• No results found

Hieronder volgt de analyse van de gesprekken rondom twee recente asielzaken: de zaak van Mauro en het opvangcentrum in Oranje. In deze tweede fase van het onderzoek vormen de bovenstaande discursieve schema’s de leidraad in de analyse: hoe komen de gevonden thema’s voor in deze debatten? De structuur van dit hoofdstuk volgt die van het vorige: eerst komt het discours van een en de analyse van het gesprek rondom Mauro aan bod, gevolgd door het discours van veel met de analyse van het gesprek rondom Oranje. Beide analyses worden voorafgegaan door een uitgebreide inleiding op de casus. Omdat de zaken een tijdsverloop hebben, bevat deze inleiding onder andere een chronologisch overzicht van de gebeurtenissen en informatie over hoe deze tijdslijn is samengesteld. Hierin wordt ook het belangrijkste geraadpleegde materiaal geplaatst. Daarnaast worden de verschillende personages en hun stemmen geïntroduceerd met bijbehorende standpunten. Aangezien de politieke context ten tijde van de asielzaak van Mauro van groot belang was voor de standpunten en uitspraken van de sprekers, wordt deze ook geschetst.

4.1 | Het discours van een: Mauro Manuel 4.1.1 | Inleiding en context: Tranen en steun

4.1.1.1 | Vooraf

Voor de analyse van het debat rondom Mauro volgt hieronder een inleiding op de asielzaak van Mauro Manuel. Hierin worden de personages geïntroduceerd, de politieke context geschetst en een chronologische beschrijving van de casus van Mauro gegeven. Omdat het een zaak is met veel verschillende stemmen en intenties zijn de beschikbare tijdslijnen over de zaak sterk gekleurd. Hierom is onderstaand overzicht gebaseerd op verschillende internetbronnen die een tijdslijn presenteerden. Hier is geprobeerd een breed spectrum aan partijen te kennen. Een zeer informatieve bron is een blog op Krapuul.nl van DarkSkywise (2011). Hoewel de schrijver duidelijk te identificeren is als een medestander van Mauro, heeft hij verschillende bronnen met elkaar vergeleken om tot een juiste weergave van met name data te komen. Waar bronnen van elkaar afwijken geeft de schrijver dit aan. Naast dit onofficiële overzicht, hebben het CDA (z.d.), de stichting Defence for Children (2011), Trouw (‘Mauro’s lange weg’ 2013), RTL Nieuws (‘Tijdlijn: alle feiten’ 2011) en Stichting Beeld en Geluid (z.d.) eveneens, zij het meer beperkte,

40| P a g e tijdslijnen gepresenteerd. Waar mogelijk zijn genoemde data gecontroleerd met behulp van de uitspraken van twee rechtszaken, de zaak ECLI:NL:RBROE:2007:BA1356 uit 2007 (Rb

Roermond) en de zaak ECLI:NL:RVS:2011:BQ9503 uit 2011 (RVS).

4.1.1.2 | Asielprocedure Mauro Manuel

Mauro (Angola, 1992) komt eind 2002/begin 2003 in Nederland aan en krijgt hier een tijdelijke status als AMA, alleenstaande minderjarige asielzoeker. Zijn moeder had hem op het vliegtuig naar Portugal gezet, vanwaar hij doorreisde naar Nederland. Na een half jaar illegaal verblijf wordt hij tijdelijk bij een pleeggezin ondergebracht en doet hij in juni 2003 een asielaanvraag. In augustus wordt Mauro bij zijn huidige pleegouders geplaatst, officieel onder de voogdij van NIDOS. De asielaanvraag wordt afgewezen in september 2003, wat na een jaar weer wordt ingetrokken. Nog een jaar later, in 2005, wordt er een klacht ingediend tegen de lange

