• No results found

GAJO-, ALAS- EN BATAKLANDEN

N°. 10.

R E G E L I N G T E R V A S T S T E L L I N G V A N D E A D A T R E C H T S -B E D E E L I N G O N D E R D E D O E S O E N - -B A T A K S

VAN H E T R I J K D E L I (1890 of 1891).

Deze regeling, sedert vervangen door die van 27 September 1909 (Adat-reclitbundel V , blz. 315 vgg.), is nooit bij besluit vastgesteld. Toch was zij de vrucht van onderling overleg tusschen het Europeesch bestuur, het Malei-sche vorstenbestuur en de Batakhoofden, en werd tot hare invoering besloten op eene, onder leiding van den resident der Oostkust van Sumatra gehouden, door alle betrokken autoriteiten bijgewoonde vergadering.

Do vertaling uit het Karoosch en de aanteekeningen zijn van de commissie voor liet adatrecht.

A E T I K E L 1.

Zij die het adatrecht toepassen en vonnissen vellen ouder de doeson-Bataks in het rijk Deli zijn

pte (jg kiejue pengôeloes 1) 2<ie (je gr o 0(;e pengôeloes 2) 3a e de kleine kerâpattans 3) 4d e de groote kerâpattans 4),

A R T I K E L 2.

Kleine pengôeloes worden ge-noemd die pengôeloes, welke onder een ander Bataksch hoofd staan 1).

A R T I K E L 3.

De bevoegdheid der kleine pe-ngôeloes is te berechten :

l8 t e schuld- en inschuld-zaken tot

acht dollars ;

A a n t e e k e n i n g e n . 1) Pengôeloe kïtik, zieWestenberg, Adatrechtspraak en Adatrechtsple-ging der Karo-Bataks, opgenomen in de Bijdragen tot de Taal-, L a n d - , en Volkenkunde van Nederlandsen-Indië deel 6 9 , blz. 4 8 1 .

2) Pengôeloe belîn, zie aldaar blz. 4 8 1 .

3) Kerâpattan kïtik, zie aldaar blz. 4 8 1 .

4) Kerâpattan belîn, zie aldaar blz. 4 8 5 . Deze zelfde rechtbanken worden thans kerâpattan ôeroeng genoemd, zie Adatrechtbundel V, blz. 316 en Westenberg blz. 4 8 1 .

1) ZieAdatrechtbundelV,blz.325.

1) Volgens westersche begrippen zou de uitdrukking //boete// hier beter zijn dan //straf//. Men houde echter in het 002 dat de Karosche

2de strafzaken, voorzoover daarin behoort te worden opgelegd een straf 1) tot vier dollars 2).

Alvorens in deze schuld- en in-schuld-zaken of strafzaken eene beslissing te nemen overlegt de kleine pengôeloe met zijn ânakberôe-senîna 3).

Bovengenoemde zaken worden berecht geheel volgens 4) de Batak-sche adat.

ARTIKEL 4.

Wanneer een kleine pengôeloe een van zijne ondergeschikten op-roept hetzij als getuige, hetzij om-dat hij eene rechtzaak heeft, en hij [de ondergeschikte], zonder door ernstige redenen verhinderd te zijn, niet wil komen, is de kleine

pe-ngôeloe gerechtigd om in overleg met zijn ânakberôe-senîna hem te straffen met eene boete van twee dollars 1). Ook is de kleine pengôe-loe bevoegd bedoelden onderge-schikte door zijne trawanten 2) te laten halen, en wanneer hij nog niet wil komen kan hij gebonden worden 1).

ARTIKEL 5.

Wanneer eene zaak beëindigd is door den kleinen pengôeloe, maar een der partijen het vonnis niet rechtvaardig acht, dan kan hij nog weder klagen bij den grooten pe-ngôeloe 1).

" Maar wanneer [dan] het vonnis

adat oorspronkelijk geen andere straf dan boete kende, zoodat beide uit-drukkingen in het oog der Karo's synoniem waren. Zie Adatrechtbun-del V, blz. 326, waar de kwestie echter niet volkomen in het juiste licht wordt gesteld, als blijkt uit

Westenberg blz. 476 en 559 en vgg.

2) Vergelijk omtrent deze be-voegdheden Adatrechtbundel V, blz.

316 onder art. 2.

3) Zie Adatrechtbundel V, blz.

315, 316 en 325, Westenberg blz. 472 en vgg., Joustra Batak-spiegel blz. 196.

