• No results found

Focus resources We will prioritize available resources to those critical areas where vulnerable

HOOFDSTUK 5 VERGELIJKING HISTORIOGRAFIE – VISIE STANLEY MCCHRYSTAL

4. Focus resources We will prioritize available resources to those critical areas where vulnerable

populations are most threatened.’55

Deze concepten zijn niet nieuw. Wanneer ze echter op een goede manier worden toegepast, kunnen ze wel een revolutionaire uitwerking hebben. De aanpak moet fundamenteel anders zijn. Hier komt in de visie van McChrystal wederom het centrale element terug dat er niet alleen anders geopereerd moet worden, maar ook op een andere wijze gedacht moet worden. Elke actie moet de samenhangende mindset reflecteren en uitdragen. Hoe het land benaderd wordt, hoe er wordt gestreden, en hoe er samengewerkt wordt met de Afghanen. Daarbij geldt: ‘Conventional wisdom is not sacred; security may not come from the barrel of a gun. Better force protection may be counterintuitive; it might come from less armor and less distance from the population.’56

In de kern van de visie van McChrystal op counterinsurgency als militair verschijnsel binnen de krijgswetenschappen, en de bijbehorende aanpak, erkent hij zelf dat de voorgestelde concepten niet nieuw zijn. Met andere woorden: McChrystal beroept zich op bestaand denken om zijn visie zo te formuleren als hij deed. Vergelijken we dit met het eerder geschetste historiografische kader, dan zijn er enkele overeenkomsten op te merken. Een grote naam binnen de counterinsurgency- historiografie, David Galula, maakte al eerder van de bevolking het basisprincipe binnen counterinsurgency. Hij stelde namelijk al in 1964 in Counterinsurgency warfare. Theory and practice dat bovenal de bevolking het doel is en moet zijn bij zulke conflicten:

‘Objective: The Population

55 Report McChrystal: COMISAF’s initial assessment, 7. 56 Report McChrystal: COMISAF’s initial assessment, 7.

Afflicted with his congenital weakness, the insurgent would be foolish if he mustered whatever forces were available to him and attacked his opponent in a conventional fashion, taking as his objective the destruction of the enemy’s forces and the conquest of the territory. Logic forces him instead to carry the fight to a different ground where he has a better chance to balance the physical odds against him. The population represents this new ground. If the insurgent manages to dissociate the population from the counterinsurgent, to control it physically, to get its active support, he will win the war because, in the final analysis, the exercise of political power depends on the tacit or explicit agreement of the population or, at worst, on its submissiveness. Thus the battle for the population is a major characteristic of the revolutionary war.’57

Met een moderne bril bekeken, werd er in de jaren zestig van de vorige eeuw zo al gepleit voor een population-centric approach. De toonaangevende expert voor wat betreft de kritiek die er heerst op de Amerikaanse counterinsurgency, Gian Gentile, zelf kolonel in het Amerikaanse leger, stelt dat de militaire methodologie, dus ook die van Stanley McChrystal, juist moet bestaan uit de focus op de bevolking, maar dat de eigen visie van de militair hier tegenin kan gaan. Zoals al eerder opgemerkt, lijkt immers de visie die McChrystal als commandant en in dienst van de Amerikaanse politiek moet uitdragen, milder te zijn dan hij deze in essentie lijkt te bedoelen. De noodzakelijke militaire methodologie is complex, benadrukt McChrystal, veel uitgebreider dan de gedachte dat counterinsurgency niets meer is dan een militaire operatie, een methode, niets meer en niets minder. ‘Population-centric counterinsurgency is a military operation, a method, nothing more and nothing less. Its ideas and rules of tactics and operations should be familiar to anyone who has studied or thought about various approaches to COIN . They are: populations are always the focus, the center of gravity, and they have to be protected. The enemy insurgent as a rule cannot be as important or given the same level of emphasis as the population. Population-centric COIN requires patience on the part of the American people. It demands a certain tactical approach of dispersion into small outposts to live amongst the people to win their hearts and minds; this has become the concept of clear, hold and build. Population-centric counterinsurgency equals nation-building, and it requires a major investment in time to be successful.’58

