• No results found

Freuds sciëntisme: het subject van de wetenschap en het subject van de psychoanalyse

3. Jacques Lacan, “La science et la vérité”

3.1. Freuds sciëntisme: het subject van de wetenschap en het subject van de psychoanalyse

Lacan opent het artikel met de bewering dat hij het jaar voordien – het jaar van het twaalfde seminarie Problèmes cruciaux pour la psychanalyse waar Duroux en Miller aan het woord kwamen – de status van het subject grondde als gespleten: “Nous avons abouti à établir une structure qui rend compte de l’état de refente, de Spaltung où le psychanalyste le repère dans sa praxis” (Lacan, 1965, p.335). Dat de analyst dit opmerkt is echter niet genoeg om kennis te nemen van de praxis: “Mais pour qu’il sache ce qu’il en est de sa praxis, ou seulement qu’il la dirige conformément à ce qui lui est accessible, il ne suffit pas que cette division soit pour lui un fait empirique, ni même que le fait empirique se soit formé en paradoxe” (Lacan, 1965, p.335). Indien er op een gestructureerde, systematische manier gedacht moet worden zijn empirische feiten nooit genoeg om bepaalde beweringen te staven. Het is een eerste hint dat Lacan geen al te voor de handliggend verschil wil maken tussen psychoanalyse en (de) wetenschap, zeker gezien hij het vorige citaat vervolgt met de volgende bewering over “la naissance d’une science”: “Il faut qu’une certaine réduction parfois longue à s’accomplir, mais toujours décisive à la naissance d’une science; réduction qui constitue proprement son objet” (Lacan, 1965, p.335). Als het gaat over La science, als de wetenschappen die het pad van de

7 Tijdens het lezen van dit artikel heb ik ook gebruik gemaakt van de Engelstalige uitgave, vertaald door Bruce

54

fysica volgden, vindt Lacan dat er niet genoeg is uitgezocht welke reductie er daar precies aan de oorsprong ligt. Zeker gezien de alomtegenwoordigheid van dé wetenschap ligt er nog een taak om opgenomen te worden. Die alomtegenwoordigheid

se justifie d’un changement de style radical dans le tempo de son progrès, de la forme galopante de son immixtion dans notre monde, des réactions en chaîne qui caractérisent ce qu’on peut appeler les expansions de son énergétique. À tout cela nous paraît être radicale une modification dans notre position de sujet, au double sens: qu’elle y est inaugurale et que la science la renforce toujours plus. (Lacan, 1965, p.335- 336)

Die alomtegenwoordigheid van de wetenschap gaat gepaard met een verschil in positie van het subject. Daarnaast blijkt ook dat de wetenschap die positie blijft versterken. Er is iets aan het subject dat de wetenschap en psychoanalyse aan elkaar koppelt, dat wordt nog duidelijker als Lacan het cartesiaanse cogito kadert als een historisch moment:

Je n’ai donc pas franchi à l’instant le pas concernant la vocation de science de la psychanalyse. Mais on a pu remarquer que j’ai pris pour fil conducteur l’année dernière un certain moment du sujet que je tiens pour être un corrélat essentiel de la science: un moment historiquement défini dont peut-être nous avons à savoir s’il est strictement répétable dans l’expérience, celui que Descartes inaugure et qui s’appelle le cogito. (Lacan, 1965, p.336)

Het cogito van Descartes is een essentieel correlaat van de wetenschap. Niet zozeer in de zin dat er voor Descartes niet iets kon zijn als een ontwikkeling van de wetenschap, maar veeleer is het zo dat Descartes iets thematiseerde dat aan de gang was en noodzakelijk bleek voor de oorsprong van de fysica en de wetenschappen die op dezelfde leest geschoeid waren. De manier waarop hij het thematiseerde verwoordt Lacan als volgt:

Ce corrélat, comme moment, est le défilé d’un rejet de tout savoir, mais pour autant prétend fonder pour le sujet un certain amarrage dans l’être, dont nous tenons qu’il constitue le sujet de la science, dans sa définition, ce terme à prendre au sens de porte étroite. (Lacan, 1965, p.336)

Doorheen een meditatie waarbij alle kennis er aan moest geloven kwam Descartes toch uit bij iets dat twijfelde, iets dat dacht. Dat iets werd in dezelfde beweging geankerd in het zijn, “un

55

certain amarrage dans l’être”. Het is deze vasthechting van Descartes’ denkend ding, “une chose qui pense”, in het zijn die volgens Lacan het subject van de wetenschap mogelijk maakt; of beter: het subject kan gethematiseerd worden, het is niet dat Descartes op een rechtstreekse manier aan de oorsprong lag van de wetenschap. Het subject van de wetenschap is de drager van de wetenschap, het archimedisch punt, zoals Descartes het zelf noemde.