4) Letterlijk //met uitputting vanv.

1) Vergelijk Adatrechtbundel V, blz. 323—324, artikel 17 waar, in plaats van met binden, met den sterken arm gedreigd wordt. Zie

verder Westenberg hoofdst. V, o.a.

blz. 515.

2) In den Batakschen tekst is hier gebruikt het woord djôewak-djôewak.

In het Karo-Bataksch Woorden-boek van M. Joustra blz. 123 wordt dit vertaald met ://page, lijfwacht;

ordonnans//, welke termen de be-teekenis echter niet geheel juist weergeven. Bij het gebruiken van de uitdrukking djôewak-djôewak toch denkt men steeds aan geweld ; volgelingen klinkt dan ook nog iets te zacht; de woorden handlangers, trawanten, geven de bedoeling nog het best weer.

1) Vergelijk Adatrechtbundel V, blz. 316 art. 3.

2) Zie over deze //oetang noen-sang// Westenberg hoofdst. I X , blz. 583.

Eene strafbepaling als vervat in het laatste lid van dit artikel wordt

van den grooten pengoeloe gelijk I in de hier telkens aangehaalde rege-is aan dat van den kleinen pe-j ling van 1909 niet meer aange-ngôeloe of nog bezwarender [voor troffen,

den appellant], dan kan de groote pengoeloe den persoon die bij hem geklaagd heeft bestraffen met eene boete van twee tot vier dollars 2).

ARTIKEL 6.

Groote pengoeloes worden ge- 1) Zie over doesoen in den hier noemd die pengoeloes in de doe- bedoelden zin Westenberg blz. 460.

s o e n l ) , welke alleen 2) onderge- 2) Met //alleen// wordt hier be-schikt zijn 3) aan een datoe of doeld //rechtstreeks//,

kedjoeroean 4). 3) In den tekst staat hier en elders in deze regeling //erbâpa man//, wat woordelijk beteekent //vader zeggen tot//, de gewone Karosche uitdrukking om politieke ondergeschiktheid te kennen te geven. Ten nauwste hiermee ver-want is de eveneens algemeen ge-bruikelijke term perbapâan, zie Batakspiegel blz. 195 en vooral Westenberg blz. 484 en 492.

4) Over deze oorspronkelijk Ba-taksche, maar tegenwoordig zich geheel als Maleiers voelende en gedragende hoofden der Delische ampat soekoe zie AdatrechtbundelV, blz. 325, en Westenberg blz. 458 en vgg.

Hier verdient nog opmerking dat, vóór het tot stand komen (om-streeks 1891) dezer regeling, er in Deli één groote pengoeloe (pengoe-loe belïn) was, op wien eene om-schrijving als hier in art. 6 opge-nomen eigenlijk niet toepasselijk kon worden geacht. Dit was de pengoeloe van Deli Toewa, die zich, hoewel op Soekapiringsch doesoen-gebied gevestigd, op historische gronden gedurende vele jaren als rechtstreeks aan den sultan onder-geschikt had beschouwd.

ARTIKEL 7.

De bevoegdheid der groote pe- 1) In Adatrechtbundel V worden ngoeloes 1) is : op blz. 325 de termen pengoeloe

ls t e in zijn eigen dorp gelijk aan die der kleine pengôeloes [in hunne dorpen] 2);

2d e het berechten der zaken, die reeds behandeld zijn door een klei-nen pengôeloe, doch nog niet be-ëindigd zijn omdat partijen [of één der partijen] hebben geklaagd [in hooger beroep] bij den grooten pengôeloe 3); in deze zaken zijn de vonnissen der groote pengôeloes niet meer vatbaar voor verandering 4 ) ; 3d e het berechten van schuld- en inschuld-zaken 5) van acht dollars tot twee tâhils 6 ) ;

4(le het berechten van strafzaken, voorzoover daarin behoort te wor-den opgelegd een straf van vier dollars tot één tâhil 7).

Alvorens in deze schuld- en in-schuld-zaken of strafzaken eene be-slissing te nemen overlegt de groote pengôeloe met zijn ânakberôe-se-nîna.

Bovengenoemde zaken worden berecht geheel volgens de Batak-sche adat.