Dit wekt de indruk dat Stanley McChrystal, waarschijnlijk mede door zijn jarenlange ervaring en kennis van het vak, bij het formuleren van zijn visie ongetwijfeld een beroep heeft gedaan op de militair-operationele historiografie. Hier heeft hij geen ‘geheim’ van gemaakt, maar aangezien hij werd binnengehaald als grote vernieuwer, werd wel de indruk gewekt dat zijn visie een geheel nieuw inzicht zou gaat bieden. De nadruk op de bevolking is dus een element dat zowel in de historiografie te vinden is, als in de visie van McChrystal. Het is herkenbaar voor veel generaals en commandanten dat zij beroep doen op de historiografie, maar tegelijkertijd wel de indruk willen of moeten wekken dat zij een geheel andere aanpak gaan hanteren. Zo is het typerend dat McChrystal in een speech 57 D. Galula, Counterinsurgency warfare, theory and practice (New York 1964) 6.

antwoord geeft op de vraag of de troepen van de International Security Assistance Force kunnen slagen in hun missie. Deze vraag is op zichzelf niet bijzonder, maar wel het antwoord dat McChrystal hierop geeft. Hij benoemt namelijk belangrijke punten die verbeterd moeten worden binnen de missie. Met andere woorden: hij diskwalificeert hiermee indirect zijn voorgangers. Immers, als McChrystal stelt dat de missie zich meer moet concentreren op de gebieden waar de bevolking het meest bedreigd wordt, is het de vraag of en waarom dit voorheen dan niet gebeurde.59 Anders zou het immers niet verbeterd hoeven worden. Met andere woorden: de voorgangers van McChrystal als commandant van de ISAF-troepen hebben steken laten liggen, is de implicatie.

Toen hij vanaf zijn aantreden steeds meer kritiek ging uiten op de politieke bodem waarop de missie berustte, en dan met name op het optreden van ‘werkgever’ Barack Obama die ‘slechts’ 30.000 extra troepen naar Afghanistan liet komen, in plaats van de gevraagde 40.000, moest hij het veld ruimen. Tijdens zijn afscheidsspeech liet hij zijn band met de missie blijken. ‘Look, this has the potential to be an awkward or even a sad occasion. With my resignation, I left a mission I feel strongly about. I ended a career I loved that began over 38 years ago. And I left unfulfilled commitments I made to many comrades in the fight, commitments I hold sacred. My service did not end as I would have wished, and there are misperceptions about the loyalty and service of some dedicated professionals that will likely take some time but, I believe, will be corrected.’60 Hieruit blijkt wel dat veel COIN-operaties niet alleen een conflict zijn tussen de strijdende partijen maar ook een strijd van de individuen zelf. Counterinsurgency vraagt zo veel op uiteenlopende gebieden dat toewijding een zeer belangrijke succesfactor wordt.

De benadering die McChrystal bij zijn aantreden wilde inprenten (‘het conflict in Afghanistan is geen simpele oorlog en er komt veel meer bij kijken dan aanvankelijk gedacht’) wordt ook in de historiografie veelvuldig aangehaald. De eerdergenoemde Rod Thornton, die vooral veel aandacht heeft voor de aard en geschiedenis van Afghanistan met betrekking tot buitenlandse interventies, stelt in zijn werk ‘Fourth generation: a new “form” of warfare?’ dat in het verleden vaak de fout is gemaakt om insurgencies te benaderen alsof het ‘gewone’ oorlogen zijn. Door de grote nadruk van McChrystal op elementen als de bevolking, security en humanitair gebied, lijkt dit ‘gewone’ beeld enigszins bevestigd te worden:

‘Many COIN operations in the past have made the mistake of treating insurgencies as if they were wars. Insurgencies and war are, in many ways, mutually exclusive. They require different vernaculars, psychologies and approaches. At heart, insurgencies need to be managed away while wars need to be won. Insurgencies are, above all, as the COIN expert, Frank Kitson, once noted, ‘a struggle for men’s

59 Speech McChrystal International Institute for Strategic Studies (IISS) Londen, okt. 2009, http://www.youtube.com/watch?v=U_BwZ7iS0vU, laatst geraadpleegd op 25-06-14.