procedure en in 2006 wordt het asielverzoek opnieuw afgewezen, onder andere omdat Mauro nog steeds een moeder heeft in Angola. De pleegouders van Mauro starten in augustus een adoptieprocedure en gaan in beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag. In voorjaar 2007 wordt zowel dit beroep als de adoptieaanvraag afgewezen en is Mauro “vertrekplichtig”. Er wordt hoger beroep aangetekend tegen het afgewezen beroep en dit wordt eveneens afgewezen. In april 2008, start Dienst Terugkeer en Vertrek een terugkeertraject op, wat

vertraging oploopt omdat er geen inreispapieren beschikbaar zijn. In de zomer van 2008 krijgen de pleegouders van Mauro alsnog de voogdij en zij dienen opnieuw een adoptieverzoek in. Dit verzoek wordt wederom afgewezen, hoofdzakelijk omdat er geen bewijs was dat de Angolese ouders van Mauro met de adoptie instemden. De Angolese autoriteiten zeggen in juli 2009 afgifte van een noodpaspoort toe. Er wordt een beroep gedaan op de toenmalige Minister van Justitie Ernst Hirsch Ballin om de discretionaire bevoegdheid toe te passen, wat hij afwijst. Ger Koopmans, Tweede Kamerlid van het CDA, vraagt staatssecretaris Albayrak alsnog haar

discretionaire bevoegdheid in te zetten wat ook zij afwijst. Inmiddels is Mauro voor het eerst in de openbare media verschenen (Hart van Nederland) en verschijnen er rapporten die adviseren tegen de uitzetting van Mauro, zoals Rapport Kalverboer RUG in 2009 en brief Rasenberg en rapport Schippers van Nidos in 2010. Op 12 november 2009 wordt een aanvraag voor een verblijfsvergunning ingediend door de pleegouders van Mauro en de organisatie Defence for Children op basis van het recht op gezinsleven. Dit werd afgewezen en hier is bezwaar tegen aangetekend, wat door Albayrak in januari 2010 ongegrond wordt verklaard. Mauro gaat hiertegen in beroep en dit wordt door de rechter wel gegrond verklaard in oktober 2010. De rechter beslist dat Mauro met terugwerkende kracht een verblijfsvergunning moet krijgen. Ondertussen heeft Mauro zijn noodpaspoort ontvangen, waarin een verkeerde geboortedatum vermeld staat en de achternaam van zijn vader in plaats van die van zijn moeder is gebruikt. Gerd Leers (CDA) wordt in oktober 2010 Minister voor Immigratie en Asiel van kabinet- Rutte I en tekent hoger beroep aan tegen de uitspraak van de rechter. Hij wordt in juni 2011 door de Raad van State op formele gronden in het gelijk gesteld. De asielzaak rondom Mauro komt ter sprake in de Tweede Kamer. Vanuit de SP-, CDA-, PvdA-, Groenlinks-, D66- en ChristenUnie-fractie komt het verzoek aan minister Leers om gebruik te maken van zijn discretionaire bevoegdheid en er wordt een ludieke actie georganiseerd waarbij een ruime meerderheid aan Kamerleden steun betuigt aan Mauro door een afvaardiging uit de Kamer tegen hem en zijn vrienden te laten voetballen op het Plein in Den Haag. Minister Leers wijst in

4.|FASE II:AANTAL IN HET ASIELDEBAT

41 | P a g e

september 2011 het verzoek van de partijen af. Dit leidt tot politieke ophef en op aandringen van de Kamer, inclusief het CDA, belooft minister Leers de zaak opnieuw te bekijken. Op 26 oktober besluit minister Leers nogmaals niet gebruik te maken van zijn discretionaire

bevoegdheid en hij stelt voor dat Mauro een studievisum aanvraagt. De CDA-fractie steunt het besluit van de minister, hoewel er intern veel rumoer blijft bestaan. Twee dissidenten, Ad Koppejan en Kathleen Ferrier weigeren mee te stemmen met het besluit Mauro uit te zetten. De uitspraak van minister Leers krijgt veel media-aandacht en op internet wordt de petitie ‘Mauro moet blijven!’ gestart. Na vier dagen is deze petitie 58.000 keer ondertekend9. Er wordt

eveneens een petitie gestart die tegengeluid laat horen, ‘Regels zijn regels: Mauro moet weg’. Deze petitie krijgt weinig steun met 113 handtekeningen, waaronder van enkelen die de petitie misverstaan voor een steunbetuiging aan Mauro.

