• No results found

3. De endogeniteit van de theorie van de optimale muntzones

3.3 Empirische Methodologie

3.3.3 Fidrmuc

Volgend op de empirisch toetsing van de endogeniteitshypothese door Frankel en Rose (1997 en 1998), breidt Fidrmuc (2001) het model verder uit. Hij wijst er op dat Frankel en Rose niets zeggen over de structurele indicatoren die de gelijkheid van de conjuncturen verklaren en daarom vult de auteur de vergelijking aan met de graad van de bilaterale intra-industriehandel.

Fidrmuc test de relatie tussen de correlatie van de conjuncturen, de bilaterale handelsintegratie

en het bilateraal niveau van de intra-industriehandel aan de hand van cross-section data van 21 OECD landene tussen 1990 en 1999.

De regressievergelijking is:

ij ij t

ij j

i Q TI IIT

Q

Corr ( , ) =

α

+

β

log( ) +

γ

+

ε

Corr(Qi,Qj) staat voor de correlatie tussen de trendgeëlimineerde (verschil tussen de logaritme van de reeks en de vierde vertraagde) indicatoren van de economische activiteit. De economische activiteit wordt gedefinieerd als een reële BBP-index en een industriële productie index.

t

TIij staat voor de natuurlijke logaritme van de bilaterale handelsintensiteit tussen landen i en j tijdens periode t. De bilaterale handelsintensiteit wordt gedefinieerd in relatie tot export, import en totale handel en wordt via volgende formule berekend:

j i t ij

ij T T

TI TI

= +

TIij staat voor totale nominale export, totale nominale import of totale nominale handel van land i naar land j. Ti is de totale export, totale import of totale handel van land i. Tj stelt de totale export, totale import of totale handel van land j voor.

IITijstaat voor de graad van de bilaterale intra-industriehandel en wordt gemeten aan de hand van de Grubel-Lloyd index. Deze index wordt berekend op basis van niveau drie van de

‘Standard International Trade Classification’ (SITC).

e Deze landen zijn: Australië, Canada, Israël, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Turkije, de Verenigde Staten, Zwitserland, en 14 EU landen (België en Luxemburg worden gerapporteerd als één regio).

( )

Xi en Mi staan voor de bilaterale export en import tussen twee landen op niveau 3 van de SITC.

Fidrmuc voegt, net als Frankel en Rose, instrumentvariabelen toe aan de regressie vermits een OLS regressie niet geschikt is. Landen hebben de neiging hun munt te koppelen aan de munt van hun voornaamste handelspartners, waardoor een gemeenschappelijk wisselkoersbeleid het gevolg is van de bilaterale handel en niet andersom. Om het endogeniteitsprobleem te vermijden, is het belangrijk instrumentvariabelen te gebruiken die exogene determinanten zijn van de bilaterale handelsintensiteit en de bilaterale intra-industriehandel. Fidrmuc baseert zich eveneens op het ‘gravity’ model voor het bepalen van de instrumentvariabelen. De auteur hanteert de natuurlijke logaritme van de afstand tussen de twee handelspartners en een dummy voor geografische aanliggendheid. Fidrmuc gebruikt daarenboven een dummy voor de 12 leden van de EC, de logaritme van het geaggregeerd inkomen en als laatste de logaritme van het inkomen per capita.

Fidrmuc verwacht een positief teken voor bèta om zodoende de endogeniteitshypothese van Frankel en Rose te confirmeren. Verkrijgt hij echter een negatief teken, dan bevestigt de analyse het specialisatie effect van Krugman. Voor gamma vermoedt hij een positief teken om te kunnen stellen dat zijn hypothese omtrent de invloed van de bilaterale intra-industriehandel opgaat. De resultaten van de Two-Stage Least Stage analyses bevinden zich in tabel 4.

Uit tabel 4 blijkt dat alle coëfficiënten van de bilaterale handelsintensiteit niet het verwachte positieve teken hebben en bovendien niet statistisch significant verschillend van nul zijn voor beide specificaties van de economische activiteit. Hieruit besluit Fidrmuc dat de bilaterale handelsintensiteit geen direct effect heeft op de correlatie van de conjuncturen. De coëfficiënten van de bilaterale intra-industriehandel daarentegen zijn statistisch significant verschillend van nul bij het gebruik van de indices van de industriële productie als specificatie van de economische activiteit. Dit is niet het geval is bij de hantering van de reële BBP-index.

Tabel 4: Onderzoeksresultaten Fidrmuc

Industriële Productie Reële BBP

export import totaal enkel IIT export import totaal enkel IIT

constante 0,259 0,468 0,379 0,499 0,444 0,578 0,543 0,476

(1,598) (4,325) (2,576) (11,934) (2,361) (4,381) (4,038) (9,636) handelsintensiteit -0,085 -0,011 -0,042 -0,011 0,038 0,021 (-1,619) (-0,323) (-0,879) (-0,188) (0,913) (0,468)

intra-industriehandel 0,335 0,207 0,257 0,187 0,195 0,103 0,095 0,175 (3,597) (3,043) (3,047) (6,554) (1,812) (1,304) (1,095) (5,324) Bron: Fidrmuc J., 2001, blz. 13

Noot: Heteroscedasticity-robust t-statistieken worden tussen haakjes vermeld.

Vervolgens voert Fidrmuc de test opnieuw uit door de bilaterale handelsintensiteit uit de regressie weg te laten. Zodoende heeft de regressievergelijking de volgende vorm:

ij ij j

i Q IIT

Q

Corr ( , ) =

α

+

γ

+

ε

Corr(Qi,Qj) houdt de correlatie in tussen de trendgeëlimineerde indicatoren van de economische activiteit. De economische activiteit wordt gedefinieerd als een index van het reële BBP en de industriële productie. IITij staat voor de bilaterale intra-industriehandel en wordt berekend aan de hand van de Grubel-Lloyd index.

De bekomen resultaten bevinden zich in de laatste kolom van elke economische activiteit in bovenstaande tabel. Voor beide specificaties van de economische activiteit hebben de coëfficiënten van de bilaterale intra-industriehandel het verwachte positieve teken en zijn daarenboven statistisch significant verschillend van nul.

Als besluit neemt Fidrmuc aan dat de convergentie van de conjuncturen in verband staat met het niveau van de bilaterale intra-industriehandel, maar dat er geen directe relatie is tussen de correlatie van de conjuncturen en de bilaterale handelsintensiteit. Met andere woorden stelt de auteur dat de bilaterale intra-industriehandel leidt tot de convergentie van conjuncturen van de opgenomen OECD landen. Vermits de bilaterale intra-industriehandel positief gecorreleerd is

met de bilaterale handelsintensiteit, meent hij dat zijn empirische bevindingen de endogeniteitshypothese confirmeren. Fidrmuc stelt echter dat zijn redenering de argumentatie van Krugman volgt, vermits de correlatie van de conjuncturen afhankelijk is van het specialisatie patroon van de handeldrijvende landen. Hij stelt dat de nieuwe structuur van de buitenlandse handel, en niet het direct effect van de bilaterale handel, de harmonisatie van de conjuncturen veroorzaakt.

In het volgende hoofdstuk voeren we de vooropgestelde analyse van Frankel en Rose, en Fidrmuc opnieuw uit voor acht toetredingslanden van de Europese Unie. We pogen de endogene relatie tussen de correlatie van de conjuncturen, de bilaterale handelsintensiteit en de bilaterale intra-industriehandel te toetsen.