• No results found

Wijziging MJP 2020-2025

Aanpassing kredieten 2021 – vastlegging kredieten 2022

Afdrukdatum : 30/11/2021

2

Voor het meerjarenplan 2020-2025 geldt een dubbel evenwichtscriterium, dat telkens geldt voor gemeente en OCMW samen.

Ten eerste moeten er voor elk jaar van het meerjarenplan aangetoond worden dat de geraamde uitgaven gedekt kunnen worden door de geraamde ontvangsten van dat jaar, rekening houdend met eventuele overschotten van vorige jaren en na aftrek van onbeschikbare gelden. In het jargon heet dat een positief beschikbaar budgettair resultaat.

Ten tweede is er de autofinancieringsmarge, die een meer structureel financieel evenwicht uitdrukt.

Ze gaat na of wat een bestuur op jaarbasis als overschot uit de exploitatie haalt (exploitatie-ontvangsten verminderd met de exploitatie-uitgaven) volstaat om dat jaar de regelmatige aflossingen van afgesloten leningen te betalen. De autofinancieringsmarge moet in 2025, het laatste jaar van de planningsperiode, positief zijn.

Financiële risico’s kunnen de voorgestelde planning hypothekeren. Sommige kunnen we beïnvloeden, andere niet. Bepaalde situeren zich op lokaal vlak, andere worden bovenlokaal gestuurd.

Kort na de opmaak van het Meerjarenplan 2020-2025 sloeg de coronacrisis in alle hevigheid toe en het einde is nog niet in zicht. Dit heeft zeker een impact op de reeds vooraf opgelijste financiële risico’s. Hieronder een overzicht.

RISICO 1 – Financiële linken met partnerbesturen (verbonden entiteiten)

Bij het bepalen van de verplichte dotaties aan de politiezone, de hulpverleningszone van de brandweer en de besturen van de eredienst heeft het bestuur enige zeggingskracht maar niet steeds een bepalende. Stijging van personeelskosten, opstarten van nieuwe diensten, onderhoudswerken aan de gebouwen,… kunnen de huidige planning in het gedrang brengen en de dotatie veranderen.

Politiezone: Naast de onrust over de toekomstvisie van de lokale politiezones (eventuele fusies) heerst er een zware pensioenproblematiek binnen de politiezones door de hoge graad van statutarisering en het gegeven dat de personeelskosten het gros van de uitgaven omvat. Dit heeft gevolgen voor de toekomstige evolutie van de federale basisdotatie.

De toekomstige evolutie van het politiebudget ligt niet vast. Dit vormt een risico. Ons aandeel in de investeringen voor de Politiezone bedragen 39.720 euro in 2021 en 60.739 euro in 2022. De exploitatietoelage in 2022 bedraagt 846.844,24 euro. Voor de daaropvolgende jaren loopt dit gelijk.

Hulpverleningszone: de toetreding tot de BVLAR (Brandweerzone Vlaamse Ardennen) resulteert – op basis van een 6-jaarlijks te herrekenen verdeelsleutel – in een exploitatietoelage van 271.521,00 euro in 2022. Ons aandeel in de investeringen voor de BVLAR bedragen 58.051,00 euro in 2022. In de BVLAR heeft het bestuur zelf zeggingskracht bij de opmaak van het budget. Ook de jaarlijkse verplichte informatievergadering, voorafgaand aan de goedkeuring van de begroting, naar de participerende besturen is een meerwaarde voor de opmaak van de meerjarenplanning.

Een onzekere factor is ook hier de federale financiering van de Hulpverleningszones. De basistoelage is bij de opmaak van de meerjarenplanning BVLAR ongewijzigd gebleven ten opzicht van de voorgaande jaren. De bijkomende federale toelage kent een jaarlijkse stijging van 2%. De

3

gemeentelijke toelage zelf kent ook een jaarlijkse stijging van 3,7% wat ook een financieel risico inhoudt voor de gemeente. Elke wijziging van de premissen in de meerjarenplanning van de Hulpverleningszone, om welke reden ook, zal een impact hebben op het evenwicht van deze MJP en dus ook een financieel risico inhouden voor de gemeenten.

