• No results found

C. Verrekenbedingen niet langer fiscaal voordelig

X. FINAAL BESLUIT

93.Zoals ook A. WYLLEMAN het stelt, “is de stap die de wetgever met de wet tot wijziging van

het huwelijksvermogensrecht van 22 juli 2018 heeft gezet, bijzonder pover te noemen”. Tot zover

sluit ik me aan bij haar zienswijze. Waar ik slechts deels mee akkoord ga, is dat deze povere wetgeving zo arm is “als men die meet aan de hand van de bescherming die aan de zwakkere

partij in de relatie geboden wordt”.289 Ik verklaar mij nader. Hoewel de wet nu aangepast is en de

solidariteit sterker zou moeten maken tussen partners, zal dit volgens mij geen wereld van verschil maken. Het is inderdaad zo dat er vaak een van de partners verweesd achter nadat het huwelijk een einde kent. In veel van de gevallen is dit de vrouw. Er geldt dan wel een grote vrijheid in de keuze van het stelsel en binnen het stelsel van scheiding van goederen kan er gekozen worden voor meer solidariteit, maar uiteindelijk is dit geen individuele keuze. De keuze moet worden gemaakt met twee. In de meeste gevallen zal de persoon die het ‘machtigst’ in de relatie staat het uiteindelijk voor het zeggen hebben. De nieuwe wet zal mijns inziens het gebrek aan solidariteit in een stelsel van scheiding van goederen niet uit de wereld helpen. Zolang die ‘vrijheid’ geldt, is er in feite weinig vrijheid. Voor sommige mensen, stereotiep vrouwen, is het vaak ofwel een huwelijkscontract ofwel geen huwelijk, waardoor een stelsel van scheiding van goederen uiteindelijk vaak onbezonnen wordt getekend.290 Er zal pas echt een evolutie te zien zijn

daaromtrent eens er wettelijke verplichtingen op worden gelegd. Maar uiteindelijk ben ik daar ook geen voorstander van. Omtrent het huwelijk moet men vrijheid genieten. Dat een van de partners de dupe wordt van het gekozen stelsel of van het huwelijk, ligt volgens mij meer aan de ingesteldheid van partijen en de maatschappij, dan aan de huwelijksstelsels of wettelijke regels op zich. Wat de wetgever nu ook doet, uiteindelijk is en blijft het een keuze (die dus eigenlijk vaak neerkomt op de keuze van één van de partners). De ‘sterkste’ in de relatie zal de doorslag geven. Dit wil echter niet zeggen dat het goed zou zijn om dwingendrechtelijk bepaalde mechanismen te verplichten om deze situatie te vermijden. Zoals gezegd, kan de wetgever onmogelijk alle situaties voorzien. Hij kan onmogelijk weten of er al dan niet sprake is van een zwakke partij en wie dat dan wel is. Het huwelijk is en blijft iets dat niet volledig dwingendrechtelijk gestuurd kan worden. Doet men dit wel, dan zullen mensen gewoon kiezen om niet te huwen of de facto hun huwelijk anders leiden/lijden dan in de wet wordt voorzien.

289 A. WYLLEMAN, “Epiloog. Niemand leeft voor zichzelf; niemand sterft voor zichzelf” in C. DECLERCK, e.a.

(eds.), Patrimonium 2018, Brugge, die Keure, 2018, (567) 569.

290 C. CASTELEIN, “Eigendomsrecht, eigendomsbewijs en eigendomsverschuivingen in het stelsel van scheiding

van goederen: hoe zuiver is de scheiding van goederen nog?” in N. CARETTE, R. BARBAIX (eds.), Tendensen

67

94.In de wetgeving wordt het voorgesteld dat de notaris een sterkere en belangrijkere rol krijgt in het kader van het stelsel van scheiding van goederen, maar naar mijn mening zijn dit vooral woorden zonder daden. Niet meer daden dan voordien al het geval was althans. De notaris heeft al een heel sterke verplichting op basis van artikel 9 OWN en nagenoeg alle notarissen zullen die uitgebreide informatie- en adviesplicht wellicht al zo goed mogelijk invullen, of daar kan toch vanuit worden gegaan. Zo goed dat er niet veel aan ‘verbeterd’ kan worden. De nieuwe artikelen met betrekking tot de informatieplicht van de notaris zijn dan ook een lege doos. Het enige dat deze wettelijke bepalingen kunnen toevoegen is een soort geheugensteun of bewijs dat de notaris zijn plicht heeft gedaan. Al moet ook dit genuanceerd worden, want op die manier verwordt het snel een stijlclausule. Bovendien kan er niet ontkend worden dat mensen die niet onder het wettelijk stelsel huwen en bijvoorbeeld onder een (zuivere) scheiding van goederen, toch sowieso naar de notaris moeten. Voordat ze over zullen gaan tot de ondertekening van het contract, mag ervan uitgegaan worden dat ze op hun minst al voldoende zullen geïnformeerd zijn. Ze kunnen dan ook niet anders, want passeer je bij de notaris, krijgt je automatisch de nodige informatie mee van de notaris waartoe hij op basis van artikel 9 OWN wordt verplicht. Zelfs het Grondwettelijk Hof291 kwam tot dezelfde conclusie dus het is verwonderend dat de wetgever dit niet inzag. Het