A K T I K E L 8,

Wanneer een groote pengôeloe een van zijne ondergeschikten op-roept hetzij als getuige, hetzij om-dat hij eene rechtzaak heeft, en hij [de ondergeschikte], zonder door ernstige redenen verhinderd te zijn, niet wil komen, is de groote pe-ngôeloe gerechtigd om in overleg met zijne ânakberôe-senîna hem te straffen met eene boete van vier dollars 1). Ook is de groote pengôe-loe bevoegd bedoelden onderge-schikte door zijn trawanten te laten halen, en wanneer hij nog niet wil komen, kan hij gebonden worden.

belïn (groote- of hoofd-pengôeloe) en perbapâan met elkaar verward, zooals duidelijk blijkt uit Westen-berg blz. 4 8 4 .

2) Zie boven art. 3.

3) Zie boven art. 5.

4) Wordende dus van deze von-nissen geen hooger beroep toege-staan.

5) Onder schuld- en inschuld-zaken moeten worden begrepen alle zuiver burgerlijke zaken, van welken aard ook, behalve die over grond (zie beneden artikel 17).

6) Vergelijk Adatrechtbundel V, blz. 316 art. 4. De thail had bij de Karo-Bataks oorspronkelijk eene waarde van tien spaansche matten.

Toen , naast dezen Mexikaansche dollars, yens enz. in omloop kwa-men , werd het gewoonte de thail op tien stuks dezer munten te stellen, behalve als het betrof het voldoen van den koopprijs voor eene v r o u w , blijvende bij deze transactie de thail gesteld op tien spaansche m a t t e n , of, overeen-komstig den gewonen koers, op twaalf andere dollars. Zie ook Adat-rechtbundel V I , blz. 1 2 3 .

7) Vergelijk Adatrechtbundel V, blz. 316 art. 4.

1) Vergelijk Adatrechtbundel V, blz. 3 2 3 — 3 2 4 , artikel 17.

A R T I K E L 9.

Wanneer eene schuld- en in- 1) Vergelijk Adatrechtbundel V schuld-zaak [loopeude over een blz. 3 1 7 , artikel 5 , en zie voor bedrag] van meer dan acht dollars bezwaren tegen laatstgenoemd ar-of eene strafzaak, waarin behoort tikel Westenberg blz. 4 8 3 . te worden opgelegd eene boete van 2) Zie boven aanteekening 2 op vier dollars, beëindigd is door een' art. 5.

grooten pengôeloe, maar [door een der partijen] het vonnis niet recht-vaardig geacht wordt, kan hij nog verder klagen bij de groote Kerâ-pattan 1). Maar wanneer [dan] het vonnis van de groote Kerâpattan gelijk is aan dat van den grooten pengôeloe of nog bezwarender [voor den appellant], dan kan de groote Kerâpattan den persoon die bij hem geklaagd heeft bestraffen met eene boete van vier tot vijftien dollars 2).

A E Ï I K E L 10.

I n elke oeroeug zijn twee kleine kerâpattans gevestigd, één in de benedenstreken en één in de boven-streken 1).

In de kleine kerâpattans hebben zitting :

in B e n e d e n - S e n e m b a h , de sibajak van Namoe Soerau, de pengôeloe van Namoe E i n d a n g , de pengôeloe van Biroebiroe, de pengôeloe van Sarilaba ;

in B o v e n - S e n e m b a h , de sibajak van Besoekoem, de sibajak van Boekoem, de sibajak van Pertoemboeken, de sibajak van Pagar Batoe, de sibajak van Pariaria ;

in B e n e d van Soeka Moelija ;

S o e k a p i r i n g , van Salaboelan, van Boeloeh Awar,

1) Vergelijk Adatrechtbundel V blz. 3 1 7 , art. 6. Over de daar gebezigde uitdrukkingen sinôean (moest zijn sinôewen) boenga en sinôean gâinbir zie Westenberg blz. 5 8 1 , 482. In bedoeld art. 6 zijn ook vele namen verkeerd gespeld.

2) Zie boven de laatste alinea van aanteekening op art. 6 (blz. 73).