Wat de besturen van de eredienst betreft lijkt, naast een degelijke afsprakennota, ondersteuning zeker aangewezen daar men moet rekenen op en afhankelijk is van de inzet van niet-professionelen.

Onvoorziene ontwikkelingen bij grote onderhoudswerken aan de gebouwen van de eredienst vormen een risico dat moeilijk te beheersen is.

Extra aandacht dient besteed te worden aan de subsidiedossiers voor (dringende) investeringswerken aan het onroerend goed, die jarenlang aanslepen. Eens het subsidiedossier dan toch goedgekeurd raakt, blijkt vaak dat de initiële ramingen niet meer up-to-date zijn, of dat er inmiddels bijwerken of meerwerken zijn. De extra factuur komt dan extra ten laste van het budget van de gemeente.

Sinds 2018 is er een personeelslid binnen de gemeente aangesteld dat onder meer verantwoordelijk is voor de kerkfabrieken.

Te nemen beheersmaatregelen:

- inhoudelijk opvolgen van de tendensen over en strategische planning van aanverwante partnerbesturen.

- overlegmomenten bijwonen van partnerbesturen om inzicht te krijgen in beslissingen/evoluties die een impact hebben op de financiën van de gemeente.

RISICO 2 – Ontvangsten uit opcentiemen personenbelasting en onroerende voorheffing De ontvangsten uit de aanvullende personenbelasting is voor de meeste Vlaamse gemeenten één van de voornaamste en meest stabiele inkomstenbronnen.

Voor de aanvullende personenbelasting is door het bestuur gekozen voor een gemeentelijke aanslagvoet van 7,9% vanaf 2018. De voor 2021 ontvangen herraming van FodFin voor de APB bedraagt 4.103.746,74 euro ( t.o.v. oorspronkelijke raming: 3.938.694,07 euro).

Bij deze herraming wordt vooral rekening gehouden met de impact voortvloeiend uit het inkohieringsproces voor het aanslagjaar 2021 (inkohieringsritme, inkomensmix van de ingekohierde aanslagen,…), en met de ontvangsten voortvloeiend uit het tweede deel van de inkohieringen voor aanslagjaar 2020. Het verschil tussen de eerste raming en de bovenvermelde herraming voor het lopende jaar vloeit grotendeels voort uit de bovenvermelde inkohieringen die reeds zijn afgewerkt voor het aanslagjaar 2021.

Dit bedrag houdt uiteraard ook rekening met de impact van de taks shift op de PB/Gem gedurende de aanslagjaren 2016 tot 2020.

De maatregelen die tot nu toe genomen zijn in kader van de Covid-19 crisis kunnen een weerslag hebben op de ontvangsten van het jaar 2021 inzake de personenbelasting én dus ook op de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting. De maatregelen die in dat verband

4

genomen zijn gedurende het jaar 2020 betreffen de inkomsten van het jaar 2020 (aanslagjaar 2021) en dus bijgevolg deels ook de ontvangsten voor de gemeenten voor het begrotingsjaar 2021.

De ontvangsten voor 2021 betreffende de aanvullende personenbelasting worden herraamd op 4.103.746,74 euro.

De herraming van 2022 houdt rekening met de macro-economische gegevens op vlak van de loonvorming van het federaal Planbureau én de specifieke evolutie van de fiscale gegevens ter zake.

Op basis daarvan werden ramingen gemaakt inzake de opbrengst van de personenbelasting voor de aanslagjaren 2021 en 2022 en volgende en derhalve, daarbij aansluitend, ook van de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting. Bovendien zal de impact van de coronacrisis voelbaar zijn tijdens het begrotingsjaar 2022.

De ontvangsten voor 2022 betreffende de aanvullende personenbelasting worden herraamd op 4.092.003,65 euro.

Voorlopige raming voor de komende jaren:

Begrotingsjaar 2023 : 4.024.324,41 €

Begrotingsjaar 2024 : 4.152.241,23 €

Begrotingsjaar 2025 : 4.284.539,96 €

Sinds 2017 wordt er gewerkt met voorschotten (periode september -> april). Deze voorschotten hebben echter enkel impact op de thesaurie: de gemeente is zeker een vooraf bepaald bedrag te ontvangen, los van het inkohieringsritme van het bewust aanslagjaar. Het heeft echter geen budgettaire impact: hierdoor kunnen er nog steeds budgettaire schommelingen ontstaan wat deze belangrijke opbrengstenrubriek betreft.

