• No results found

Fenomenologie en (schilder)kunst: uitdrukken wat ‘bestaat’

In document VU Research Portal (pagina 134-137)

In de kunst trof Merleau-Ponty een wijze van ‘begrijpen’ aan die hij als heel verwant aan zijn eigen streefrichting heeft ervaren. Hij heeft deze verwantschap met name met betrekking tot de schilderkunst verder uitgewerkt. De filosoof en de schilder

43 Merleau-Ponty, FW. (2009). p. 46.

44 Merleau-Ponty, FW. (2009). p. 47.

45 Vergelijk hoe de Britse kunstenaar Anish Kapoor (1954) in hoofdstuk 6 van dit proefschrift over het begrip ‘Void’ spreekt

hebben hetzelfde probleem, aldus Merleau-Ponty, namelijk: tot uitdrukking brengen wat bestaat.46

Ook een empirist kan zeggen dat hij tot uitdrukking brengt wat bestaat. Merleau-Ponty bedoelt met deze term echter een diepere werkelijkheid die in dialoog tussen de zintuiglijk waarneembare verschijnselen en het menselijk bewustzijn tot ‘bestaan’ kan komen. Om zijn invulling van dit begrip beter te kunnen verstaan, is het belangrijk om eerst in te gaan op hoe Merleau-Ponty de fenomenologie situeert ten opzichte van zowel het empirisme als het intellectualisme. De eerste denkrichting vertegenwoordigt het objectivisme, de tweede het subjectivisme.

Merleau-Ponty deelt het empiristisch standpunt dat de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid serieus dient te worden genomen als bron van het kennen. Maar hij ziet de ideeën niet als een mentale abstractie, die alleen ontstaat uit de ervaring die de mens in de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid heeft opgedaan.

Hij deelt ook het intellectualistische standpunt dat er ideeën in het menselijk bewustzijn leven die de zintuiglijk waarneembare wereld structuur en betekenis kunnen geven. Maar hij deelt niet het standpunt dat de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid een schijnwerkelijkheid is, waar geen ideeën of grondbegrippen in werkzaam zouden zijn.

De fenomenologische filosofie erkent dus volgens Merleau-Ponty zowel de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid (fungerende intentionaliteit) als het menselijk bewustzijn (actintentionaliteit) als bron van het kennen. Het fenomenologisch begrijpen is in zijn visie een creatie die tussen de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid en het menselijk bewustzijn tot stand komt:

De belangrijkste verworvenheid van de fenomenologie is dat zij in haar begrip van de wereld en van de rationaliteit het extreme subjectivisme met het extreme objectivisme heeft verbonden.47

Merleau-Ponty zag volgens Williams de alternatieven van het empirisme (objectivisme) en het intellectualisme (subjectivisme) als de Skylla en Charybdis waar hij zijn fenomenologische filosofie tussendoor trachtte te loodsen.48 (In de introductie werd in dit verband over ‘twee klippen’ gesproken)

In het in 1945 door Merleau-Ponty geschreven essay De twijfel van Cézanne stelt hij dat ook Cézanne de tegenstelling tussen empirisme en intellectualisme, vertaald in schilderkundige begrippen, trachtte te vermijden: de zintuigen tegenover het verstand, de schilder die ziet tegenover de schilder die denkt; natuur versus

46 Johnson (1993). PPCD. In MPAR. p. 9. 47 Merleau-Ponty, FW. (2009). p. 48.

48 Williams, F. (1993). Cézanne, Phenomenology and Merleau-Ponty. Essay in G. A. Johnson (Red. en introductie), The Merleau-Ponty Aesthetics Reader. Deel 3: Critical Essays on

Merleau-Ponty’s Philosophy on Painting. (p. 165-173). Evanston: Northwestern University

Press. p. 172. [afgekort als: Williams (1993). CPMP. In MPAR.] Skylla en Charybdis zijn twee zeemonsters uit de Griekse mythologie; Charybdis woonde tegenover haar zus Scylla in een smalle zeestraat. Schepen die door de zeestraat voeren, moesten zorgen dat ze precies door het midden navigeerden. Kwamen ze te dicht bij de ene kant, dan liepen ze het gevaar te worden verzwolgen door de draaikolk van Charybdis. Probeerden ze Charybdis te ontwijken, dan liepen ze aan de andere kant het gevaar te worden verslonden door Skylla.

compositie; primitivisme in tegenstelling tot traditie.49 Hij noemt het tarten van dergelijke tegenstellingen zelfs een karakteristiek die eigen is aan Cézannes werk.50 Het vermijden van deze tegenstellingen was dus volgens Merleau-Ponty zowel voor hemzelf als voor Cézanne noodzakelijk, omdat het kiezen voor één van deze alternatieven strijdig zou zijn met het zojuist genoemde doel waar zij volgens Merleau-Ponty naar streefden, namelijk: tot uitdrukking brengen wat bestaat. Hoe moet dit nu worden begrepen?