3) De bepalingen vervat in lid 3 en lid 4 van art. 6 der regeling van 1909 (Adatrechtbundel V , blz. 318) ontbreken, zooals men bij vergelijking zien zal, in deze oudere regeling. Zie omtrent de daarin geregelde onderwerpen Wes-tenberg blz. 4 8 4 , 494 en 545 vgg.

de pengoeloe van Roemah Kinang-kong,

de pengoeloe van Penoengkiran, de pengoeloe van Ladja ;

in Benedeu-Sepoeloehdoe w a K o e t a ,

de sibâjak van Soengei Sipoet, de pengoeloe van Namoe Poeli, de pengoeloe van Doerian

Sembe-lang;

in Bo v e n - S e p o e l o e h d o e wa K o e t a ,

de pengoeloe van ïandjoeng Be-ringin ,

de pengoeloe van Radja Berneli, de pengoeloe van Sebolangit;

in B e n e d e n S e r b a n a m a n , de pengoeloe van Koeta Djoeroeng, de pengoeloe van Laoe Bekeri, de pengoeloe van Doerian Djangah, de pengoeloe van Namoe Bintang, de pengoeloe van Koeta Lembâroe, de pengoeloe van Geloegoer, de sibajak van Goenoeng Lintang ;

in B o v e n - S e r b a n a m a n , de sibajak van Goenoeng Merlawan , de pengoeloe van Taboeran, de pengoeloe van Tandoek Benoewa, de pengoeloe van Roemah

Ambat-jang 3).

ARTIKEL 11.

De bevoegdheid der kleine kerâ-pattan omvat :

ls t e het berechten van schuld-en inschuld-zakschuld-en [loopschuld-ende over eene waarde] van minstens twee tâhils en hoogstens vier tâhils ;

2de het berechten van strafzaken, voorzoover daarin behoort te worden opgelegd eene boete van één tâhil tot twee tâhils 1).

De pengôeloes, leden van de kleine karâpattans, rechtsprekende in schuld- en inschuld-zaken dan wel in strafzaken plegen overleg met hunne ânakberoê-senîna 2).

1) Vergelijk Adatrechtbundel V, blz. 318 en 319 (art. 7). Daar is niet alleen de bevoegdheid der kleine kerâpattans in eersten aanleg in burgerlijke zaken zeer aanmer-kelijk uitgebreid, doch is hun tevens in hooger beroep, tevens hoogste instantie, eene bevoegdheid gege-ven, in de hier gegeven oudere regeling voor de groote kerâpattan gereserveerd. Omtrent tegen deze hervorming aan te voeren bezwaren zie Westenberg blz. 483.

2) Zie Westenberg blz. 485. In de regeling van 1909

(Adatrecht-1) Het eerste lid van dit artikel, waarbij de beslissing in handen der meerderheid werd gelegd was min of meer eene nieuwigheid in het Karosche recht-stelsel. Zie omtrent de oorspronkelijke methode om bij de adat-rechtbanken tot een vonnis te komen. Adatrechtbundel V I , blz. 12 en Westenberg blz. 494.

2) Waar de regeling van 1909 aan het hoofd van elke kleine kerâ-pattan een bepaalden voorzitter stelde, kon deze bepaling vervallen.

Zie Adatrechtbundel V, blz. 318, laatste lid van art. 6.

Bovengenoemde zaken worden rechtbundel V) ontbreekt eene der-berecht geheel volgens de Bataksche ; gelijke bepaling,

adat.

ARTIKEL 12.

Wanneer de kleine kerâpattan in eene rechtzaak uitspraak wil doen en de ondervraging van de partijen en der wederzijdsche ge-tuigen is afgeloopen, dan wordt gevraagd [hun oordeel] aan de hoofden, welke in die kerâpattan zitting hebben, en wordt geteld hoeveel [van hen] het samen eens zijn ; en aan welke zijde de meer-derheid is, volgens die [meerder-heid] wordt beslist 1).

Maar wanneer eene zaak niet beëindigd kan worden, omdat de stemmen der hoofden aan beide zijden gelijk staan, dan kan die zaak voorgebracht worden bij de groote kerâpattan 2).

AllTIKEL 1 3 .

Wanneer iemand door de kleine kerâpattan is opgeroepen , hetzij als getuige, hetzij omdat hij eene rechtzaak heeft, en hij, zonder door ernstige redenen verhinderd te zijn , niet wil komen, is de kleine kerâ-pattan gerechtigd hem te straffen met eene boete van zes dollars.

Ook is de kleine kerâpattan be-voegd hem door hare trawanten te lateu halen, en wanneer hij nog niet wil komen kan hij gebonden worden 1).

ABTIKEL 14.

Wanneer eene zaak beëindigd is door de kleine kerâpattan, maar een der partijen het vonnis niet rechtvaardig acht, dan kan hij nog weder klagen bij de groote kerâ-pattan.

Maar wanneer dau het vonnis van de groote kerâpattan gelijk is aan dat van de kleine kerâpattan

1) Zie boven de aanteekeningen bij de artikels 4 en 8.