Het is namelijk zo dat de ontvangsten afhankelijk zijn van elementen waarvan de invloed op heden nog niet precies kan worden ingeschat. Bijvoorbeeld: uitzonderlijke inkomsten of ontheffingen toegekend ingevolge controles en rechtzettingen, opgemaakt door de bijzondere belastinginspectie, onverwachte en bijkomende invorderingsmoeilijkheden ingevolge faillissementen, nalatenschappen, echtscheidingen, bezwaren, verlenen van betalingsfaciliteiten, enz. .

Te nemen beheersmaatregel:

- De inkomstenstromen uit de belasting worden maandelijks en jaarlijks opgevolgd. Deze kencijfers geven een indicatie van de evolutie op korte en lange termijn van deze inkomstenbronnen.

Ook de opcentiemen op de onroerende voorheffing hebben een belangrijke impact op de financiën van de gemeente. De gemeenteraad keurt een bedrag van opcentiemen goed die geheven zullen worden op de gewestbelasting. Hieraan zijn volgende risico’s verbonden:

- Aangroei ten gevolge van bijkomende bebouwing (nieuwe verkavelingen of nieuwe indrustriezones);

- Aangroei ten gevolge van de jaarlijkse indexering van de KI’s;

5

- De aangroei door de aanwezigheid van bedrijven en bedrijfspanden;

- Afbouw door vrijstellingsmaatregelen door de Vlaamse overheid (op materieel en outillage, na renovatie van verwaarloosde en onbewoonbare woningen, verbouwen van handelspanden tot woning,…);

- Afbouw door leegstand (vrijstelling), verkrotting en verwaarlozing (herschatting tot een lager KI van het pand).

Deze ontvangsten worden voor het aanslagjaar 2022 geraamd op 2.983.781,71 euro.

De storting van de opdeciemen op de verkeersbelasting aan de gemeenten gebeurt de maand na de ontvangst door de Vlaamse overheid.

De opdeciemen hebben slechts een aandeel van gemiddeld minder dan 1% van de totale gemeentelijke exploitatie-ontvangsten waardoor het financieel risico dan ook beperkt blijft. Voor het aanslagjaar 2022 worden deze geraamd op 170.677,17 euro.

RISICO 3 – Ontvangsten uit andere (eigen) belastingen

Lokale overheden hebben de bevoegdheid om een eigen fiscaal instrumentarium uit te bouwen. Dit zijn belastingen waarvoor de gemeente zelf instaat voor het opmaken van het reglement, het vaststellen van het belastingkohier, het versturen van de individuele aanslagen en de inning ervan.

De belastbare grondslagen zijn divers. Dergelijke reglementen worden overwegend goedgekeurd voor een periode van 6 jaar, waarvan 1 jaar de legislatuur overschrijdt.

Voor de eigen gemeentelijke belastingen hangt het corona-effect vooral af van eigen gemeentelijke maatregelen. Via een beslissing van de gemeenteraad werden volgende maatregelen genomen :

- de kohierbelastingen (gezins-en bedrijfsbelasting, reclamedrukwerk, leegstand) met aanslagjaar 2021 zullen pas eind 2021 ingekohierd worden

- vrijstelling van betaling van terrasbelasting voor het jaar 2021 Mogelijke risico’s:

- de toezichthoudende overheid schorst/vernietigt het reglement: in dat geval dient de gemeenteraad zich opnieuw te buigen over een aangepast reglement, waarna de procedure opnieuw start. Tussentijds kunnen er geen belastingaanslagen worden opgemaakt.

- Het reglement wordt aangevochten bij de Raad van State. De gemeente kan bij een vernietiging zelf naar de Raad van State gaan om alsnog haar gelijk te halen. De bezwaarindiener kan dit ook als hij in eerste instantie bot vangt bij de toezichthoudende overheid. In beide gevallen is de gemeente vertrokken voor een lange periode van rechtsonzekerheid. Indien het reglement in eerste orde werd goedgekeurd door de toezichthoudende overheid, kan de gemeente belastingen heffen en innen conform dit reglement. Voorzichtigheidshalve dienen de opbrengsten gereserveerd te worden, aangezien de belastingplichtige integraal moet worden terugbetaald als de Raad van State het reglement alsnog vernietigt.