Een filosofische verhandeling of een kunstwerk dat ‘tot uitdrukking brengt wat bestaat’ is volgens Merleau-Ponty een creatie die de alternatieven van het objectivisme en het subjectivisme verbindt, en er tegelijkertijd vrij van blijft door noch voor het ene, noch voor het andere alternatief te kiezen. Bij objectivisme in de schilderkunst bijvoorbeeld ligt het accent op nabootsing en weergave van wat de zintuigen waarnemen: de buitenwereld is bepalend voor het werk. Bij subjectivisme is het werk juist in de eerste plaats uitdrukking van de innerlijke wereld van de schilder: de eigen binnenwereld is bepalend voor wat er in het werk verschijnt.

Wat is nu kenmerkend voor een werk waarin iets dat bestaat tot uitdrukking komt? 51 Een dergelijk werk heeft volgens Merleau-Ponty een eigen realiteit, los van de kunstenaar of filosoof die het creëerde. Daardoor dwingt het respect af. Mensen herkennen er iets in dat zij niet (alleen) blijken te beschouwen als de visie van de kunstenaar of filosoof die het creëerde, maar zij komen in zo’n werk iets tegen dat ook voor hen een (innerlijk beleefde) realiteit vertegenwoordigt. Iets dat ‘bestaat’. En als dit niet meteen wordt gezien omdat het kunstwerk aanvankelijk nog niet wordt begrepen, dan voedt dit werk als het ware zijn eigen publiek op, omdat het iets te zeggen heeft dat op de lange duur niet genegeerd kan worden: volgens Merleau-Ponty heeft een werk van een dergelijk kaliber een merkwaardige, zelf- onderwijzende werking.52

Wàt precies in het werk herkend wordt, is niet bij iedere beschouwer precies gelijk. Door verschil in achtergrond en eigenschappen krijgt deze herkenning bij ieder een individuele kleur. Maar een werk dat iets tot uitdrukking brengt dat bestaat, lijkt al die persoonlijke reacties zonder moeite te kunnen herbergen, en daarbovenuit toch nog een mysterie te blijven.

Het is opmerkelijk dat Merleau-Ponty zich in dit verband, naast zijn interesse in moderne literatuur, vrijwel uitsluitend met moderne schilderkunst bezighoudt. Moderne beeldhouwkunst wordt in Oog en Geest alleen aangestipt, film, fotografie, theater en muziek krijgen nog minder aandacht, en dans en nieuwere vormen van beeldende kunst (mediakunst, installaties ed.) helemaal geen. Terwijl het wat mij

49 Merleau-Ponty. E. (1970). p. 132. (Uit hoofdstuk V, essay: De twijfel van Cézanne.)

50 Merleau-Ponty. E. (1970). p. 133. (Uit hoofdstuk V, essay: De twijfel van Cézanne.)

51 Merleau-Ponty maakt hier onderscheid tussen schilders die het accent op objectivisme of subjectivisme leggen, en de schilders die deze tegenstelling verbinden en er tegelijkertijd vrij van blijven door noch voor het ene, noch voor het andere alternatief te kiezen. Het in hoofdstuk 2 genoemde onderscheid dat Itten maakte tussen het kleurgebruik van de Epigonen, de Originelen en de Universelen lijkt mij hier sterk verwant aan, alleen gaat het daarbij alleen om het aspect van het kleurgebruik.

52 Merleau-Ponty, M. (1993). Cezannes Doubt [Le doute de Cézanne] (Michael B. Smith, vertaling). Essay in G. A. Johnson (Red. en introductie), The Merleau-Ponty Aesthetics Reader.

Deel 2: Merleau-Ponty’s Essays on Painting. (p. 59-76). Evaston: Northwestern University

Press. (Originele uitgave gepubliceerd in 1945). p. 70. [afgekort als: Merleau-Ponty (1993). CD. In MPAR.]

betreft een interessante vraag zou zijn of wat Merleau-Ponty stelt met betrekking tot met name de schilderkunst, ook voor andere vormen van kunst zou gelden. Merleau-Ponty ontkent niet dat dit het geval zou kunnen zijn. Zijn keuze voor met name de schilderkunst kwam ongetwijfeld mede voort uit de bijzondere affiniteit die Merleau-Ponty had met de wereld van de kleur. Verder heeft hij mijns inziens primair gezocht naar de voor hem meest nabij liggende middelen om iets helder te krijgen dat bijzonder moeilijk te bevatten en onder woorden te brengen is.

In document VU Research Portal (pagina 134-137)