• No results found

Fig 11.13 Hark voor bemonstering van waterplanten

In document HANDBOEK HYDROBIOLOGIE III (pagina 41-45)

Aan de hark kan een steel worden bevestigd die uitschuifbaar is tot ruim drie meter lengte. Foto overgenomen uit Monitoring in Natuurreservaten, Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek, België, www.inbo.be/docupload/1334.pdf.

11.4 KWALITEITSZORG

Opleiding

Iedereen die vegetatie-opnamen gaat maken, moet een inwerkprogramma hebben doorlopen. Gecertifi-ceerde hydrobiologische laboratoria moeten hiervoor een opleidingstraject hebben, dat doorlopen wordt onder supervisie van een ervaren veldwerker (zie NEN EN 17205). Bij zelfstudie moet men ondersteuning zoeken bij externe specialisten (zie bijlage 2 voor adressen).

Lijnscontroles

Gecertificeerde hydrobiologische laboratoria moeten lijnscontroles uitvoeren om de kwaliteit van hun resultaten te waarborgen. Er zijn drie lijnscontroles. Tezamen moeten zij de betrouwbaarheid van on-derzoeksresultaten waarborgen. In het werkvoorschrift hebben we richtlijnen en tips gegeven om deze lijnscontroles in te vullen.

11.5 TIJDSBESTEDING EN KOSTEN

11.5.1 Achtergrond

De tijd die men nodig heeft voor een vegetatie-opname, is op de eerste plaats afhankelijk van de grootte van het proefvlak dat onderzocht moet worden. Op de tweede plaats wordt zij bepaald door de soortenrijk-dom in het proefvlak en de aanwezigheid van bijzondere, maar weinig abundante soorten.

Gaat het om eenvoudige lijnvormige wateren (sloten, gekanaliseerde beken, kanalen) dan kunnen zes tot acht meetpunten per dag worden opgenomen, mits de reisafstand tussen de punten niet meer bedraagt dan één kwartier.

Gaat het om kleine plassen en vennen, dan is vijf meetpunten in veel gevallen het maximum en bij grotere meren één tot drie.

Wanneer men met een boot bemonstert, moet men twee personen inzetten uit veiligheidsoverwegingen. Dit geldt ook wanneer men moeilijk begaanbaar terrein moet onderzoeken, zoals trilvenen en hoogveen-moerassen. Ten slotte moet men rekening houden met voorbereidingstijd, determinatietijd op het lab, verwerking van de gegevens en controle van de data. Onderstaande begroting is gebaseerd op de inzet van ervaren veldwerkers en betreft de tijdsduur per onderzoeker.

11.5.2 Tijdsbegroting

Opname

Lijnvormige wateren

Tijdsduur: 1 uur (range 0,5 tot 1,5 uur) per proefvlak van 100 tot 1 000 m2. Dit is inclusief (de)mobilisatie, maar exclusief reistijd van en naar het meetpunt.

Plassen en vennen (0,01 tot 5 ha)

Tijdsduur: 1,5 uur (range 1 tot 2 uur) per plas. Dit is inclusief (de)mobilisatie, maar exclusief reistijd van en naar het meetpunt. Deze plassen worden in hun geheel (gebiedsdekkend) opgenomen.

Meren en plassen (> 5 ha)

Tijdsduur: 2 tot 10 uur per meer, afhankelijk van het aantal proefvlakken. Dit is inclusief (de)mobilisatie, maar exclusief reistijd van en naar het water.

De tijdsduur voor het opnemen van een proefvlak bedraagt 0,3-0,5 uur. De verplaatsingstijd tussen proef-vlakken binnen een transect is enkele minuten, en tussen transecten of verspreid liggende proefproef-vlakken een minuut of tien tot één uur, afhankelijk van de grootte van het meer.

Tijdsduur: 1 uur per water (range 0 tot 2 uur), vooral afhankelijk van de diversiteit van kranswieren en mossen.

Gegevensinvoer en controle

Tijdsduur: 1,5 uur per water (range 1 tot 3 uur), afhankelijk van het aantal proefvlakken. Invoer en con-trole per proefvlak kost 0,8 uur.

11.6 LITERATUURVERWIJZINGEN

Barkman JJ, Doing H & Segal S (1964) Kritische Bemerkungien und Vorschläge zur quantitativen Vegetationsanalyse. Acta Botanica Neerlandica 13: 394-419.

Bloemendaal FHJL & Roelofs JGM (red) (1988) Waterplanten en waterkwaliteit. Stichting Uitgeverij Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, Utrecht.

de Lyon MJH & Roelofs JGM (1986) Waterplanten in relatie tot waterkwaliteit en bodemgesteldheid. Deel 1 en Deel 2. Laboratorium voor Aquatische Oecologie, Nijmegen.

den Hartog C & Segal S (1964) A new classification of the water-plant communities. Acta Botanica Neerlandica 13: 367-393.

