• No results found

§6.1. Tegemoetkoming schade

In artikel 6.1 van de Wet natuurbescherming is het wettelijk kader opgenomen voor de tegemoetkoming in de schade die wordt veroorzaakt door dieren van soorten die op grond van de Wet natuurbescherming zijn beschermd. Een tege-moetkoming wordt op zijn verzoek aan een belanghebbende verleend voor zover die schade niet of niet geheel voor zijn rekening behoort te blijven. De tege-moetkoming wordt naar billijkheid bepaald. Gedeputeerde staten zijn het be-voegd gezag voor het verlenen van tegemoetkomingen in schade. De provincies stellen binnen de gegevens kaders het beleid voor de verlening van tegemoet-komingen vast. Het is ook aan de provincies om te bezien op welke wijze zij de toekenning van tegemoetkomingen organiseren en of zij daarvoor bijvoorbeeld een bepaald orgaan voor in het leven roepen.

Dat voor tegemoetkomingen in schade veroorzaakt door in het wild levende die-ren in een specifieke regeling is voorzien, houdt verband met het feit dat hier niet goed kan worden aangesloten bij een handelen van een bestuursorgaan ter uitoefening van een publieke taak. Artikel 6.1 van de Wet natuurbescherming maakt dan ook zonder dit nadere overheidshandelen een schadeverzoek moge-lijk. De schade vloeit hier immers goeddeels voort uit beperkingen die de voor-gestelde wettelijke regeling zelf met zich brengt waarbij het bevoegd gezag veelal weinig ruimte heeft voor een andere afweging. Het zou te omslachtig zijn als eerst een specifiek handelen van het bevoegd gezag noodzakelijk zou zijn – bijvoorbeeld een ontheffing van de soortenbeschermingsbepalingen in gevallen waarin de wet geen mogelijkheid tot ontheffing biedt en een aanvraag dus alleen kan worden afgewezen – voordat een belanghebbende schadevergoeding zou kunnen vragen. Tegelijk kan ook niet worden gezegd dat de wettelijke regeling zelf onmiddellijk schade veroorzaakt die tot nadeelcompensatie noopt: het gaat hier juist om schade die zich – afhankelijk van tal van onzekere factoren – nog moet voordoen ten aanzien van een onbepaalde groep van belanghebbenden.

Voorgesteld wordt artikel 6.1 van de Wet natuurbescherming te continueren. Het voorgestelde artikel 15.X van de Omgevingswet voorziet hierin.55

55 De nummering van dit artikel hangt af van de regeling over schadevergoeding in het voorstel voor een Invoeringswet Omgevingswet.

Ten aanzien van de tegemoetkoming in schade als gevolg van rechtmatig over-heidshandelen is in artikel 6.3 van de Wet natuurbescherming een voorziening opgenomen. Te denken valt aan een besluit houdende vaststelling van een be-heerplan voor een dergelijk gebied, een besluit houdende weigering van een vergunning of houdende verlening – al dan niet onder voorwaarden en beperkin-gen – van een vergunning, een besluit inzake het al dan niet toepassen van de aanschrijvingsbevoegdheid, een besluit houdende toegangsbeperkingen voor een gebied, een besluit strekkende tot het treffen van feitelijke handelingen op gron-den of aan opstallen die de eigenaar of gebruiker moet gedogen of een besluit naar aanleiding van een handhavingsverzoek. Op grond van artikel 6.3 is verle-ning van een tegemoetkoming in de schade mogelijk wanneer door handelen van een bestuursorgaan – feitelijk of door het nemen van een besluit met rechtsge-volgen – ter uitoefening van een publieke taak schade is veroorzaakt die uitgaat boven het normale maatschappelijke risico en die een benadeelde in vergelijking met anderen onevenredig zwaar treft. De belanghebbende kan de tegemoetko-ming aanvragen bij het betrokken bestuursorgaan.

Het voorstel voor een Invoeringswet Omgevingswet zal voorzien in een algeme-ne regeling over tegemoetkoming in schade, die ook van toepassing zal zijn op besluiten die in het kader van de bescherming van de natuur worden genomen.

§6.2. Retributies

Voor door de rijksoverheid aan derden geleverde diensten worden zoveel moge-lijk kostendekkende tarieven in rekening gebracht. Dit overeenkomstig het kabi-netsstandpunt naar aanleiding van het rapport “Maat houden 2014”.56 Tegen die achtergrond voorziet artikel 6.2, eerste lid, van de Wet natuurbescherming in de bevoegdheid van de Minister van Economische Zaken om overeenkomstig een door hem vastgesteld tarief een vergoeding te vragen van de kosten voor de behandeling van aanvragen van vergunningen of ontheffingen en aanvragen tot verlenging of wijziging – toelating – alsook voor de controlehandelingen die wor-den verricht met het oog op de instandhouding van vergunningen en onthef-fingen –post-toelating – voor activiteiten ingeval hij het bevoegd gezag is.

Op grond van deze bevoegdheid kan ook een vergoeding worden gevraagd voor de kosten voor de afgifte van een valkeniersakte, of andere documenten die benodigd zijn voor het gebruik van jachtmiddelen, de kosten voor de afgifte van documenten die nodig zijn op grond van onder meer de cites-basisverordening,

56 Kamerstukken II 2013/14, 24 036 nr. 407.

de flegt-basisverordening en de Europese houtverordening en de kosten voor de afgifte van krachtens de wet voorgeschreven ringen, merken of merktekens. Ook kan een vergoeding worden gevraagd voor de kosten voor de ter uitvoering van de Europese wetgeving noodzakelijke verificatie van documenten en andere con-troles bij het binnen de Europese Unie brengen van dieren of planten van be-schermde diersoorten, of producten daarvan, of van hout of houtproducten.

Artikel 6.2, tweede lid, van de Wet natuurbescherming voorziet in een grondslag voor de korpschef om een vergoeding voor de kosten van het verlenen van een jachtakte te vragen, overeenkomstig een door de Minister van Economische Za-ken vast te stellen tarief. Het derde lid regelt hetzelfde voor rechtspersoonlijk-heid bezittende organisaties die zijn belast met de taak van het uitgeven van ringen, merken of merktekens.

In de meeste gevallen zijn gedeputeerde staten overigens het bevoegd gezag voor het behandelen van de aanvragen van ontheffingen en vergunningen. De provincies kunnen op grond van de artikelen 223 en volgende van de Provincie-wet rechten een vergoeding van de kosten vragen. In de Wet natuurbescher-ming zijn daarvoor dus geen voorziening getroffen.

Artikel 13.1 van de Omgevingswet voorziet eveneens in de bevoegdheid van de Minister die het aangaat om retributies te heffen. Dit wetsvoorstel voorziet in een aantal aanvullingen op dat artikel waarmee wordt gewaarborgd dat voor de in artikel 6.2 genoemde diensten straks ook een vergoeding van de kosten in rekening kan worden gebracht voor de volgende door de Minister van Economi-sche Zaken uit te voeren diensten: de kosten van de afgifte van ringen, merken of merktekens, van documenten, de uitvoering van controles of verificatie in het kader van de regels over de handel en het bezit van dieren, planten, producten daarvan, en van hout en houtproducten. Ook is in dit wetsvoorstel voorzien in een bevoegdheid van de Korpschef van de politie om retributies te heffen voor de behandeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor jachtge-weeractiviteiten en voor aangewezen rechtspersoonlijkheid bezittende organisa-ties die tot taak hebben merken, merktekens of ringen uit te reiken aan houders van dieren, planten of producten (voorgesteld artikel 13.1, tweede, vierde en vijfde lid nieuw, van de Omgevingswet).