6

- Een individuele aanslag wordt aangevochten door een belastingplichtige. In eerste instantie kan het risico beperkt blijven tot de aanslag zelf: indien het college vaststelt dat de heffing onterecht werd gevestigd volstaat het om de belastingplichtige te ontheffen. Desgevallend kan een nieuwe (correcte) aanslag worden gevestigd in de mate dat het belastbaar tijdperk nog niet verstreken is. Indien het college echter tot het besluit komt dat de aanslag terecht is, dan kan de belastingplichtige hoger beroep aantekenen bij de rechtbank van eerst aanleg.

Tijdens deze procedure kan andermaal het reglement worden aangevochten. Een eventuele negatieve uitspraak tegen het reglement geldt dan echter niet erga omnes: enkel de individuele belastingplichtige zal er voordeel uit kunnen halen. Het reglement zelf is dan echter ook niet meer bruikbaar voor de toekomst.

- De Minister verbiedt het gebruik van bepaalde reglementen.

Te nemen beheersmaatregelen:

- Bij de (tussentijdse) vernieuwingen van de reglementen wordt advies ingeroepen van een fiscaal expert om de nieuwste tendensen qua rechtsleer en rechtspraak te verwerken en zo de kwaliteit van de reglementen te verhogen.

- Bij de (tussentijdse) vernieuwing van de reglementen wordt rekening gehouden met informatie die volgt uit bezwaren en betwistingen uit het verleden.

- Personeelsleden worden continu opgeleid op vlak van lokale fiscaliteit.

RISICO 4 – Toepassen van de retributiereglementen

Een retributie is een billijke vergoeding voor een prestatie of een dienst geleverd door de gemeente in het individueel belang of voordeel van degene die gebruik maakt van die dienst of prestatie.

Retributiereglementen worden vastgelegd door de gemeenteraad. De bevoegdheid om tarieven aan te passen is delegeerbaar aan het college van burgemeester en schepenen. Op die manier kan sneller geschakeld worden als een plotse tariefaanpassing zich opdringt.

Het is belangrijk in kaart te brengen welke tarieven er gangbaar zijn binnen een lokaal bestuur, en wie voor welke aanpassing bevoegd is. Zo kan de garantie verhoogd worden dat de juiste prijs gevraagd/gefactureerd wordt voor het juiste product of dienst.

Bij het vaststellen van het reglement dient omzichtig omgesprongen te worden met vrijstellingen en diversificaties in de tarieven. Om geen inbreuk te riskeren tegen het gelijkheidsbeginsel dienen deze verschillen redelijk en verantwoord te zijn.

Het vastleggen van de tarieven voor producten of diensten die ook op de private markt verkrijgbaar zijn, dient met de nodige voorzichtigheid te gebeuren. Producten of en diensten die niet of nauwelijks beschikbaar zijn mogen anderzijds ook niet te duur aangeboden worden, want dit zou neigen naar het misbruiken van de monopolypositie.

Ten slotte is het ook belangrijk dat er controlepunten worden ingebouwd om vast te kunnen stellen dat de retributietarieven (die werden goedgekeurd door de gemeenteraad) ook daadwerkelijk worden aangerekend en geïnd.

7 Te nemen beheersmaatregelen:

- Onderscheid maken tussen retributiereglementen waarvoor de gemeenteraad of de OCMW-raad de tarieven vastlegt enerzijds, en retributiereglementen waarvoor het vaststellen van de tarieven wordt gedelegeerd aan het college van burgemeester en schepenen of vast bureau anderzijds.

- Helder formuleren van de vrijstellingen in retributiereglementen (bevoegdheid gemeenteraad).

- Steekproefsgewijs de correcte toepassing van tarieven verifiëren.

Ook in 2021 heeft de coronacrisis een belangrijke impact op de retributie-inkomsten van de gemeente. Door de crisis moesten diverse diensten tijdelijk sluiten met een impact op de retributie-inkomsten tot gevolg. Een lijst van de voornaamste niet retributie-inkomsten:

- annulatie culturele evenementen - annulatie sportkampen

- annulatie allerhande jeugdkampen

- annulatie verhuur van sportzalen en andere infrastructuur

Wat 2022 zal brengen is nog koffiedik kijken maar de crisis houdt uiteraard een financieel risico in.

