• No results found

Formeel overleg vaststelling landelijke prioriteiten

10 januari 2011 bespreekt het Dagelijks Bestuur van het KBB (db KBB), in aanwezigheid van onder andere de voorzitter van het College van PG, de DGPOL i.o. en de voorzitter van de Raad van Korpschefs (RKC), wat genoemd wordt 'een voorstel van de minister van VenJ met betrekking tot de landelijke prioriteiten'. Het voorstel bevat een lijst van vier thema's,

gespecificeerd in 14 'prioriteiten'. Wat daarbij opvalt is dat een aantal van de prioriteiten al in kwantitatieve doelstellingen zijn uitgewerkt. Zo dient tenminste de helft van de criminele en overlastgevende jeugdgroepen aangepakt te worden, de pakkans voor zware misdrijven met 25% te stijgen, moet de pakkans voor overvalcriminaliteit stijgen naar 40% in 2015, moeten er 500 'animal cops' komen, moet het aantal aangepakte Criminele Samenwerkingsverbanden (CSV's) in 2015 zijn verdubbeld (van 20% naar 40%), moeten de bureaucratische lasten met 25% afnemen en moet het aantal heterdaad aanhoudingen met 25% toenemen.

24 januari 2011 vindt een overleg plaats tussen de minister, het db KBB en de voorzitter van het College van PG, in aanwezigheid van de voorzitter van de RKC, waarin het voorstel van de minister wordt besproken.51

31

Hoewel zowel het OM als het KBB zich kan vinden in de hoofdlijnen van de prioriteiten, hebben zij kritiek op de lijst. Het OM benadrukt dat het realiseren van de prioriteiten niet een zaak is van de politie alleen; voor een deel is dit afhankelijk van de bijdrage van anderen. Vanuit de Korpsbeheerders komt de kritiek dat de minister met de landelijke prioriteiten onvoldoende rekening houdt met het door de politieberaden geconstateerde handhavingtekort. De (geconcretiseerde) ambities van de minister liggen te hoog en zouden te weinig ruimte overlaten voor de lokale prioriteiten. Hier heeft ook de politie grote moeite mee. Er had vooraf overlegd moeten worden over de haalbaarheid van dergelijke ambities.

Daarnaast vindt men dat de minister zich met de beoogde lijst van prioriteiten teveel begeeft op het terrein van het lokaal gezag.

De minister benadrukt dat er geen tegenstelling bestaat tussen landelijke en lokale prioriteiten. Met deze prioriteiten ondersteunt het landelijk gezag het lokaal gezag. Niettemin zegt hij toe dat er nog naar de lijst zal worden gekeken, met inachtneming van de opmerkingen. De lijst zal worden ingedikt en worden geagendeerd voor het volgende overleg.

Op 4 februari 201152 zendt de minister een enigszins bijgestelde lijst ter informatie aan het db KBB. Vervolgens stuurt de minister op 18 februari een brief naar de Tweede Kamer waarin ook de 'hoofdlijnen' met betrekking tot het te voeren beleid voor de politie worden

gepresenteerd.53 Hij vat deze 'hoofdlijnen' kort samen als 'de landelijke prioriteiten voor de politie'.

Twee dingen vallen op als we de nieuwe lijst vergelijken met het oorspronkelijke voorstel. Alle prioriteiten zijn gehandhaafd maar bondiger geformuleerd (minder uitgewerkt) waarbij bovendien alle kwantitatieve ambities niet meer zijn opgenomen. Verder zijn een vijftal prioriteiten met betrekking tot de aanpak van illegaliteit en criminele vreemdelingen samengevat in één prioriteit, waardoor het aantal prioriteiten van 14 naar 10 gaat.

De minister merkt in de brief op dat de lijst in afstemming met de korpsbeheerders en het College van PG is vastgesteld. Op basis van deze 'hoofdlijnen' zullen voor iedere regio landelijke doelstellingen worden vastgesteld. Hij zegt aan de Kamer toe dat de hoofdlijnen voor 1 april 2011 uitgewerkt zullen zijn in prestatie-indicatoren.

Op 23 februari 2011 vindt een expertmeeting plaats waarin vertegenwoordigers van politie, OM en departement de 10 landelijke prioriteiten nader uitwerken in (meetbare) indicatoren.54 Vervolgens vindt 3 maart een bespreking plaats met vertegenwoordigers van het OM, KBB, RKC, DGRR en DGPOL.55 Voor de KBB is dit de secretaris, voor het OM is dit de vice-voorzitter van het College van PG. In dit overleg worden de uitgewerkte landelijke

prioriteiten ambtelijk vastgesteld. Daarbij constateren de vertegenwoordigers van zowel het OM als het KBB dat er spanning bestaat tussen de geformuleerde landelijke prestatie-indicatoren en het lokaal beleid. Het departement is echter van mening dat er een goede balans is gevonden. De lp kunnen een stimulans zijn voor het lokaal beleid op thema's die daar belangrijk worden gevonden. Het KBB is verder van mening dat het zwaartepunt van de lp bij de opsporing ligt, ten nadele van de handhaving.56

52 Oplegnotitie tbv het KBB 25 mrt 2011.

53 Brief van de minister van VenJ; 'Vaststelling van een nieuwe Politiewet; Tweede Kamer, 2010/2011, 29628, nr. 237

54

Nota aan de minister van VenJ, Landelijke prioriteiten politie 2011-2014, 4 mrt 2011. Elders wordt dit de werkgroep landelijke prioriteiten genoemd.