1) Zie boven de aanteekeningen bij de artt. 5 e a 9.

of nog bezwarender [voor den appel-l a n t ] , dan kan de groote kerâpattau den persoon die bij baar geklaagd beeft bestraffen met eene boete van één tot twee thail 1).

A R T I K E L 1 5 . 1)

In elke ôeroeng' is een groote kerâpattan. Hoofd [voorzitter] van die groote kerâpattan is de datoe of kedjoeroean der ôeroeng. Verder zijn leden van de groote kerâpattau alle hoofden, die zitting hebben in de [twee] kleine kerâpattan« van die ôeroeng.

Wanneer die hoofden, die ge-rechtigd zijn zitting te nemen in de groote kerâpattan, daarin door ernstige redenen zijn verhinderd, mogen zij hun ânakberôe of senïna als hun gemachtigde zitting doen nemen. Maar het hoofd van de groote kerâpattan mag zich niet [door een ander] laten vervangen.

A R T I K E L 16.

Ook de Controleur voor de dôe-soen heeft zitting in de groote kerâpattan om te helpen in alle rechtszaken tot een rechtvaardig vonnis te komen 1).

ARTIKEL 17.

De bevoegdheid der groote kerâ-pattan omvat:

l9 t e het berechten van alle zaken,

die reeds behandeld zijn door een' grooten pengôeloe of door eene kleine kerâpattan, maar nog niet beëindigd zijn, omdat partijen [of één der partijen] hebben geklaagd bij de groote kerâpattan 1);

2a e het berechten [in eersten aan-l e g , tevens hoogste instantie] van alle schuld- en inschuld-zaken [over eene waarde] van • minstens vier tâhil 2) ;

3a e het berechten [in eersten aan-l e g , tevens hoogste instantie] van

1) Vergelijk art. 9 , lid 1 , lid 2 en lid 3 der regeling van 1909 (Adatrechtbundel V , blz. 319).

1) Vergelijk art, 9 lid 6 der regeling van 1909 (Adatrechtbun-del V, blz. 319).

1) Vergelijk art. 10 alinea f der regeling van 1909 (Adatrecht-bundel V, blz. 320).

2) Vergelijk aldaar alinea a.

3) Vergelijk aldaar alinea b.

4) Vergelijk aldaar alinea's cl en c en e.

Hierbij dient in het oog te worden gehouden dat in nevensgaand artikel wordt gesproken over //alle zaken over grond//, in art. 10 alinea d der nieuwe regeling slechts over //alle grensquaesties1'. Onder de eerste omschrijving vallen zeer zeker alle geschillen, ook van geheel particulieren aard, over t u i n e n ,

strafzaken voorzoover die behooren bestraft te worden met eene boete van minstens twee tâhil 3) ;

4d e het berechten van alle zaken over grond of over het gezag in de dôesoen 4) ;

5d e het berechten der zaken van Bataks, tegen wien geklaagd is door menschen van andereu landaard ; 6fle het berechten der zaken van B a t a k s , die werken op de onder-nemingen 5), of die te huis behooren in een andere oeroeng dan wel op de hoogvlakte 6).

Bovengenoemde zaken worden be-recht geheel-volgens de Bataksche adat 7).

A E T I K E L 18.

Wanneer de groote kerâpattan in eene rechtzaak uitspraak wil doen en de ondervraging van partijen en der wederzijdsche getuigen is af'ge-loopen, dan wordt gevraagd [hun oordeel] aan de hoofden , welke in die kerâpattan zitting hebben, en wordt geteld hoeveel [van hen] het samen eens zijn; en aan welke zijde de meerderheid i s , volgens die [meerderheid] wordt beslist 1).

Maar wanneer er aan beide zijden evenveel [stemmen] zijn, dan gaat vrij uit hij tegen wien geklaagd is, en is de zaak daarmee uit,2).

A R T I K E L 19.

Wanneer iemand door de groote kerâpattan is opgeroepen, hetzij als getuige, hetzij omdat hij eene

recht-rijstvelden (natte of droge) enz., terwijl de tweede slechts geschillen over de grenzen tusschen de ge-bieden van verschillende dorpen of districten op het oog schijnt te hebben.