Op donderdag 27 oktober 2011 vinden een commissievergadering en een plenair debat plaats in de Tweede Kamer die geheel in het teken staan van Mauro. In de

commissievergadering gaat minister Leers in gesprek met tien leden van de Tweede Kamer; een afgevaardigde per partij10 en PVV-lid Hero Brinkman als voorzitter van de algemene commissie

voor Immigratie en Asiel. In deze vergadering wordt er debat gevoerd over de discretionaire bevoegdheid van de minister en komt ook het voorgestelde studievisum ter sprake. In het opvolgende plenair debat presenteren de partijen moties aan de Kamer, waarover hoofdelijk gestemd zal worden. Minister Leers adviseert tegen alle moties behalve de motie van het CDA. Deze motie wordt vervolgens door de Kamer verworpen en alle andere moties worden aangehouden tot de stemmingen van dinsdag 1 november. Bij beide vergaderingen is Mauro aanwezig.

De volgende dag verschijnt Mauro bij Pauw en Witteman samen met staatssecretaris Henk Bleker, voorman van het CDA. Aan het einde van de uitzending schuift Bleker Mauro een briefje toe: ‘als je (met je moeder) mee wilt naar FC Twente – PSV dan kan dat’ (Pauw en Witteman 2011). Dit “briefje van Bleker” wordt uitgebreid becommentarieerd in de media, waarbij veel aandacht is voor de woordkeuze ‘je moeder’, aangezien de asielaanvraag van Mauro op basis van het recht op gezinsleven uiteindelijk is afgewezen. Op zaterdag 29

november wordt een CDA-congres grotendeels geweid aan de meningsverschillen in de partij over de asielzaak. Hier spreekt de achterban zich uit tegen de uitzetting van Mauro, dat in strijd zou zijn met de christelijke grondbeginselen van de partij. Dinsdag 1 november worden de moties van de oppositie om Mauro te laten blijven, nu samengebracht in twee moties, in stemming genomen. Tijdens de stemmingen vindt er op het Plein in Den Haag het Hart Om Mauro-festival plaats, waarbij BN’ers hun steun uitspreken en de online petitie wordt

aangeboden aan Kamerleden. Zowel de motie om de discretionaire bevoegdheid op Mauro toe te passen als een algemene motie over het niet uitzetten van asielzoekers in dezelfde positie als Mauro worden in een hoofdelijke stemming met 72-78 verworpen. Ferrier en Koppejan

stemmen mee met het CDA en de SGP stemt eveneens tegen.

Eind november heeft Mauro een tijdelijk studievisum gekregen. Er is nog steeds

9 De petitie is nog steeds actief en wordt nog steeds ondertekend. Inmiddels zijn er 69.370 handtekeningen (30 juni 2015).

10 De Partij van de Dieren heeft geen afgevaardigde in het gesprek, zij worden vertegenwoordigd door de ChristenUnie.

42| P a g e aandacht voor Mauro; zo zendt de BNN op 2 februari de aflevering ‘Oostrum’ van het

programma ‘Nu we er toch zijn’ uit. In maart 2012 laait de kwestie daarbij kort op, wanneer Leers tijdens een werkbezoek in Angola zegt dat Mauro na zijn studievisum uitgezet wordt, omdat de naam en geboortedatum die hij op heeft gegeven niet corresponderen met de

gegevens in het paspoort. Uiteindelijk keurt het Kabinet-Rutte II, een coalitie van PvdA en VVD, in december 2012 het voorstel voor een Kinderpardon goed. In maart 2013 krijgt Mauro een verblijfsvergunning.

