zojuist in Londen was opgetreden en over enkele dagen in de
Wintergarten te Berlijn zou dansen, te engageren. Hij zei, dat zij ondanks haar veertien
jaren reeds een ster was van betekenis, maar toch was het duidelijk dat hij Little
Esther's betekenis niet begreep en dat hij haar slechts had geëngageerd omdat de
omstandigheden het hem mogelijk maakten haar beneden haar kunnen te betalen.
Op mijn vraag waar het negerkind en de manager logeerden, kreeg ik het adres van
een klein hotelletje in de buurt van het café. Na het eten moest ik daar maar naar toe
gaan, dan zou ik beiden zeker treffen. Dat deed ik, ik liet mij aandienen door een
groezelige portier en stond onverwacht in een kleine slaapkamer tegenover een keurig
geklede, sympathieke neger, die de oom van Little Esther bleek te zijn. Little Esther
zelf was niet aanwezig, haar oom zei dat zij de stad was ingegaan en over een half
uurtje wel zou terugkomen. Hij vroeg mij wat ik van haar wilde en ik vertelde hoezeer
ik geroerd was door haar dansen en dat ik over haar wilde schrijven. De neger die
tot nu toe uiterst
rect en afgemeten was geweest, begon te ontdooien. Het was duidelijk dat Little
Esther zijn oogappel was en hij begon te vertellen van zijn tochten over het continent,
van al de successen die zijn kleine nicht al had geoogst. Hij bood mij sigaretten aan
en weldra waren wij in een geanimeerd gesprek gewikkeld. Opeens zag ik de neger
naar beneden duiken, onder het bed dat bijna de gehele ruimte van de kleine kamer
vulde. Hij kwam er onder uit met een geweldig groot boek dat hij voorzichtig
neerlegde op de beddesprei. Ik begreep terstond dat dat boek voor de neger iets heiligs
moest zijn en ik had mij daarin niet vergist. Het was vol kranteknipsels en portretten
van Little Esther, van haar eerste optreden te Chicago enkele jaren geleden, af. Ik
las enkele van die artikelen, bij het schijnsel van gaslicht over het boek gebogen. Ik
las woorden van bewondering, meestal geheel uiterlijk, maar soms ook dringend tot
het wezen van de lieve dansende Esther. Ik verwachtte dat zijzelf ieder ogenblik zou
binnenkomen, maar zij scheen zich te hebben verlaat. De neger stelde voor samen
een glas bier te gaan drinken; hij zou voor Little Esther een briefje achterlaten. In
een saaie Hollandse kroeg dronken wij enkele biertjes, zonder overigens van
onderwerp te veranderen; het was duidelijk dat voor mijn metgezel het leven slechts
uit Little Esther bestond. Daarna gingen wij naar het variété, waar achter de coulissen
Little Esther al met een paar artiesten stond te praten. Zij zag er aardig uit in een
kleine bruine regenjas, met hoge Russische laarzen en een rond hoedje, dat enigszins
op één oor was gezakt. Zij gaf mij direkt een hand en zei dat ik bij haar in haar
kleedkamertje mocht komen. Daar hingen op een rij minstens twintig jurkjes, rode,
blauwe en gele,
jurkjes gespikkeld met allerlei ballen, en jurkjes versierd met allerlei figuren. Voor
een gebarsten kapspiegel installeerde zich Little Esther. Behalve haar en mij was er
weinig in de kamer. Een grote koffer was in een hoek geschoven, een fonteintje
druppelde eentonig, voor de kapspiegel stonden allerlei kleine potjes met schmink
en poeder. Ik weet niet meer precies wat mijn kleine buurvrouw die avond heeft
verteld. Zij was wat verlegen en het bleek moeilijk een gesprek op gang te houden.
Zij was niet uitbundig, niet los en vrolijk als op het toneel, maar zij was zeker even
lief. De bruine benen waren nu in rust, de ogen cirkelden niet rond maar keken naar
het vijltje waarmee zij haar nagels bewerkte. Ik begon haar een avontuurlijk verhaal
te vertellen, een zeeroversgeschiedenis waarin kapitein Kid de hoofdrol vervulde.
In het begin luisterde zij zonder veel belangstelling toe, maar weldra zag ik dat al
die avontuurlijke gebeurtenissen van lang geleden gingen werken op haar fantasie
en even later was zij temidden van zee en wind, samen met de zeerovers, met kapitein
Kid en de schone vrouw die hij gevangen hield. Nog was het verhaal niet uit toen de
oom kwam zeggen dat het voor Little Esther tijd werd zich te verkleden. In een paar
korte woorden vertelde ik haar het einde van de geschiedenis en toen beduidde zij
mij dat ik even weg moest gaan. Hij was begrijpelijk dat zij niet wilde dat een vreemde
bij haar toilet aanwezig was, maar ik had toch zeer graag gebleven en willen zien
hoe zij in haar dansjurk kroop. Ik ging het trapje af, dat van haar kamertje naar de
gang leidde. Beneden aan het trapje bleef ik staan, want van daaruit kon ik nog juist
de grote spiegel zien, waarvoor Little Esther zich ging verkleden. Het was misschien
laf dat ik dat deed, maar ik
kon aan de verleiding geen weerstand bieden. Ik stond met ingehouden adem onder
In document
Jo Otten, Bed en wereld · dbnl
(pagina 39-43)