60 Retirement speech Stanley McChrystal, http://www.youtube.com/watch?v=jKbj-V44fT4, laatst geraadpleegd op 26-06-14.

minds’, rather than a physical battle between opposing forces. Pitfalls will inevitably result if an insurgency, which requires patience, endurance and the application of extremely focused violence to expunge, is approached in the same way as a war, where winning requires mass, firepower and panache.’61

Stanley McChrystal moest dus enerzijds met een nieuwe aanpak komen, maar anderzijds ook weer niet te veel aanpassingen doorvoeren om op deze manier niet zowel zijn collega’s als zijn voorgangers af te vallen. Aan de ene kant beweerde hij met iets nieuws te komen, maar aan de andere kant lijkt zijn visie grotendeels overeen te komen met de grondslagen die in de historiografie vaak al tientallen jaren daarvoor geformuleerd zijn. Het gegeven om telkens met een geheel nieuwe aanpak te komen, is ook binnen de historiografie een bekend verschijnsel. Elke auteur herziet de visie van de auteur daarvoor en voegt er nieuwe elementen aan toe. Ook Nathan Springer, majoor van het Amerikaanse leger, die afstudeerde op het debat over welke koers te varen voor wat betreft counterinsurgency, doet net als andere (moderne) auteurs op dit gebied een beroep op fameuze krijgsfilosofen als Sun Tzu, Jomini en Von Clausewitz. Ondanks dat counterinsurgency veel voorkomt is in moderne conflicten, stelt Springer dat Von Clausewitz in de negentiende eeuw al het principe hiervan begreep:

‘Clausewitz, in the 19th Century, understood the emerging phenomenon of modern insurgency in Europe. He believed ―a general insurrection [was] simply another means of war. He understood that if an insurgency was to be successful, it needed time, space, sanctuary, and dispersion to cultivate popular support, to arm and train its members, and to increase in strength. He realized that an insurgency was best put down at its inception and, if overlooked, a popular uprising could become a real threat to the state. […]

Clausewitz describes the most effective route to success for an insurgency facing a more powerful enemy is to attack supply lines in the rear while disallowing itself to be decisively engaged, only concentrating force on vulnerable formations, remaining both transitory and illusory all the while. The element of resistance will exist everywhere and nowhere. He describes the conditions that must exist to enable an insurgency‘s success.’62

McChrystal legt ‘publiekelijk’ minder de nadruk op de erfenis van counterinsurgency, maar op de wezenlijke punten waarop hij wel de nadruk legt, met name een population-centric approach en het belang van security, blijkt dat hij niet zo’n grote vernieuwer is als wellicht gedacht. Zoals we zagen, stelde hij zichzelf wel degelijk bescheiden op, maar vanwege de enorm lastige omstandigheden (al jaren aanmodderen in Afghanistan) werd wel de indruk van grootse veranderingen gewekt. Er kan geconcludeerd worden dat aangezien McChrystal niet zo’n vernieuwer was of kon zijn, hij zich wel moest beroepen op reeds bestaand theoretisch kader. De algehele lijn van zijn denken komt grotendeels overeen met de theorie die al bekend is, maar de accenten liggen wel op een andere plaats:

61 R. Thornton, ‘Afghanistan: a war zone revisited’, International studies review (2009) 11, 275-276. 62 N.R. Springer, Stabilizing the debate between population-centric and enemy-centric counterinsurgency: success demands a balanced approach (California 2009) 12-13.

