• No results found

Figuur 6 Ontwikkeling van de populaties haring, schol, kabeljauw en tong in de zuidelijke

Noordzee, 1957–2010.

haring

kabeljauw

schol

Tong en schol worden op jongere leeftijd en bij geringere lengte geslachtsrijp. Over het geheel is de totale biomassa nauwelijks toegenomen.46

De huidige ongunstige toestand van de kabeljauw is voor- namelijk veroorzaakt door de visserij. Migrerende vis- soorten zoals zalm, elft, steur en houting zijn in de vorige eeuw zeldzaam geworden of verdwenen door verlies van paaigebieden, verontreiniging van rivieren en over- bevissing. De barrièrewerking van dijken en kunstwerken beperkt het herstel van deze soorten.

Ondanks de afgenomen diversiteit aan bodemvissen neemt de totale diversiteit aan vissoorten in het Nederlandse deel van Noordzee sinds het begin van de twintigste eeuw toe. Dit komt vooral door de toename van het aantal kleine zuidelijke soorten. Mogelijke verklaringen voor deze trend liggen in de afname van grotere predatoren en in verande- ringen in de temperatuur.47

Zie verder

paragraaf 2.4.1 (fysieke verstoringen) gaat in op de effectiviteit van vigerend en voorgenomen beleid in relatie tot fysieke verstoringen van vissoorten.

2.2.5 Vogels

Vogels van de open zee, pelagische soorten, komen verspreid voor over de gehele zuidelijke Noordzee. Het zijn vogels zoals (pijl)stormvogels, jan-van-genten, alkachtigen (onder

andere zeekoet, alk, papegaaiduiker), drieteenmeeuwen en jagers. Deze soorten broeden veelal op (rots)kusten van Groot-Brittannië en andere delen van het Noordwest- Atlantisch gebied. De winter brengen ze zwervend door op de zuidelijke Noordzee. De alkachtigen hebben daarbij een duidelijke voorkeur voor specifieke gebieden: zeekoeten en alken verzamelen zich in hogere dichtheden in de Zuidelijke Bocht, van enkele duizenden tot tienduizenden. Papegaai- duikers en kleine alken overwinteren in het noordelijk deel van het Nederlandse deel van de Noordzee.48

Het Friese Front is in de nazomer van speciaal belang voor zeekoeten uit broedkolonies aan de Engelse oostkust en voor grote jagers van noord-Schotse en/ of IJslandse broedplaatsen. Daarom zal het gebied ook worden aangewezen als speciale beschermingszone in het kader van de Vogelrichtlijn. Dergelijke min of meer voorspelbare winterconcentraties zijn voor andere vogels van de open zee niet af te leiden uit de beschikbare telgegevens.49

De grootste concentraties vogels bevinden zich langs de kust (zie figuur 7).50 Het zijn verschillende soorten in Nederland

broedende meeuwen en sterns, maar ook overwinterende en doortrekkende visetende soorten (onder andere roodkeelduiker, verschillende soorten futen en dwerg- meeuw) en schelpdieretende soorten (zwarte zee-eend en eidereend). De schelpdieretende soorten beperken zich tot de ondiepe kustzone in verband met de bereikbaarheid van het voedsel. Voor al deze langs de kust voorkomende soorten zijn de Nederlandse kustwateren van internationaal belang. Mede om die reden zijn grote delen van de kustzone

(Noordzeekustzone en Voordelta) aangewezen als speciale beschermingszone onder de Vogelrichtlijn.

Ontwikkelingen

Twaalf vogelsoorten zijn in de broedtijd of het winter- seizoen min of meer afhankelijk van de Nederlandse kustzone. De meeste van die soorten hebben een matige tot zeer ongunstige staat van instandhouding volgens de Vogelrichtlijn. Het voedselaanbod (vis en schelpdieren) is een knelpunt en broedvogels kampen ook met de beperkte beschikbaarheid van geschikte broedplaatsen. Van slechts drie kustvogels (aalscholver, kleine mantelmeeuw en noordse stern) is de staat van instandhouding op alle aspecten als gunstig beoordeeld.51 De diepere oorzaak van

de knelpunten ligt in een cumulatie van effecten als gevolg van hydrografische ingrepen, visserij en verstoring van het leefgebied.