Evers CHM & Knoben RAE (red) (2007) Omschrijving MEP en maatlatten voor sloten en kanalen voor de Kaderrichtlijn

Water. Rapport 2007-32b, Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer, Utrecht. 144 pp.

Evers CHM, Knoben RAE & Van Herpen, FCJ (2012) Omschrijving MEP en maatlatten voor sloten en kanalen voor de

Kaderrichtlijn Water 2015-2021. Rapport 2012-34, Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer, Amersfoort.

154 pp.+errata.

Franken RJM, Gardeniers JJP & Peeters ETHM (2006) Handboek Nederlandse Ecologische Beoordelingssystemen

(EBEO-systemen). Deel A. Filosofie en beschrijving van de systemen. Rapport 2006-04, Stichting Toegepast Onderzoek

Waterbeheer, Utrecht. 255 pp.

Iversen J (1936) Biologische Pflanzentypen als Hilfsmittel in der Vegetationsforschung: ein Beitrag zur ökologischen

Cha-rakterisierung und Anordnung der Pflanzengesellschaften. Meddelelser Skalling Laboratorium, København. 224

pp.

Leys HN (1978) Handleiding ten behoeve van vegetatiekarteringen. Wetenschappelijke Mededelingen KNNV 130. KNNV, Hoogwoud. 52 pp.

Londo G (1975) De decimale schaal voor vegetatiekundige opnamen van permanente kwadraten. Gorteria 7: 101-105. Phillips G (2006) Derivation of chlorophyll-a boundaries based on changes to maximum depth distribution of submerged

macrophytes. In: Van den Berg MS (ed) Good-Moderate boundary setting procedure. Annex C to Milestone 6

Report, September version, lake GIGs, Institute of Environment and Sustainability, Joint Research Centre, European Commission, Ispra. Pp 16-23.

Rijkswaterstaat (2008) Waterplantenmeetnet Rijkswateren - MWTL veldgids. Rijkswaterstaat Waterdienst. Raunkiaer C (1934) The life forms of plants and statistical geography. Clarendon Press, Oxford. 632 pp.

Schaminée JHJ, Stortelder AHF & Westhoff V (1995a). De vegetatie van Nederland. Deel 1. Inleiding tot de

plantensoci-ologie - grondslagen, methoden, toepassingen. Opulus Press, Uppsala.

Schaminée JHJ, Weeda EJ, Westhoff V (1995b). De vegetatie van Nederland. Deel 2. Plantengemeenschappen van

wate-ren, moerassen en natte heiden. Opulus Press, Uppsala.

Scheffer M (1998) Ecology of shallow lakes. Population and Community Biology Series 22. Chapman & Hall, London. Sollie S, Brouwer E & de Kwaadsteniet P (2011) Handreiking natuurvriendelijke oevers. Rapport 2011-19, Stichting

Toegepast Onderzoek Waterbeheer, Amersfoort.

Stortelder AHF, Hommel PWFM & de Waal RW (1998) Broekbossen. Bosecosystemen van Nederland 1. Natuurhisto-rische bibliotheek 66. KNNV Uitgeverij Utrecht. 216 pp.

Water. Rapport 2007-32, Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer, Utrecht. 290 pp.

Van der Molen DT & Pot R (red) (2007b) Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn

Water. Aanvulling kleine typen. Rapport 2007-32B, Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer, Utrecht. 166

pp.

Van der Molen DT; Pot R; Evers CHM & Van Nieuwerburgh LLJ (2012) Referenties en maatlatten voor natuurlijke

wa-tertypen voor de Kaderrichtlijn water 2015-2021. Rapport 2012-31, Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer,

Amersfoort. 378 pp. + errata.

Van der Molen DT; Pot R; Evers CHM; Buskens R & Van Herpen FCJ (2013) Referenties en maatlatten voor overige

wa-teren (geen KRW-waterlichamen). Rapport 2013-14, Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer, Amersfoort.

188 pp. + errata.

Weeda EJ, Westra R, Westra Ch & Westra T (1985-1994) Nederlandse oecologische flora. Wilde planten en hun relaties,

deel 1-5. IVN/VARA/VEWIN/KNNV Uitgeverij, Amsterdam.

Weeda EJ, Schaminée JHJ & Van Duuren L met medewerking van Hennekens SM, Hoegen AC & Jansen AJM (2000) Atlas van plantengemeenschappen in Nederland. Deel 1. Wateren, moerassen en natte heiden. KNNV Uitgeverij, Utrecht.

Wolf RJAM, Stortelder AHF & de Waal RW (2001) Ooibossen. Bosecosystemen van Nederland 2. Natuurhistorische bibliotheek 68. KNNV Uitgeverij Utrecht. 200 pp.

WERKVOORSCHRIFT 11A

In document HANDBOEK HYDROBIOLOGIE III (pagina 41-45)