55 Idem; elders wordt deze groep de Stuurgroep Landelijke prioriteiten genoemd.

32

De nieuwe lijst wordt besproken in het db KBB van 9 maart waarna ze als hamerstuk aan het KBB van 25 maart 2011 wordt aangeboden.57

Wat betreft de hoofdlijnen komt de lijst overeen met die in de brief van 18 februari. Er is alleen een (sub)prioriteit bijgekomen: de versterking van de aanpak van kinderporno. Nagenoeg alle kwantitatieve doelstellingen die in het allereerste voorstel van 10 januari stonden, zijn teruggekomen in de uitwerking van de prioriteiten in doelen en prestatie-indicatoren, met uitzondering van de aanvankelijk beoogde stijging van het aantal heterdaad aanhoudingen met 25%. Deze doelstelling is vervangen door een meer algemeen

geformuleerde stijging van de 'heterdaadratio'.

Op 2 mei 2011 stuurt de minister de uitgewerkte landelijke prioriteiten naar de Tweede Kamer. Ze komen exact overeen met de lijst die aan het KBB van 25 maart is aangeboden.58 In de brief geeft de minister ook aan dat de regionale beleidsplannen voor 1 juni 2011 dienen te zijn aangepast. In de beleidsplannen moet worden toegelicht op welke wijze de landelijke prioriteiten kunnen worden verwezenlijkt in de periode 2012-2014. Gezien de korte tijd die hiervoor rest, geeft de minister aan dat er een praktische handleiding komt voor de wijze waarop de regionale beleidsplannen kunnen worden aangepast.59

Het overleg met de individuele korpsbeheerder in elke regio waartoe de minister volgens de vigerende Politiewet 1993 is verplicht, alvorens de doelstellingen voor elke regio vast te stellen, is niet gevoerd.60 De regionale beleidsplannen zijn ook niet voorafgaand aan de aanpassing aan de lp op het departement besproken. Elke regio wordt verplicht in haar beleidsplan kortweg de lp op te nemen als zijnde ook regionale doelstellingen. Bij de vertaling van de lp naar regionale prioriteiten is geen rekening gehouden met de diversiteit tussen de regio's. Er wordt dan ook niet ingegaan op de vraag wat in elke specifieke regio een zinvolle inspanning is om de lp te realiseren.

Na 1 juni 2011 controleert het departement of alle beleidsplannen voldoen aan de eis dat de lp daarin zijn opgenomen. Hiermee is de formele fase van het overleg min of mee afgerond.

Door de inhoudelijk goede voorbereiding kon het formele overleg tussen minister en KBB en de voorzitter van het College van PG voortvarend worden ingezet. Doordat de lp al bij de eerste presentatie waren uitgewerkt in doelstellingen en ambities, was er weinig ruimte meer voor discussie. Een dergelijke discussie vinden we dan ook niet terug in het overleg.

Uit de interviews en de stukken blijkt dat het KBB van mening is dat er weinig met zijn kritiek op het oorspronkelijke voorstel van de minister is gedaan. Aanvankelijk is er hier en daar wat geschrapt in de lijst en werden er onderwerpen samengevoegd maar sommige zaken kwamen er later via een omweg weer in terug.

Na de uitwerking van de lp in landelijke doelstellingen herhalen het OM en het KBB hun bezwaren (9 maart).

Waar zowel OM als korpsbeheerders als politie veel moeite mee hadden, was de introductie van 500 'animal cops'. De kritiek betrof met name het feit dat er vooraf niet is overlegd over het aantal en de randvoorwaarden voor de inzet. Men achtte de inzet op 'animal cops' bovenproportioneel, gegeven de urgentie van andere veiligheidsvraagstukken.

57 Bron: Nota Landelijke prioriteiten politie 2011-2014, aan de minister van VenJ, 4 mrt 2011.

58Brief van de minister van VenJ aan de Voorzitter van de Tweede Kamer, 29 628, nr. 256.

59 Idem.

60

Volgens de Politiewet 1993, artikel 43b, lid 2, zou de minister, alvorens voor elke regio de landelijke doelstellingen te specificeren, de betrokken korpsbeheerder van elke regio de gelegenheid moeten geven advies uit te brengen, die daarvoor overeenstemming moet krijgen met de hoofdofficier van justitie in die regio en het regionaal college.

33