Van de pelagische vogelsoorten op het Nederlandse deel van de Noordzee is alleen van de zeekoet en de grote jager de staat van instandhouding beoordeeld volgens dezelfde methodiek die voor kustvogels is toegepast. In beide gevallen werd deze op alle aspecten als gunstig beoordeeld. Geen van de vijf pelagische soorten die op het Nederlandse deel van de Noordzee voorkomen, heeft op Europese schaal een ongunstige staat van beoordeling. Tellingen van deze soorten op het Nederlandse deel van de Noordzee wijzen sinds 1992 aanvankelijk op een toename in aantallen en vanaf ongeveer 2002-2005 op een al dan niet duidelijke afname.52

De streefwaarde van OSPAR (Ecological Quality Objective, EcoQO) voor olieverontreiniging is dat minder dan 10 procent van het aantal aangespoelde vogels besmeurd is met olie (20% in 2010). Het percentage besmeurde vogels vertoont sinds 1975 een neergaande trend, maar het huidige niveau ligt nog steeds boven het streefniveau.

Zie verder

• paragraaf 2.4.1 over fysieke verstoring en de effectiviteit van vigerend en voorgenomen beleid

• paragraaf 2.4.3 over chemische verstoringen door onder meer olieverontreiniging en de effectiviteit van vigerend en voorgenomen beleid om vervuiling door olie tegen te gaan

• paragraaf 2.4.6 over cumulatieve en synergetische effecten.

2.2.6 Zeezoogdieren

De meest voorkomende zeezoogdieren in het Nederlandse deel van de Noordzee zijn de bruinvis, gewone zeehond, grijze zeehond en witsnuitdolfijn. De populaties van de gewone en grijze zeehond en de bruinvis zijn in de vorige eeuw sterk teruggevallen, maar sinds de jaren tachtig weer toegenomen.53

Ontwikkelingen

Van de gewone zeehond komen naar schatting 80.000 exemplaren voor in de mariene wateren van Noordwest Europa. Ongeveer een tiende deel van die populatie leeft in

strook van het noordwestelijk kustgebied via Klaverbank naar Doggersbank. Gewone en grijze zeehonden planten zich in Nederlandse wateren voort, voornamelijk in de Waddenzee. 6°E 5°E 4°E 3°E 55°N 54°N 53°N 52°N Birdvalues August-September 6°E 5°E 4°E 3°E 55°N 54°N 53°N 52°N Birdvalues February-March Classes 1 2 3 4 5 Classes 1 2 3 4 5

Figuur 7. Vogelwaarden op het Nederlandse deel van de Noordzee, nazomer en winter.

Nederlandse wateren. De gewone zeehonden in Nederland maken deel uit van de zogenaamde Waddenzeepopulatie, waarvan de verspreiding zich uitstrekt van Esjberg in Denemarken tot Den Helder in Nederland. Ook de gewone zeehonden in het Deltagebied maken in feite deel uit van deze populatie, aangezien zij zich daar nauwelijks voortplanten en afhankelijk zijn van immigratie vanuit de Waddenzee. De grijze zeehond heeft, na in de middeleeu- wen in de Nederlandse wateren te zijn uitgeroeid, sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw de westelijke Waddenzee weer gekoloniseerd. Deze remigratie kwam op gang vanuit de Britse wateren. De populatie grijze zeehonden in de mariene wateren van Noordwest Europa, bedraagt naar schatting door experts op basis van drie documenten54.55.56

150.000 dieren. Daarvan komt ongeveer twee procent (tellingen 200957) voor in Nederlandse wateren. De grijze

zeehond leeft in Nederlands gebied vooral in de Waddenzee, maar ook langs de kust van Zuid-Holland en Zeeland en verder uit de kust in de Zuidelijke Bocht en in een brede

Bron: Bos, O.G., et al, Biodiversity hotspots on the Dutch continental shelf. A marine strategy framework directive perspective, IMARES rapport nr. C071/11 (Wageningen, 2011) 76.

Grey seal Harbour porpoise 7°E 6°E 5°E 4°E 3°E 2°E 55°N 54°N 53°N 52°N Harbour seal 7°E 6°E 5°E 4°E 3°E 2°E 55°N 54°N 53°N 52°N 7°E 6°E 5°E 4°E 3°E 2°E 55°N 54°N 53°N 52°N abundance 2 3 4 abundance 2 3 4 abundance 3

Bron: Bos, O.G., et al, Biodiversity hotspots on the Dutch continental shelf. A marine strategy framework directive perspective, IMARES rapport nr. C071/11 (Wageningen, 2011) 82.

Figuur 8. Jaarlijkse gemiddelde verspreiding van grijze zeehond, gewone zeehond en bruinvis op het Nederlandse deel