4.1.1.3 | Politieke context in najaar 2011

Na de val van kabinet-Balkenende IV begin 2010 worden er op 9 juni 2010 nieuwe Tweede Kamerverkiezingen gehouden. De grote winnaars van de stemmingen zijn de VVD en de PVV en op 14 oktober wordt het minderheidskabinet Rutte I beëdigd. Dit kabinet bestaat uit de VVD en het CDA die via een gedoogconstructie met de PVV 76 zetels houden, een meerderheid van een zetel. Onderstaand tabel geeft een overzicht van de samenstelling van het kabinet in oktober 2011.

Tabel 3: Kabinet samenstelling oktober 2011

Coalitiepartijen Zetels VVD 31 CDA 21 PVV (gedoger) 24 Oppositiepartijen Zetels PvdA 30 SP 15 D66 10 GroenLinks 10 ChristenUnie 5 SGP 2

Partij voor de Dieren 2

De gedoogsteun van de PVV was onder andere onderhandeld op migratie. In het regeer- en gedoogakkoord wordt ‘ombuiging, beheersing en vermindering van de immigratie’

geformuleerd als een primaire doelstelling (VVD en CDA 2010: 21). Dit heeft direct betrekking op de discretionaire bevoegdheid van de minister die expliciet wordt genoemd: ‘Bij

vergunningverlening op grond van toepassing van de discretionaire bevoegdheid zal terughoudendheid het uitgangspunt zijn.’ (ibidem: 24)

Minister Leers bevindt zich zo in een spanningsveld waarin enerzijds zijn partij en daarmee een meerderheid in de Kamer zich tegen de uitzetting uitspreekt en anderzijds het regeerakkoord op basis waarvan de PVV dreigt de gedoogsteun op te zeggen. Raymond Knops als woordvoerder Immigratie en Asiel voor het CDA staat eveneens onder druk omdat hij zich persoonlijk heeft uitgesproken tegen de uitzetting van Mauro. In een crisisberaad vlak voor de vergaderingen op 27 november is besloten dat het CDA zich achter hun minister schaart. De woordvoerders van de oppositie hebben in het plenair debat hun moties aangehouden, omdat er in het weekend tussen het debat en de stemmingen een CDA-congres was gepland. De

4.|FASE II:AANTAL IN HET ASIELDEBAT

43 | P a g e

oppositie hoopte dat de onvrede in de achterban van het CDA zou leiden tot dissidente stemmen in de partij. De politieke stemmen in het materiaal behoren tot de volgende sprekers.

Tabel 4: Politieke stemmen

Spreker Partij Standpunt in uitzetting van Mauro

Minister Leers CDA Voor

Fritsma PVV Voor

Bleker CDA Voor

Knops CDA Eerst tegen, later voor

Van der Staaij SGP Geen stelling in debat, bij stemming voor

Voordewind ChristenUnie Tegen

Spekman PvdA Tegen

Dibi GroenLinks Tegen

Gesthuizen SP Tegen

Schouw D66 Tegen

Behalve de asielzaak van Mauro was oktober 2011 een rumoerige periode voor Kabinet-Rutte I. De Europese schuldencrisis verslechterde zodanig dat Griekenland een tweede steunpakket nodig had. In dit steunpakket stonden de VVD en gedoger PVV lijnrecht tegenover elkaar.

4.1.2 | Het gesprek rondom Mauro Manuel: de analyse

In de bestudering van het gesprek rondom Mauro blijken alle drie de discursieve schema’s van belang te zijn. In het volgen van de schema’s worden veel thema’s zichtbaar in het debat.

Discursief schema 1 (herhaling): Gastheerschap naar een Gastheerschap

Heerschappij Gastvrijheid

Hiërarchie Zorg/Verantwoordelijkheid

Macht/Controle Toezicht/Inspectie Liminaliteit

Condities Autoriseren Vragen

Gastheerschap komt sterk naar voren in het gesprek rondom Mauro. Allereerst in het deel van gastvrijheid met het thema zorg en verantwoordelijkheid. In de politiek wordt gediscussieerd over welke zorg Nederland aan Mauro verplicht is. Minister Leers, voorstander van de

uitzetting, meent dat al aan deze zorgplicht voldaan is: ‘Naar mijn opvatting hebben wij gedaan wat je van een fatsoenlijk land mag verwachten.’ (Leers, Kamerstukken II (2011/12), 19637, 1478: 32) Hiermee doelt hij op het feit dat ‘de Nederlandse gemeenschap’ Mauro een opleiding heeft gegeven en ‘tot zijn achttiende jaar [heeft] onderhouden.' (Leers, Handelingen II