Op de totale lokale ontvangsten gaat het om relatief bescheiden bedragen, maar ze spelen natuurlijk wel mee.

RISICO 5 - Evolutie pensioenlasten en responsabiliseringsbijdrage

Voor de lonen werd het risico – op basis van de voorhanden zijnde gegevens – ingecalculeerd (basis pensioenbijdragevoet: 2020: 41,5% en 43,00% vanaf 2022). De tweede pensioenpijler van de contractanten – 2% - wordt integraal gebudgetteerd. Op 8 april 2020 werd een sectoraal akkoord afgesloten met als kern een koopkrachtverhoging van globaal 1,1%. Eén van de maatregelen is de verhoging van de minimale bijdragevoet tweede pensioenpijler contractueel personeel. Deze wordt opgetrokken van 2% naar 2,5%.

Voor de periode vanaf 1 januari 2020 tot de realisatie van een minimumbijdrage van 2,5% betalen de lokale besturen een inhaaltoelage. De organisator van de groepsverzekering moet minstens 1,75%

garanderen. De groepsverzekeraar moet een rendement bieden met middelen die hij zelf niet heeft kunnen beheren. De lokale besturen zullen dus een extra vergoeding aan de groepsverzekeraar moeten betalen voor die meerkosten, aangezien de marktrente ver onder 1,75% ligt.

Een responsabiliseringsbijdrage is verschuldigd door de provinciale en lokale besturen waarvan de pensioenlast, voor hun gewezen vastbenoemde personeelsleden en/of hun rechthebbenden meer bedraagt dan de wettelijke basispensioenbijdragen die zij voor datzelfde jaar betaalt.

Twee factoren hebben dus een impact op de responsabiliseringsbijdrage: de pensioenlast en de wettelijke basispensioenbijdrage die de gemeente jaarlijks overmaakt aan het wettelijk pensioenfonds (via RSZ).

8

Het verschil tussen beide (=deficit) wordt vermenigvuldigd met de responsabiliseringscoëfficiënt en het resultaat vormt het bedrag van de bruto responsabiliseringsbijdrage. De responsabiliseringscoëfficiënt is een (tijdelijke) korting die besturen genieten op hun deficit. De responsabiliseringsbijdrage zorgt er met andere woorden voor dat de ene gemeente niet moet opdraaien voor de opgebouwde pensioenlast van de andere.

Momenteel is het bestuur (zowel gemeentebestuur als OCMW) niet onderhevig aan de responsabiliseringsbijdrage. Gegevens van DIBISS van juli 2021 geven voor 2020 voor de gemeente een werkelijke gesolidariseerde pensioenlast PDOS van 275.297 euro. De wettelijke pensioenbijdrage van Sint-Lievens-Houtem bedroeg 534.240 euro. Er rest dus nog een ruimte van ongeveer 250.00,00 euro. Het OCMW kent een gelijk verloop. De gesolidariseerde pensioenlast PDOS in 2020 bedroeg 40.188 euro en de wettelijke pensioenbijdrage bedroeg 79.093 euro. Een ruimte van iets minder dan 39.000 euro.

Ook de ramingen voor de komende jaren zijn positief behalve voor het OCMW in 2026:

GEMEENTE

responsabiliseringsbijdrage. Dit gebaseerd op bovenstaande cijfers in combinatie met de opgevraagde prognoses van Belfius. Zelfs in de prognose waarbij alle statutaire personeelsleden vervangen worden door contractuelen dient de gemeente geen responsabiliseringsbijdrage te betalen in de komende periode 2020-2025.

9

Ook de verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd heeft een tijdelijk positief gevolg voor de evolutie van de te betalen responsabiliseringsbijdrage. Gedurende die jaren spijst de gemeente verder de pensioenkas.

Te nemen beheersmaatregelen:

- monitoren van de evolutie van de responsabiliseringsbijdrage van gemeente en OCMW.

- prognoses opvragen op basis van het huidig personeelsbestand (Belfius studie).

- visie ontwikkelen met betrekking tot het toekomstig aanwervingsbeleid, waarbij de evolutie van de responsabiliseringsbijdrage een belangrijke factor is.

