• No results found

Het landschap heeft nog een duidelijke band met het aangrenzende water van de Noordzee of van de grote meren Dit is niet alleen te zien aan de luchten, maar ook

LANDSCHAPSKARAKTERISTIEKEN VAN DE ZEEKLEI Vlak, open cultuurlandschap

5.1.3 Natuur 1 Flora

5.1.3.3 Fauna Vogels

Het kale, open Zeekleigebied is relatief arm aan broedvogels. Zo ontbreken hier de broedvogels van oude, opgaande bossen. Hetzelfde geldt voor de vogels van drassige graslanden, zoals Grutto, Watersnip en Zomertaling. Akkervogels als Gele kwikstaart, Veldleeuwerik, Kievit en Scholekster, en vogels die we doorgaans in de nabijheid van de kust vinden, zoals Bergeend en Stormmeeuw, komen er echter relatief veel voor. Beide laatstgenoemde soorten broeden in de duinen, maar komen

in het Zeekleilandschap ook regelmatig voor in de uitgestrekte akkergebieden. De nabijheid van de zee zal hier debet aan zijn.

Het specifieke karakter van de broedvogelbevolking verschilt van regio tot regio. De twee rijkste vogelgebieden zijn de Flevopolder en de Zeeuws-Hollanse Delta. Relatief arm aan broedvogels zijn Noord-Holland-Noord en het Fries-Groningse zeekleigebied.

De zeekleiakkers hebben een duidelijke relatie met de aangrenzende zeeën en meren door de nabijheid van de zee. Vooral in de trektijd rusten er grote groepen meeuwen, sterns en steltlopers, die hun voedsel buitengaats verzamelen. In het winterhalfjaar foerageren hier bij daglicht ganzen op resten van akkerbouwgewassen (vooral op bietenakkers); hun slaapplaatsen verkiezen ze buitendijks.

Voor vogels er is een sterke functionele relatie tussen kwelders en slikken. Op de kwelder broedende steltlopers (Kluut, Scholekster, Tureluur, Bontbekplevier en de zeldzame Bonte strandloper) zoeken hun voedsel voor een groot deel op het slik; ze houden er vaak heuse voedselterritoria op na. Is het aantal vogels in de broedtijd hier beperkt, het tegenovergestelde geldt voor de trektijd en de winter, wanneer miljoenen vogels op doortrek op de slikken foerageren, (ten dele) hun rui doormaken, en reserves opdoen voor ze verder trekken. De uitgestrekte slikken bieden ruim voldoende voedsel en rust. Honderdduizenden vogels blijven overwinteren en vertrekken pas als er tijdens zeer strenge winters ijsschotsen het wad onherbergzaam maken. Ook voor de trekvogels en wintergasten is de relatie tussen kwelder en wad essentieel: bij laag water verspreiden de vogels zich over het wad om te foerageren en bij hoog water verzamelen ze zich in enorme groepen op de hoge kwelders om te overtijen (op de zogenaamde hoogwatervluchtplaatsen). Hoe de vogels het wad gebruiken, is het gevolg van het samenspel tussen prooi en predator. De bereikbaar- heid van de prooien (schelpdieren en wadpieren) hangt nauw samen met de waterstand op het slik. Wordt het wad droog, dan kruipen de prooien vaak diep weg in het slik en zijn dan alleen nog maar bereikbaar voor soorten met een lange snavel, zoals Wulp, Scholekster en Rosse grutto. Het wad is dan ook een geschikt voedselgebied voor oogjagers (Zilverplevier, Bontbekplevier, Steenloper en meeuwen). Is het slik nog geheel verzadigd of staat er nog een beetje water op, dan zitten de prooien hoog en zijn ze ook bereikbaar voor grondboorders met een kortere snavel, zoals Bonte strandloper, Kanoetstrandloper en Krombekstrandloper, en voor slobberende eenden (Smient en Wintertaling). Komt er een laag water op het slik te staan, dan zijn de waders en zwemmers aan de beurt, zoals Kluten, Lepelaars, diverse Ruitersoorten en grondeleenden, waaronder Wilde eend, Bergeend en Pijlstaart. Wordt het nog dieper, dan komen de duikers in actie: Eidereend, Toppereend en sterns. De volgorde waarin de vogels de hoogwatervluchtplaats bij afgaand water verlaten, is op deze estafette afgestemd.

