• No results found

Het Ministerie van VWS wijkt bij de uitvoering van de huishoudelijke hulp toelage (HHT) op 2 punten, ten onrechte, af van de systematiek van een decentralisatie-uitkering, zoals de Financiële verhoudingswet die

voorschrijft. Ten eerste is de staatssecretaris van VWS verplichtingen richting gemeenten aangegaan, terwijl dit de bevoegdheid is van de minister van BZK en de minister van Financiën als beheerders van het Gemeentefonds. Dit is in strijd met de Financiële verhoudingswet.

Hierdoor zijn deze verplichtingen op onrechtmatige wijze toegekend. De financiële omvang van deze toekenningen bedraagt 246 miljoen euro.

Ten tweede vraagt de staatssecretaris van VWS abusievelijk aan gemeenten om het geld terug te storten als het niet voor de HHT wordt gebruikt. Dit verzoek is in strijd met de bestedingsvrijheid die gemeenten hebben bij een decentralisatie-uitkering.

Uitvoering HHT wijkt af van decentralisatie-uitkering

De huishoudelijke hulp toelage (HHT) is ingesteld voor behoud van de werkgelegenheid binnen de sector van de huishoudelijke hulp. Deze regeling is door de minister van SZW en de staatssecretaris van VWS gezamenlijk geïnitieerd vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de arbeidsmarkt in de zorg. De staatssecretaris van VWS heeft de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de regeling op zich genomen. De HHT is een decentralisatie-uitkering. In het tabblad 'achtergrondinformatie' leggen wij uit wat een decentralisatie-uitkering is. Wij gaan in de Staat van de Rijksverantwoording nader in op de decentralisatie van de Jeugdwet en Wmo 2015. Wij constateren dat het Ministerie van VWS bij de uitvoering van de huishoudelijke hulp toelage op 2 punten afwijkt van de systematiek van een

decentralisatie-uitkering, zoals de Financiële verhoudingswet die voorschrijft.

Toekenningen in strijd met Financiële verhoudingswet De staatssecretaris van VWS is verplichtingen richting gemeenten aangegaan, door het versturen van toekenningsbrieven aan gemeenten waarin hij de HHT-budgetten voor 2015 en 2016 vermeldt, terwijl dit de bevoegdheid is van de minister van BZK en de minister van Financiën als beheerders van het Gemeentefonds. Dit is in strijd met artikel 13 lid 1 van de Financiële verhoudingswet, waarin staat dat de beheerders van het Gemeentefonds de verdeling van het geld tussen gemeenten moeten vaststellen. Het ministerie heeft aangegeven dat de brieven niet als formele toekenning bedoeld waren. Echter, door de gekozen formulering moeten de brieven wel worden beschouwd als formele toekenning. Wij

concluderen op basis hiervan dat de toekenningen van 246 miljoen euro 68

voor 2015 en 2016 op onrechtmatige wijze tot stand zijn gekomen. We dringen er bij het kabinet op aan om te bezien in hoeverre deze onrechtmatigheid hersteld kan worden. Wij zullen hier in onze

Verantwoordingsonderzoeken over 2015 en 2016 nader op ingaan. In ons verantwoordingsonderzoek bij het Ministerie van BZK vermelden wij dit ook.

Verzoek tot terugstorten in strijd met bestedingsvrijheid decentralisatie-uitkering

Wanneer het kabinet kiest voor een decentralisatie-uitkering, geven ze gemeenten beleidsvrijheid. Desondanks verzoekt de staatssecretaris van VWS abusievelijk in zijn toekenningsbrieven aan gemeenten om het HHT geld terug te storten als gemeenten het niet (geheel) voor het beoogde doel gebruiken. De staatssecretaris heeft op 11 februari 2015 de Tweede Kamer gemeld ervan uit te gaan dat gemeenten het geld terug zullen betalen, wanneer in de praktijk blijkt dat de HHT niet of slechts gedeeltelijk voor het beoogde doel wordt ingezet. Het verzoek van de staatssecretaris tot terugstorten, is in strijd met artikel 13 lid 2 van de Financiële verhoudingswet, dat stelt dat het geld van decentralisatie-uitkeringen ten goede komen van de algemene middelen. Gemeenten hebben daarmee bestedingsvrijheid over de HHT. Door aan gemeenten te vragen om geld terug te storten indien het geld niet voor het beoogde doel wordt ingezet, stelt de staatssecretaris impliciet eisen aan de besteding. Als het terugstorten een mogelijkheid had moeten zijn dan had de staatssecretaris voor een specifieke uitkering moeten kiezen.