De nadruk op het cogito als historisch moment brengt Lacan tot de mogelijkheidsvoorwaarden van de praktijk van de psychoanalyse en Freuds ontdekking van het onbewuste. Eerst beschrijft hij de evolutie in Freud die hij leest als een evolutie naar het subject, “le sujet pris dans une division constituante” (Lacan, 1965, p.336). Die evolutie gaat gepaard met een andere conceptie van het realiteitsprincipe:

Après quoi le principe de réalité perd la discordance qui le marquerait dans Freud s’il devait, d’une juxtaposition de textes, se partager entre une notion de la réalité qui inclut la réalité psychique et une autre qui en fait le corrélat du système perception- conscience.

Il doit être lu comme il se désigne en fait: à savoir la ligne d’expérience que sanctionne le sujet de la science. (Lacan, 1965, p.336-337)

In het begin was er een verdeeldheid in het realiteitsprincipe tussen een psychische realiteit en een realiteit die het correlaat is van een perceptie-bewustzijn systeem. Vervolgens en parallel aan het subject, het subject die we besproken hebben aan de hand van het getal 0 hierboven, is er niet langer sprake van zo’n duidelijke verdeeldheid. Het realiteitsprincipe wordt de werkelijkheid die geconstitueerd wordt door het subject van de wetenschap, het cogito dat is. Lacan beschrijft het als een lijn van ervaring die gesanctioneerd wordt door het subject. Voor mij reveleert dat hetgeen we hierboven zagen als het inschrijven van de betekenaar in het reële als de betekenaar van het absolute verschil die de andere verschillen mogelijk maakt. Maar waarbij dat absolute verschil evenzeer steeds herhaald wordt doorheen die andere verschillen en dus doorheen de werkelijkheid. De werkelijkheid die mogelijk werd door de manier waarop het subject zich inschreef.

Terugkerend op het historische moment, waar Freud dus ook in participeert, stelt Lacan het volgende:

56

[…] il est impensable que la psychanalyse comme pratique, que l’inconscient, celui de Freud, comme découverte, aient pris leur place avant la naissance, au siècle qu’on appelé le siècle du génie, le XVIIe, de la science, à prendre au sens absolu à l’instant

indiqué, sens qui n’efface pas sans doute ce qui s’est institué sous ce même nom auparavant, mais plutôt qu’il n’y trouve son archaïsme, en tire le fil à lui d’une façon qui montre mieux sa différence de tout autre. (Lacan, 1965, p.337)

Zonder dé wetenschap geen psychoanalyse en geen Freud, want ze zijn beide trouw aan een verschuiving in de status van het subject. Een verschuiving die plaatsvindt tussen wat wetenschap was voor dé wetenschap (voor Galileo?) en wat het erna wordt. Een verschuiving die zoals we gezien hebben zich blijft versterken, volgens Lacan. Terzijde merkt hij ook op dat, indien het subject zich bevindt in dat verschil elke humanistische verwijzing overtollig is, want de wetenschappelijke revolutie gaat daar net voorbij aan het humanisme (Lacan, 1965, p.337). Terugkomend op Freud werkt Lacan verder uit dat hij de uitspraken over de psychoanalytische praktijk en het onbewust niet doet omwille van de drijfveren – “ses patients sont venus à lui au nom de la science et du prestige” (Lacan, 1965, p.337) – van Freuds patiënten, maar wel omdat Freud trouw bleef aan het sciëntisme van zijn tijd:

Nous disons, contrairement à ce qui se brode d’une prétendue rupture de Freud avec le scientisme de son temps, que c’est ce scientisme même si on veut bien le désigner dans son allégeance aux idéaux d’un Brücke, eux-mêmes transmis du pacte où un Helmholtz et un Du Bois-Reymond s’étaient voués de faire rentrer la physiologie et les fonctions de la pensée considérées comme y incluses, dans les termes mathématiquement déterminés de la thermodynamique parvenue à son presque achèvement en leur temps, qui a conduit Freud, comme ses écrits nous le démontrent, à ouvrir la voie qui porte à jamais son nom. (Lacan, 1965, p.337)

Freuds sciëntisme was essentieel om tot z’n belangrijkste doorbraken te komen. Die trouwheid vinden we ook terug in de breuk met Carl Jung:

Témoin sa rupture avec son adepte le plus prestigieux, Jung nommément, dès qu’il a glissé dans quelque chose dont la fonction ne peut être définie autrement que de tenter d’y restaurer un sujet doué de profondeurs, ce dernier terme au pluriel, ce qui veut dire un sujet composé d’un rapport au savoir, rapport dit archétypique, qui ne fût

57

pas réduit à celui que lui permet la science moderne à l’exclusion de tout autre, lequel n’est rien que le rapport que nous avons défini l’année dernière comme ponctuel et évanouissant, ce rapport au savoir qui de son moment historiquement inaugural, garde le nom de cogito. (Lacan, 1965, p.338)

Zodra Jung het onbewuste van het subject begon te begrijpen als een diepte – tegenover iets dat zich aan de oppervlakte bevindt in de dingen die we doen en de dingen die we missen, zoals we in het vorige deel kort besproken hebben – breekt Freud met Jung. Jungs subject met z’n dieptes, met z’n verborgen kennis, is in de verste verte niet het subject van de wetenschap, dat trouw aan Descartes enkel lijkt te weten dat het is.