Hof wees erop dat als echtgenoten een huwelijkscontract tekenen, dat ze op de hoogte zullen zijn van de nadelige gevolgen en die ook aanvaarden. Ik treed het Hof dan ook helemaal bij. Het probleem was en is niet de informatieplicht van de notaris, het is niet het huwelijkscontract. Wel het feit dat echtgenoten kunnen kiezen of ze huwen met of zonder huwelijkscontract en dus eigenlijk kunnen ‘kiezen’ of ze al dan niet vooraf langs een notaris passeren om geïnformeerd te worden. Net daardoor vallen veel mensen eigenlijk onder een wettelijk stelsel, zonder echt te weten wat het inhoudt en of het wel geschikt is voor hen. Het is dan ook aan de notaris om aanstaande echtgenoten die wel passeren langs de notaris, erop te wijzen dat ze een gelijke capaciteit en mogelijkheid hebben om te negotiëren. Dat ze allebei recht hebben op een contract die aan beide partners hun zienswijze voldoet.292 Naar mijn mening zou het zelfs niet misstaan dat

er door de notaris net extra op gewezen wordt wat de gevolgen zouden kunnen zijn voor de economisch zwakkere partij van het (zuivere) stelsel van scheiding van goederen. Een andere oplossing die misschien meer invloed zou kunnen hebben, is een meer educatieve insteek. Partners pogen op te voeden om meer verantwoordelijkheid te dragen bij de keuze van hun stelsel en de

291 GwH 7 maart 2013, nr. 38/2013, TBBR 2014, 511.

292 Y.-H. LELEU, “La séparation de biens corrigée” in F. DERÈME, J. FONTEYN, Y.-H. LELEU, M.-H.

LEMPEREUR, M. VAN MOLLE en J. SAUVAGE, (eds.), Les régimes matrimoniaux après la loi du 22 juillet 2018.

68

precieze invulling ervan. Ook moet er op een transparante wijze kunnen worden ‘onderhandeld’ tussen partners, wat vaak niet gebeurt de dag van vandaag. Pas dan zouden er echt evenwichtige contracten kunnen tot stand komen. Dit ligt niet per se aan de notaris of aan de wet die suppletieve dan wel dwingendrechtelijke mechanismen oplegt. C. CASTELEIN werpt het idee op om als notariaat de bijkomende service te bieden om systematisch huwelijkscontracten te screenen op inhoudelijk vlak en de daarbijhorende permanente bewustmaking.293 Dit is mijns inziens een goed

maar misschien ook iets te ambitieus idee. Het kan in vele gevallen zeker een oplossing bieden en in sommige gevallen waarschijnlijk kleine drama’s vermijden. Maar daarmee gaat ook heel veel werk gepaard, en ook in dit geval zou het waarschijnlijk een overbepampering zijn.

95.Mijn besluit is dat er, veeleer dan een warme uitsluiting, sprake is van een lauwe uitsluiting. De praktijk leert ons dat verrekenbedingen weinig tot nooit worden aangewend. Ook voor de rechterlijke billijkheidscorrectie met zijn complexe toepassingsvoorwaarden, ziet de toekomst er niet rooskleurig uit. Persoonlijk vind ik niet dat dit iets negatiefs hoeft te betekenen. Om in de context van ‘warme’ of ‘koude’ uitsluiting te blijven, kan ik mij als volgt uitdrukken. Mijn zienswijze tegenover de ‘temperatuur’ van de scheiding van goederen wordt gereguleerd naargelang het ‘klimaat’ waarbinnen zich het bevindt. Waarbij temperatuur slaat op de mate van solidariteit en het klimaat op de diverse soorten relaties en samenlevingscontexten. Gaat het om een nieuw-samengesteld gezin of twee heel vermogende partners, dan hoeft een warm, solidair stelsel niet noodzakelijk. Afhankelijk van de context zal moeten beoordeeld worden of een warme, dan wel koude uitsluiting het meest gepast is. Hier speelt de notaris weldegelijk een grote rol. Het zou dan ook niet slecht zijn dat ook mensen die huwen onder een wettelijk stelsel, ook langs de notaris moeten passeren zodat ze de beste keuze kunnen maken, voordelig voor hen beide.

Naar mijn aanvoelen zou een volgende evolutie van het huwelijksvermogensrecht nog steeds welkom zijn. Zeker aan de rechterlijke billijkheidscorrectie zou nog gesleuteld moeten worden. Hadden het goede en gewenste regelingen geweest, zouden ze populairder zijn. Ik besluit dat de wetgever ongetwijfeld heel goede bedoelingen had, maar dat de verwachtingen niet echt ingelost zijn op vele punten. Het ‘nieuwe’ stelsel van scheiding van goederen met verrekening van aanwinsten en de rechterlijke billijkheidscorrectie was vooral een storm in een glas water.

293 C. CASTELEIN, “Eigendomsrecht, eigendomsbewijs en eigendomsverschuivingen in het stelsel van scheiding

van goederen: hoe zuiver is de scheiding van goederen nog?” in N. CARETTE, R. BARBAIX (eds.), Tendensen

69

GERELATEERDE DOCUMENTEN