Wij concluderen dat het Ministerie van VWS voor de HHT in de uitvoering een mengvorm heeft gecreëerd van de decentralisatie-uitkering en een specifieke uitkering. Dit draagt niet bij aan de beoogde heldere

bevoegdheids- en verantwoordelijkheidsverdeling (vanuit het

kabinetsprincipe ‘je gaat er over of niet’). Wij hebben dit probleem al opgemerkt in onze brieven bij de begrotingen 2015 van de Ministeries van VWS en BZK.

Aangegane verplichtingen overschrijden budget

Het Ministerie van VWS heeft voor 2015 en 2016 in totaal 246 miljoen euro aan HHT toegekend. Dit is 56 miljoen euro meer dan het budget van 190 miljoen euro dat met de Tweede Kamer is afgesproken en in de begroting 2015 van het Gemeentefonds voor 2015 en 2016 is opgenomen. De overschrijding van het beschikbare budget is op 11 december 2014 door de staatssecretaris van VWS en minister van SZW gemeld aan de Tweede Kamer. Dit was echter nadat het Ministerie van VWS het merendeel van de verplichtingen al was aangegaan. Dit

betekent dat de minister van BZK en de minister van de Financiën het 69

budget voor de HHT in de begroting van het gemeentefonds 2015 via de 1e suppletoire begroting moeten aanvullen met 56 miljoen euro.

Aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer

 Wij bevelen de minister van VWS aan om in de

bedrijfsvoeringsparagraaf bij het jaarverslag 2014 transparant te maken dat de toekenning van de HHT niet is verlopen volgens de geldende regels en welke consequenties dit heeft voor de

rechtmatigheid;

 We dringen er bij het kabinet op aan om te bezien in hoeverre deze onrechtmatigheid hersteld kan worden;

 Wij hebben de minister van BZK in het Verantwoordingsonderzoek BZK 2014 aanbevolen vanuit zijn regierol voor de financiële verhoudingen tussen de bestuurslagen te zorgen voor een goede afstemming met vakministers over uitkeringen van het

uitkeringsstelsel.

Reactie van de minister

De minister van VWS onderkent dat de formulering van de brieven aan gemeenten over de budgetten voor de huishoudelijke hulp toelage voor meerdere uitleg vatbaar is. De minister had beoogd om de huishoudelijke hulp toelage binnen de bestaande wettelijke kaders en overeenkomstig de vaste werkverdeling tussen VWS en BZK toe te kennen. De minister zegt toe om samen met de minister van BZK te bezien in hoeverre tegemoet kan worden gekomen aan de aanbeveling om de mogelijkheden tot herstel te onderzoeken.

Lees de volledige reactie op verantwoordingsonderzoek.rekenkamer.nl

Nawoord Algemene Rekenkamer

Wij vinden het jammer dat de minister van VWS niet ingaat op onze aanbeveling om de consequenties voor de rechtmatigheid transparant te maken. In onze Verantwoordingsonderzoeken 2015 en 2016 zullen wij nagaan of herstel van de geconstateerde onrechtmatigheid heeft plaatsgevonden.

Achtergrondinformatie

Opzet van een decentralisatie-uitkering

Per 1 augustus 2008 is het fenomeen ‘decentralisatie-uitkering’ wettelijk geregeld. Hiermee kan het Rijk bijdragen verstrekken via het

Gemeentefonds, zonder gebonden te zijn aan de verdeelsystematiek van de algemene uitkering. Het Rijk kan een decentralisatie-uitkering

instellen als het nog niet weet wanneer het geld worden toegevoegd aan

de algemene uitkering. De decentralisatie-uitkering is apart zichtbaar op 70

de begroting van het Gemeentefonds. Een gemeente ziet dus hoeveel geld er voor dat beleidsterrein beschikbaar is gesteld. Tegelijkertijd is het geld onderdeel van de algemene fondsen en daarmee formeel niet geoormerkt. Gemeenten zijn dus niet verplicht het geld te besteden aan het betreffende beleidsterrein. De minister is daarom niet

verantwoordelijk voor hoe decentrale overheden het geld besteden. Wel moet de decentrale uitvoering bijdragen aan het beleid van de minister.

3.8 Onnodige regels in gehandicaptenzorg:

71