5) Hiermede werden speciaal be-doeld de van elders, meest uit de toenmaals nog onafhankelijke boven-landen, afkomstige Bataks die op de ondernemingen vast werk hadden, en daar ouder eigen hoofden, tandils.

in bijzondere gebouwtjes (sâpou) bijeenwoonden, dus niet de inge- ' zeten kampongmenschen, al ver-richtten dezen ook wel eens werk voor de //kebou's//.

6) Toenmaals nog onafhankelijk.

7) Het groote verschil van deze bepalingen met die der regeling van 1909 ligt in het opnemen in deze laatste van het voorgeschevene in art. 11 (Adatrechtbundel V , blz. 320), Zie hierover, in verband ook met de artt. 12 en 13, Westen-berg blz. 4 6 2 — 4 6 3 en 4 8 7 — 4 8 8 .

1) Zie aanteekening 1 bij art. 12.

2) De redactie van dit lid liet veel te wenschen over; de bedoeling was dat bij het ontbreken eener meerderheid dit aan den gedaagde, c. q. beschuldigde, ten goede moest komen, en in dezen geest werd het lid dan ook steeds toegepast.

Zie verder art. 9 , lid 8 , der regeling van 1909 (Adatrechtbun-del V, blz. 320).

1) Zie' boven de aanteekeningen bij artt. 8 , 9 en 19.

zaak heeft, en hij, zonder door ernstige redenen verhinderd te zijn, niet wil komen, is de groote kerâ-pattan gerechtigd hem te straffen met eene boete van acht dollars.

Ook is de groote kerâpattan be-voegd hem door hare trawanten te laten halen, en wanneer hij nog niet wil komen kan hij gebonden worden 1).

ARTIKEL 20.

Van alle zaken, welke door de groote kerâpattan worden afgedaan, wordt aanteekening gehouden in een boek 1). Wanneer partijen zulks verlangen wordt hen een schriftelijk bewijs gegeven 2) van de beëindi-ging der zaak 3).

AllTlKEL 2 1 .

De kerâpattan belîn houdt zitting eens in de zes maanden, en wel die van Serbanaman te Nagaraja, die van Sepoeloehdoewa koeta te Bin-tang Mariah, die van Soekapiring te Bekoekoel, die van Senembah te Sarilaba 1).

ARTIKEL 22.

De Controleur voor de dôesoen bepaalt wanneer de groote

kerâ-1) Dit aanteekening houden ge-schiedde steeds door den controleur voor deBataksche aangelegenheden.

De aanteekeningen waren vrij uit-voerig en gaven een nauwkeurig overzicht omtrent het geheele ver-loop der zaak. Over het gebruik in het algemeen van schrifturen bij Karosche processen zie Westenberg blz. 511—515, 535.

2) In de practijk werd slechts bij zeldzame uitzondering om zulk een bewijs gevraagd. Dat de loop van het proces en het daarin ge-wezen vonnis stond opgeteekend in de door den controleur aangehouden boeken achtten de Karo's een vol-doenden waarborg.

3) Voor de tegenwoordige regeling van dit onderwerp zie op blz. 319 van Adatrechtbundel V, art. 9 lid 4.

1) De in dit artikel genoemde plaatsen werden dus aangewezen als bâleis (zie Westenberg blz. 475 en 508).

De zittingen namen steeds ettelijke dagen, soms weken, in beslag.

Voor de tegenwoordige regeling, waarbij van vaste bâleis niet ge-sproken wordt, zie Adatrechtbundel V, blz. 319, lid 5 van art. 9.

1) Over het rekenen door de Karo's bij uachten in plaats van

pattan zal vergaderen. Hij laat hiervan tennis geven aan den be-trokken Datoe of Kedjoeroean, en aan de pengôeloes welke zitting hebben. Het bericht moet deze allen bereiken minstens zeven nachten 1) vóór den zittingsdag 2).

AEÏIICEL 23.

Wanneer een hoofd, dat recht heeft zitting te nemen in de groote kerâpattan, ondanks de oproeping [in 't vorige artikel bedoeld] niet komt, dus geene zitting in de kerâ-pattan neemt, en zijn ânakberôe of senïna ook niet komen om hem te vervangen, wordt hij veroordeeld tot betaling eener boete van één tâhil 1).

ARTIKEL 24.

Wanneer er tegen menschen uit de doesoen van Deli geklaagd wordt wegens eene schuld- en inschuld-zaak, dan wordt deze zaak berecht door den [kleinen of grooten] pe-ngôeloe of de [kleine of groote]

kerâpattan, tot wiens [wier]

kerâpattan, tot wiens [wier]