• No results found

Fluctuaties in het kokkelbestand

3.6 Voedselreservering

3.6.4 Fluctuaties in het kokkelbestand

De grote fluctuaties in het kokkelbestand zijn een natuurlijke karakteristiek van het gebied. We kunnen daarom niet doen alsof het systeem afgeregeld kan worden rond een stabiel gehouden populatie scholeksters die leeft van een voor die scholeksters gereserveerde hoeveelheid voedsel (Goss-Custard et al., 1996b). Dat beeld is on- juist en kan ook niet “bij benadering” worden gebruikt als uitgangspunt voor de voedselreservering.

We moeten dus grote fluctuaties in het kokkelbestand als een natuurlijke factor be- schouwen. Het zijn echter ook precies die fluctuaties die het mogelijk maken om in rijke jaren op kokkels te vissen zonder de scholekster populatie te be¨ınvloeden. scholeksters zijn een langlevende vogelsoort met een verbazend lage reproductiesnel- heid (zie ook Hoofdstuk 1.3) en zijn beslist niet in staat om de kokkelbestanden in de jaren na een grote broedval volledig te exploiteren. In dergelijke jaren staan de overwinterende scholeksters niet onder voedselstress en kan in principe gevist worden z`onder, of met slechts een marginale invloed op het stress niveau van de vogels. Dat de rijke kokkeljaren de meeste mogelijkheden voor visserij opleveren is natuurlijk niets nieuws, maar de reservering kan dus niet gebaseerd zijn op een gemiddeld te halen stressniveau, maar het uitgangspunt moet zijn een marginale verhoging van de stress in goede jaren. Dat komt overeen met het criterium van Goss-Custard et al. (2003) voor voedselreservering. Zij simuleren het effect van voedselstress als een toegenomen sterfte omdat verschillen tussen individuen in hun model expliciet beschouwd worden. Een marginale verhoging van de sterfte in hun model komt dus overeen met een marginale verhoging van de stress index in WE BT ICS .

100 200 300 400 500 600 700 0.2 0.4 0.6 0.8 1.0 0

Vlees per vogel (kg kokkel)

Stress index (-)

gemiddeldgemiddelde stabiele populatie niveau voor

historische aantallen referentie aantal

Figuur 3.27. De stress index als functie van de hoeveelheid kokkelvlees per vogel in septem- ber voor model runs met een standaard zachte winter en zonder visserij met hetzij historische vogelaantallen, hetzij een vast referentie–aantal van 263000 (ofwel 266000 inclusief deelge- bied HON, zie Figuur3.1en Tabel3.4). De horizontale blauwe stippellijn is het gemiddelde stress niveau dat correspondeert met een stabiele populatie scholeksters. De rode lijnen geven de in de tekst besproken voedselreservering weer.

3.6.5 Voedselreservering

In Figuur 3.27 staan nogmaals de regressielijnen uit Figuur 3.25 in grafiek. De curven geven het verband tussen de stress index en de voedselvoorraad, berekend met behulp van simulatieruns voor een gemiddelde zachte winter (1998) en zonder visserij. In de grafiek is verder ingetekend een blauw gestreepte horizontale lijn op het stress niveau van 0.29 dat gemiddeld noodzakelijk is voor stabiele populatie.

0 100 200 300 400 500 600 700 0.6 0.8 1.0 1.2 1.4

Vlees per vogel (kg Kokkel)

Terugkeergetal (-)

?

Figuur 3.28. Het terugkeergetal als functie van de hoeveelheid niet opgeviste kokkels per vogel

De blauwe lijn snijdt de doorgetrokken de twee curven bij ongeveer 150 kg kokkelvlees per vogel. Het stress niveau voor de voedselreservering moet echter lager liggen dan het gemiddeld noodzakelijke en de hoeveelheid voedsel dus hoger dan 150 kg (zie Hoofdstuk 3.6.3 en 3.6.4). In de grafiek is een waarde gekozen van 200 kg. Dat is een bescheiden 33% boven het snijpunt van 150 kg, maar m´e´er is ook niet nodig voor een stress index die slechts weinig boven het basisniveau ligt. Deze procedure correspondeert met die van Goss-Custard et al. (2003) die een criterium kiezen in termen van een verhoogde sterfte van 0.5%.

Een onzekerheid in deze schatting is heel moeilijk aan te geven. De volgende over- wegingen geven wel aanknopingspunten.

De onzekerheidsmarge in het stress niveau van 0.29 is groot, tussen 0.10 en 0.41 (Hoofdstuk3.6.3). De gevonden waarde is echter goed in overeenstemming met die voor de Oosterschelde (Rappoldt et al.,2003c) die veel nauwkeuriger bepaald kon worden (0.25±0.03). Er is geen ecologische reden waarom de ge- middelde stress index voor een stabiele populatie in de Waddenzee v´e´el hoger zou zijn dan die voor de Oosterschelde. Een iets hogere waarde, bijvoorbeeld 0.35, leidt via bovenstaande redenatie tot een reservering van 150 kg kokkel- vlees per vogel.

De ondergrens 0.10 van de onzekerheidsmarge van het stress niveau is lager dan het plateau van de stress index voor zeer grote prooibestanden. Daar kan dus geen bovengrens voor de voedselreservering uit worden afgeleid.

In Figuur 3.28 zijn de basisgegevens uit Figuur 2.5B nogmaals weergegeven, maar nu met weglating van de alsmaar stijgende regressielijn. Bij een voedsel- voorraad boven de 300 kg is het terugkeergetal vermoedelijk vrijwel onafhanke- lijk van de voedselvoorraad en daarom is daar een vlakke stippellijn getekend. Bekijken we de grafiek dan is een voedselreservering van bijvoorbeeld 120 kg duidelijk te laag. Bij een dergelijke hoeveelheid zijn terugkeergetallen onder de 1 te verwachten. Een redelijk minimum lijkt eerder een hoeveelheid van 150 kg. Dat komt ook overeen met het betrouwbaarheidsgebied van 160 tot 400 kg voor de regressielijn in Figuur 2.5B afgelezen bij een terugkeergetal van 1.

Lezen we de regressielijn in Figuur2.5B echter af voor een terugkeergetal van 1.02 (zie Hoofdstuk3.6.3) dan wordt het interval [200, 480]. De lineaire regres- sielijn houdt echter geen rekening met het feit dat de terugkeer een plateau zal bereiken voor een grote hoeveelheid voedsel, zoals aangegeven met een stippellijn in Figuur3.28.

In termen van een kansverdeling is het niet te verwachten dat de voedselre- servering normaal verdeeld is met een symmetrisch betrouwbaarheidsinterval. Naar beneden zal de kansverdeling “afgekapt” worden door de voedselbehoefte en de foerageereffici¨entie van de vogels. Naar boven toe kan de verdeling een veel bredere “staart” hebben.

Deze overwegingen leiden tot een geschatte marge in de voedselreservering van enkele tientallen kg kokkelvlees. We kunnen dat niet nauwkeuriger aangeven en dus ook niet zeggen of dat nu 30, 40 of 50 kg moet zijn. De schatting van “enkele tientallen kg kokkelvlees” geeft een indruk van de breedte van de waarschijnlijkheidsverdeling, de standaard deviatie, maar er kan niet een bepaald overschrijdingspercentage aan worden gekoppeld zoals dat voor een normaal verdeelde grootheid mogelijk is. In het bijzonder kan de opgegeven marge niet gebruikt worden om een 95%–interval te schatten. Daartoe ontbreekt de benodigde kennis over de vorm van de statistische verdeling.