‘Many describe the conflict in Afghanistan is a war of ideas, which I believe to be true. However, this is a ‘deeds-based’ information environment where perceptions derive from actions, such as how we interact with the population and how quickly things improve. The key to changing perceptions lies in changing the underlying truths. We must never confuse the situation as it stands with the one we desire, lest we risk our credibility.’63

McChrystal heeft het vooral over de onderliggende waarden en normen, terwijl bijvoorbeeld David Kilcullen in zijn Counterinsurgency redux voornamelijk de nadruk legt op de aard van het operationele niveau. Echter, ook hierin is er weer veel aandacht voor het sociale aspect van dit soort conflicten. Hoe de theorievorming en de vergelijking tussen historiografie en de visie van McChrystal ook bekeken wordt, het aspect van de bevolking blijft het belangrijkste. Net als McChrystal stellen ook moderne historici dat de aard van counterinsurgency dan misschien wel hetzelfde mag zijn als in het verleden, maar dat het wel tijd is voor een herdefiniëring van het probleem.

‘At the operational level, there are many similarities between today’s insurgents and those of the classical era. Insurgencies remain popular uprisings that grow from, and are conducted through pre- existing social networks (village, tribe, family, neighborhood, political or religious party).Thus insurgent operational art remains fundamentally a matter of aggregating dispersed tactical actions by small groups and individuals, and orchestrating their effects into a strategically significant campaign sequence. Similarly, the operational art of counterinsurgency remains fundamentally concerned with displacing enemy influence from social networks, supplanting insurgent support within the population, and maneuvering to marginalize the enemy and deny them a popular base. Thus, at the operational level counterinsurgency remains a competition between several sides, each seeking to mobilize the population in its cause. The people remain the prize. But today’s environment ensures that this operational art develops differently than in the past. Modern insurgents operate more like a self- synchronizing swarm of independent, but cooperating cells, than like a formal organization. Even the fashionable cybernetic discourse of “networks” and “nodes” often implies more structure than exists.’64

Deze herdefiniëring van het probleem vindt al langzamerhand plaats, zoals te zien is in de lopende discussie tussen een population-centric approach en een enemy-centric approach. Er wordt gepleit voor een evenwicht tussen beide aanpakken. Alleen door genoeg focus te leggen op de vijand en het beschermen van de bevolking tegen diezelfde vijand, kunnen insurgents in landen als Afghanistan aangepakt worden. McChrystal baseert zijn visie dus grotendeels op de theorie die al gegeven is, en schaart zich in de discussie vooral aan de kant van de aanhangers van de population-centric approach. Deze houding wordt echter zo ‘ingekleed’ aangezien dit de visie is en moet zijn van de Amerikaanse politieke top, die uiteindelijk de koers van de missie bepaalt. Strikt militair gezien, zou McChrystal wellicht doortastender (directer, ‘roekelozer’ zo men wil) te werk zijn gegaan, maar de garantie dat de missie dan een minder ‘ver-van-mijn-bed-show’ zou zijn worden, is er nooit.

63 Report McChrystal: COMISAF’s initial assessment, 6. 64 D. Kilcullen, Counterinsurgency redux (New York 2010) 6.

Het feit is wel dat de bevolking centraal staat en security een grote rol speelt, zowel in de historiografie als bij McChrystal zelf. In zijn cruciale rapport over counterinsurgency en de bijbehorende tactieken komt de kern van counterinsurgency ook nog eens terug. Het moge duidelijk zijn dat dit dus het officiële beleid van de Amerikaanse regering is, maar dit wil niet zeggen dat er op individueel niveau geen voorkeur mag heersen voor een andere invulling. Mijns inziens is Stanley McChrystal hier een voorbeeld van. Dat hij echter niet in het ‘politieke plaatje’ voor de missie in Afghanistan paste, en hij zich hier ook kritisch over uitsprak, heeft hem uiteindelijk al in 2010 de das omgedaan. Dat er een persoonlijke invulling van counterinsurgency in Afghanistan kan bestaan, werd vervolgens bevestigd door de andere koers die de missie is gaan varen met de opvolger van McChrystal, David Petraeus (die inmiddels overigens ook al weer is vervangen).