Figuur 5.1 Indeling van het Zeekleilandschap.

Waterrijk Zeekleilandschap - Moerasmelkdistel associatie (Soncho-

Epilobietum hirsuti)

- Bijvoet ooibos (Artemisio-Salicetum) - Associatie van Ruwe bies(Scirpetum

tabernaemoni)

- Associatie van Egelskop en Pijlkruid (Sagittario- Sparganietum)

- Associatie van Fijn hoornblad (Ceratohpylletum submersi) - Associatie van Zilte waterranonkel (Ranunculetum baudotii)

- Associatie van Stijve waterranonkel (Ranunculetum circinati)

- Associatie van Moeraszoutgras en Fioringras(Triglochino-Agrostietum

stoloniferae)

- Oeverzegge associatie(Caricetum ripariae) - Rietassociatie (Typho-Phragmitetum) - Associatie van Bultkroos en Wortelloos kroos (Wolffio-Lemnetum gibbae)

- Associatie van Veelwortelig kroos (Lemno -

Spirodeletum polyrhizae)

Droog Zeekleilandschap

Schijfkamille(Coronopodo matricarietum)

- Associatie van Varkenskers en associatie van Engels raaigras en Grote weegbree (Plantagini-Lolietum perennis)

- Associatie van Goudzuring en Moerasandijvie (Rumicetum maritimi)

Zeeland en landaanwinningen en droogmakerijen - Glanshaver associatie (Arrhenateretum elatioris) - Kamgrasweide (Lolio-Cynosuretum) - Associatie van Geknikte vossestaart (Ranunculo alopecuretum geniculati) - Associatie van Grote ereprijs en Witte krodde(Veronico-Lamietum hybridi) - Associatie van Varkenskers en Schijfkamille(Coronopodo

matricarietum)

- Associatie van Heen en Grote waterweegbree (Alismato Scirpetum

maritimi)

- Associatie van Spiraalruppia (Ruppietum maritimae)

IJsselmeerpolders Zuidhollands zeekleigebied

- Associatie van Egelskop en Pijlkruid (Sagittario- Sparganietum)

- Associatie van Stijve waterranonkel (Ranunculetum circinati)

- Associatie van Gewoon kransblad(Charetum vulgaris) - Associatie van Bultkroos en Wortelloos kroos (Wolffio-Lemnetum

gibbae)

- Associatie van Witte waterlelie en Gele plomp (Myrrhiophylo-

Nuphardetum)

- Associatie van Waterpeper en Tandzaad (Polygono bidentetum)

Zeekleigebied

- Associatie van Ruwe bies (Scirpetum tabernaemoni) - Associatie van Geknikte vossestaart (Ranunculo

alopecuretum geniculati)

- Associatie van Varkenskers en Schijfkamille(Coronopodo

matricarietum)

- Associatie van Grote ereprijs en Witte krodde(Veronico-Lamietum

hybridi)

Noordhollands zeekleigebied

- Associatie van Ruwe bies(Scirpetum

5.1.4 Indeling en begrenzing

Figuur 5.2 Ligging van het zeekleigebied.

Uitgaande van het ruimtelijk samen voorkomen van plantengemeenschappen blijkt dat op het hoogste niveau een onderscheid wordt gemaakt tussen relatief natte, waterrijke zeekleigebieden en zeekleigebieden waarin maar weinig water- plantengemeenschappen voorkomen. Maar liefst 12 associaties van wateren en moerassen differentiëren het Waterrijke Zeekleigebied ten opzichte van het Droge Zeekleigebied, dat de inpolderingen en de droogmakerijen omvat en dat nauwelijks eigen gemeenschappen herbergt. Binnen het Waterrijk zeelkleigebied is een onderscheid te maken in het Zuid-Hollandse Zeekleilandschap en het West-Friese

Zeekleigebied. Het Droge Zeekleigebied (inpolderingen en droogmakerijen wordt onderverdeeld de kleigebieden van Zeeland, de droogmakerijen Haarlemmermeer, Purmer, Wormer, Wieringermeer en de Flevopolders, en de landaanwinningen in Noord-Friesland en Noord-Groningen.

5.2 Waterrijk Zeekleilandschap