(2011/12), 19637, 16, 15: 15) Ook het terugsturen zou niet tegen de zorgplicht in gaan: ‘Dat weeshuis [in Angola, ZR] wordt zelfs mede betaald met Nederlands belastinggeld.’ (Fritsma, Kamerstukken II (2011/12), 19637, 1478: 7) De metafoor van het huis in het gebruik van het

44| P a g e woord ‘weeshuis’ wijst erop dat de zorgplicht specifiek een zorgplicht van gastvrijheid is: er wordt elders een “huis” gecreëerd waar Mauro gast kan zijn. Dat dit huis tevens betaald wordt met ‘Nederlands belastinggeld’ benadrukt dat Nederland vast blijft houden aan zijn identiteit van verzorgingsstaat, zelfs al wordt Mauro uitgezet.

De tegenstanders van de uitzetting van Mauro doen een appel op een basale vorm van zorg, waar menselijkheid de basis voor vormt: ‘Het is eigenlijk heel erg overzichtelijk. Zijn wij in dit land nog een beschaving of niet? Houden wij ons aan de menselijke maat of niet?’ (Schouw, ibidem: 11). Een soortgelijk appel is hoorbaar bij de buurtbewoners, die allen tegenstander zijn van de uitzetting: ‘het is en blijft een kind dat je eigenlijk niet weg kunt sturen. Ik vind het heel moeilijk.’ (‘Oostrum’ 2012: 2.29)

Vanuit de oppositie wordt het appel op zorg nauw verbonden met verantwoordelijkheid:

Ik heb het orthopedagogisch rapport uit 2009 [rapport Kalverboer RUG, ZR] goed gelezen en daarin wordt geschreven dat het schadelijk voor Mauro zou zijn om terug te keren naar het land van herkomst. Is de heer Fritsma het ermee eens dat wij als land geen knip voor de neus waard zijn, als wij zo’n rapport niet zouden opvolgen en de pleegouders en de voogdij-instelling zouden dwingen om onder hun verantwoordelijkheid dat te doen met hun kind waarvan

wetenschappelijk is vastgesteld dat het niet verantwoord is? (Spekman, Kamerstukken II (2011/12), 19637, 1478: 6)

Spekman verwoordt het zorg-appel op zo’n manier, dat het ontkennen van zorg moreel verwerpelijk wordt. Hierin verwijst hij naar waardes als wetenschappelijkheid en

verantwoordelijkheid, die hij verbindt aan de waarde van Nederland. De zorgdiscussie in de politiek beweegt zich zo verder rond de vraag of Mauro’s zaak schrijnend genoeg is. Minister Leers bepaalde dat de zaak niet schrijnend genoeg was en dit wordt aangevochten door de oppositie op basis van ‘geworteldheid’.

Wij hebben alleenstaande minderjarige asielzoekers jarenlang opgevangen, een plek gegeven en ze volledig laten integreren en laten meedraaien in de maatschappij. Dan, na de achttiende verjaardag, na jarenlang verblijf en volop meedoen in de Nederlandse samenleving, sturen wij ze terug naar een land dat niet meer hun land is. Dat is heel erg hard. Ik vind dat dit niet kan. (Gesthuizen, ibidem: 9, 10)

Met deze nadruk op de lange verblijfsduur van Mauro wordt zorg naast verantwoordelijkheid ook verbonden met schuld. Zo wordt er veel onderhandeld over bij wie de verantwoordelijkheid ligt dat Mauro zo lang in Nederland is gebleven: bij Mauro en zijn pleegouders, of bij de

overheid. Tegenstanders van de uitzetting beschuldigen de overheid ervan dat ze Mauro ‘nooit [is] komen ophalen’ (Dibi, ibidem: 21) en wijzen erop dat de asielprocedure zo lang heeft geduurd door fouten van de overheid: ‘De eerste procedure duurde vier jaar en dat is echt verwijtbaar aan de overheid.’ (Spekman, ibidem: 24)