‘At its heart, a counterinsurgency is an armed struggle for the support of the population. This support can be achieved or lost through information engagement, strong representative government, access to goods and services, fear, or violence. This armed struggle also involves eliminating insurgents who threaten the safety and security of the population. However, military units alone cannot defeat an insurgency. Most of the work involves discovering and solving the population’s underlying issues, that is, the root causes of their dissatisfaction with the current arrangement of political power. Dealing with diverse issues such as land reform, unemployment, oppressive leadership, or ethical tensions places a premium on tactical leaders who can not only close with the enemy, but also negotiate agreements, operate with nonmilitary agencies and other nations, restore basic services, speak the native (a foreign) language, orchestrate political deals, and get "the word" on the street.’65

65 Headquarters Department of the Army, Tactics in counterinsurgency (Washington 2009) 11, http://fas.org/irp/doddir/army/fmi3-24-2.pdf, laatst geraadpleegd op 26-06-14.

CONCLUSIE

‘All wars are different. And every soldier’s experience is unique. Or so we each believe. But when I left the Army in the summer of 2010, more than thirty-eight years after I’d entered West Point, it was clear I’d been a part of something special. The roles and the experiences I’d had were different than those I’d expected. And the people I’d met, those I’d served with, and even those I’d fought bitterly against shaped what I did – and who I was – in surprising, even curious, ways. Earlier in my life I’d thought that at some point I might write about leadership, because it has always fascinated me, but had never considered writing about my own.’66

Met deze woorden begonnen zowel deze scriptie als de memoires van Stanley McChrystal My share of the task. Door de jaren heen, en bevestigt door dit onderzoek, is inderdaad wel gebleken dat de oorlog in Afghanistan van een heel andere aard is dan aanvankelijk werd gedacht en ook is gebleken in de praktijk. Al snel bleek in de visie van McChrystal het contact met de bevolking centraal te staan. De gewone Afghaan moest er in gaan geloven dat de militairen van de International Security Assistance Force voor zijn welzijn in het land aanwezig waren, dus om de bevolking een betere toekomst te kunnen garanderen zonder dat de Taliban daar een vinger bij in de pap zou hebben. Hoewel evident is dat voorkomen moet worden dat de Taliban aan macht en invloed wint, vormt de Afghaanse bevolking toch de focus van het interventiebeleid. Het officiële beleid zoals dit is geformuleerd door de Amerikaanse president en zijn adviseurs, en daarna overgenomen door Defensie en zo doorgesijpeld naar Stanley McChrystal, is zonder twijfel een population-centric approach. De tendens is hier, vanuit het oogpunt van het historiografisch kader, dus amper verschoven. Binnen counterinsurgency betekent het verkrijgen van steun van de bevolking hoe de rest van het conflict wordt bepaald. Bepaalde inlichtingen en informatie zouden immers bij uitstek afkomstig kunnen zijn van de bevolking. Het opbouwen van een goede relatie hiermee is dus ook van wezenlijk belang. Bij de enemy-centric approach ligt de nadruk duidelijk op het verslaan van de vijand als zodanig en wordt er rekening gehouden met een zekere collateral damage, die dus de bevolking zal schaden. Het verslaan van de vijand staat op de eerste plaats en daar zou alles en iedereen voor moeten wijken. Dat deze laatste benadering niet werkt binnen counterinsurgency, daar komt Defensie al snel achter wanneer er grote aantallen burgerslachtoffers blijven vallen in het conflict en/of er schade wordt toegebracht aan het land.