RISICO 6 - Evolutie dividenden

Het risico op een daling van de dividenden werd deels ingedekt door de gegevens van de intercommunales zelf te gebruiken. De ervaring leert immers dat bepaalde intercommunales een voorzichtige politiek hanteren bij de ramingen.

Vanaf 2022 tot en met 2026 kent de Vlaams Regering aan de gemeenten een nieuwe algemene werkingssubsidie toe ter gedeeltelijke compensatie van hun verlies aan ontvangsten uit dividenden.

Dat dividendverlies is een gevolg van de nieuwe tariefmethodologie die door de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt (VREG) werd vastgesteld voor de reguleringsperiode 2021-2024.

De totale subsidie bedraagt 145 miljoen euro voor de periode 2022-2026. Ze bedraagt respectievelijk 50%, 40%, 30%, 20% en 10% van de geraamde minderontvangsten uit dividenden voor de jaren 2022, 2023, 2024, 2025 en 2026 ten opzichte van 2020.

Voor de gemeente Sint-Lievens-Houtem bedraagt dit aandeel:

2022 2023 2024 2025 2026 Totaal

38.042 € 40.205 € 30.453 € 27.155 € 14.970 € 150.825 €

RISICO 7 - Evolutie subsidies

Gemeentebesturen ontvangen heel veel subsidies, maar lopen er ook veel mis, vooral projectsubsidies.

Het is belangrijk een goed zicht te hebben op alle subsidies die het bestuur ontvangt en deze in kaart te brengen. Tevens is het aan te raden personeelsleden vrij te maken die actief op zoek gaan naar subsidiestromen waarop het bestuur mogelijk recht heeft. Dit brengt best wel werk met zich mee en vergt ook een goede communicatie en samenwerking tussen de diensten onderling.

Er zijn algemene en specifieke subsidies. Het voornaamste voorbeeld van een algemene subsidie is het gemeentefonds. Dit dient ter financiering van de algemene werking en vereist geen verdere opvolging. Bijkomend ook de sectorale subsidies in de vrijetijdssector, die sedert een aantal jaren geïncorporeerd zijn in het gemeentefonds. De omvang van deze subsidiestroom blijft gebaseerd op

10

het basisjaar 2013 en wordt bovendien niet geïndexeerd. Het moet voor het bestuur duidelijk zijn dat een gelijkblijvend beleid jaar na jaar meer centen zal kosten en steeds zwaarder op het budget zal wegen door het structurele tekort dat elk jaar toeneemt. Eventuele besparingsmaatregelen bij de hogere overheden kunnen deze bron van inkomsten dus aantasten.

Specifieke subsidies zijn middelen die worden toegekend ter financiering van toewijsbare kosten in de organisatie. Het gemeentebestuur zal het aanwenden van deze middelen dienen te verantwoorden. Het transactiemoment voor te ontvangen specifieke subsidies – het moment waarop aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de subsidies wordt voldaan – kan tot afwijkingen met de meerjarenplanning leiden. Dit moet worden bijgestuurd in de planning.

De Vlaamse en federale overheid hebben verschillende maatregelen genomen om de lokale besturen bij te staan bij de uitdagingen waarmee zij geconfronteerd worden naar aanleiding van de COVID-19-crisis. Ook in 2021 was dit nog beperkt. Zoals:

• Subsidie voor voedselhulp aan het OCMW

• Subsidie aan het OCMW

• Subsidie voor jongeren en studenten in kwetsbare situaties

• Subsidie voor infrastructuur en uitbating van een vaccinatiecentrum

• Subsidie voor collectief transport naar een vaccinatiecentrum

• Subsidie contact-en bronopsporing

• Werkingssubsidie extra kosten start schooljaar

De gemeente Sint-Lievens-Houtem treedt op als “beherende gemeente” voor de vaccinatiecentra Herzele en Zottegem.

Te nemen beheersmaatregelen:

- interne afspraken maken rond het beheren en registreren van inkomende subsidies en de bijhorende uitgaande financiële stromen.

- voor elke inkomende subsidiestroom een verantwoordelijke aanduiden die de expertise

- voor elke inkomende subsidiestroom een verantwoordelijke aanduiden die de expertise