Volgens Lacan lijkt het wel een paradox, maar toch stelt hij vast, volgend wat hij over Freud zei, dat het subject van de psychoanalyse hetzelfde is als het subject van de wetenschap:

Dire que le sujet sur quoi nous opérons en psychanalyse ne peut être que le sujet de la science, peut passer pour paradoxe. C’est pourtant là que doit être prise une démarcation, faute de quoi tout se mêle et commence une malhonnêteté qu’on appelle ailleurs objective: mais c’est manque d’audace et manque d’avoir repéré l’objet qui foire. De notre position de sujet, nous sommes toujours responsables. (Lacan, 1965, p.338-339)

Het is misschien belangrijk om eerst even stil te staan bij waar het subject van de psychoanalyse en het subject van de wetenschap nu precies op slaan. Enerzijds gaat het om de dragers van de wetenschap en de psychoanalyse, maar anderzijds kunnen deze praktijken zich ook op zich zelf keren. Wat bijvoorbeeld in de psychoanalyse zeer duidelijk is gezien de psychoanalyst ook in analyse moet geweest zijn. Het is echter hier dat de wetenschap in het nauw komt en minder moed lijkt te hebben om, paradoxaal genoeg, trouw te blijven aan het sciëntisme en de onmogelijke verhouding tussen subject en object aan te gaan. Die ontrouw vindt zich in het gemak waarmee er gesproken wordt over objectiviteit. Het is een vlucht van de vraag naar de eigen positie. De eigen positie waar je volgens Lacan steeds verantwoordelijk voor bent, goede bedoelingen ten spijt: “La position du psychanalyste ne laisse pas d’échappatoire, puisqu’elle exclut la tendresse de la belle-âme” (Lacan, 1965, p.339). De objectiviteit van de wetenschap tegenover het subject vindt z’n minder gedurfde, laffe weg in pogingen die Lacan fout acht: “[…] je pose que tout tentative, voire tentation où la théorie

58

courante ne cesse d’être relapse, d’incarner plus avant le sujet, est errance, - toujours féconde en erreur, et comme telle faute. Ainsi de l’incarner dans l’homme, lequel y revient à l’enfant” (Lacan, 1965, p.339). Wat later verwoordt hij het ook nog scherper: “Il n’y a pas de science de l’homme, parce que l’homme de la science n’existe pas, mais seulement son sujet” (Lacan, 1965, p.339). In de wetenschap is er niet zoiets als een mens. Er is een subject van de wetenschap, dus er kan een wetenschap van het subject van de wetenschap zijn – let hier op de parallel tussen logique logicienne en logique du signifiant – , maar de overgang naar de menswetenschappen valt hier niet uit af te leiden. Sterker nog, Lacan volgt Canguilhems laatste zin uit het artikel “Qu’est-ce que la psychologie?”:

Mais le philosophe peut aussi s’adresser au psychologue sous la forme – une fois n’est pas coutume – d’un conseil d’orientation, et dire: quand on sort de la Sorbonne par la rue Saint-Jacques, on peut monter ou descendre; si l’on va en montant, on se rapproche du Panthéon qui est le Conservatoire de quelques grands hommes, mais si l’on va en descendant on se dirige sûrement vers la Préfecture de Police. (Canguilhem, 1958, p.25)

Lacan volgt deze bezorgdheid rond de politieke instrumentalisering via hand- en spandiensten voor een technocratie van psychologie en menswetenschap, zo stelt hij scherp dat z’n afkeer voor de menswetenschappen gestoeld is op “l’appel de la servitude” (Lacan, 1965, p.339) die er achter verscholen zit. Lacan zet de puntjes op de i als hij stelt dat ook de psychoanalyse moet opletten voor het aankleden van een subject tot een mens met een eigen natuur of een aangeboren cultuur:

Bref, ce que Claude Lévi-Strauss a dénoncé comme l’illusion archaïque est inévitable dans la psychanalyse, si l’on ne s’y tient pas ferme en théorie sur le principe que nous avons à l’instant énoncé: qu’un seul sujet y est reçu comme tel, celui qui peut la faire scientifique. (Lacan, 1965, p.339)

De psychoanalyse heeft dus op geen enkele manier een privilege ten opzichte van de wetenschappen.