In de verantwoordelijkheid en schulddiscussie is het opvallend dat de oppositie nagenoeg consequent aan Mauro refereert als ‘kind’, met een dwingende associatie van onschuld: ‘Een kind van negen besluit niet zelfstandig dat hij weg gaat omdat hij het niet meer ziet zitten. Daar ben je echt nog te klein voor.’ (Gesthuizen, ibidem: 23) Zelfs wanneer Mauro de 18 is gepasseerd, blijft de oppositie vasthouden aan de metafoor van het kind en spreken zij

4.|FASE II:AANTAL IN HET ASIELDEBAT

45 | P a g e

over ‘kinderrechten’ en een ‘kinderpardon’. De associatie van onschuld die “kind” opwekt is ook te vinden in het gesprek van de buurtbewoners, zoals bijvoorbeeld in de uitspraak van de voetbalcoach van Mauro: ‘Hij is op hele vroege leeftijd hier naar Nederland gekomen waar hij zelf helemaal buiten stond in een situatie waar hij zelf helemaal niks aan kan doen.’ (‘Oostrum’ 2012: 8.33) Tegelijkertijd blijven met name Leers en Fritsma Mauro in het

verantwoordelijkheidsdebat regelmatig ‘de heer Manuel’ noemen. Hiermee benadrukken zij zijn volwassenheid en daarmee zijn verantwoordelijkheid in de “worteling”: ‘De heer Manuel heeft in mei 2006 te horen gekregen dat hij geen verblijfsvergunning zou krijgen. Dat is het eerste moment geweest waarop hij wist dat hij moest vertrekken.’ (Leers, Kamerstukken II (2011/12), 19637, 1478: 32)

Net als in het schema is er in het gesprek rondom Mauro, zowel binnen als buiten de politiek, een sterke verbinding met christelijke barmhartigheid. De frictie in het CDA tussen het handhaven van de rechtstaat enerzijds en de barmhartigheid vanuit de christelijke

grondbeginselen van de partij, leidt tot een crisis in het CDA. Twee dissidenten, Koppejan en Ferrier dreigen niet met de coalitie mee te stemmen en de zaterdag tussen het plenair debat en de stemmingen wordt een CDA-congres volledig gewijd aan de kwestie rondom Mauro. Enkele fractievoorzitters van het gemeentelijk CDA spreken zich uit tegen de beslissing van de

nationale partij en roepen op tot terugkeer naar christelijke barmhartigheid: Wouters, fractievoorzitter van het CDA in Veere, spreekt van ‘die verantwoordelijkheid, die

barmhartigheid, die C van het CDA’ (Wouters, Nieuwsuur 2011: 24.50). Ook burgemeester Roembouts van Den Bosch wijst op christelijke barmhartigheid en hij verbindt dit met asielopvang:

Dit leeft heel erg in het land en ook onder CDA-kiezers, CDA-stemmers, CDA-partijgenoten; mensen die willen dat de fractie de C van het CDA nadrukkelijk inhoud geeft. En ik ben er van overtuigd dat als er in een partij mensen de werken van barmhartigheid nog moeten kennen, dan is het in mijn partij, in het CDA. En dan gaat het niet alleen om het voeden van de hongerigen of het laven van de dorstigen, maar het zevende werk van barmhartigheid is ook het herbergen van de vreemdelingen. (Roembouts, ibidem: 26.06)

De heerschappij van gastheerschap is eveneens nadrukkelijk aanwezig in het gesprek over Mauro. De gastheer houdt de hiërachische positie in het gastheerschap, onder andere door de macht die Nederland heeft in de asielzaak: ‘Wij moeten duidelijk maken wanneer iemand