• No results found

Factoren gerelateerd aan de vermindering van pathogenen in de rwzi-

3.7.1 Beschrijving van de metingen

In dit werkpakket is de concentratie ziekteverwekkers in het effluent van een waterzuivering geanalyseerd en is bestudeerd in hoeverre deze tijdens het verblijf in een zuiveringsmoeras verminderd. Tevens wordt getracht de belangrijkste processen voor verwijdering van ziekteverwekkers in verschillende compartimenten van het zuiveringmoeras (vooral bezinkingsvijvers en rietvelden) te identificeren. Hiervoor zijn maandelijkse metingen verricht in het zuiveringsmoeras in Grou, Friesland, waarbij de hoeveelheid van drie verschillende indicatoren van ziekteverwekkers

Escherichia coli, Enterococci en Clostridium perfringens is bepaald. Uit de bepalingen van deze

bacteriën op cruciale locaties in het zuiveringsmoeras is de potentiële verwijdering van ziekteverwekkers in het RWZI effluent tijdens het verblijf in het zuiveringsmoeras bepaald. Met een innovatieve analyse met bacteroiden en bacteriofagen, die een schatting geeft voor de verhouding tussen bacteriën van humane en de dierlijke herkomst, is gekeken naar mogelijke toevoeging van bacteriën tijdens het verblijf in zuiveringsmoerassen door watervogels en andere dieren.

Om te bekijken of ongewervelden die van nature in de moerassen aanwezig zijn zoals zoöplankton (watervlooien) en aan rietstengels gehecht epifauna een bijdrage leveren aan de verwijdering van ziekteverwekkers zijn de aantallen individuen per geslacht/soort binnen de verschillende compartimenten bepaald. Met behulp van literatuurgegevens is van deze gemeenschappen vervolgens ingeschat hoeveel zwevende deeltjes (inclusief ziekteverwekkers) er per tijdeenheid uit het water kunnen worden opgegeten.

Naast deze monitoring campagne zijn er ook laboratoriumexperimenten uitgevoerd waarbij effluent van de waterzuivering is geïncubeerd onder gecontroleerde conditiesom de effecten van afzonderlijke factoren op de verwijdering van E.coli te bepalen:

- Klein zoöplankton (tussen de 5 en 25µm groot) - Groot zoöplankton (groter dan 25µm)

- Natuurlijke sterfte - Temperatuur - Zuurstof gehalte - UV-straling

3.7.2 Belang van de metingen

Door deze monitoring en experimenten moet duidelijk worden of de hoeveelheden ziekteverwekkers die aanwezig zijn in het effluent van rioolwaterzuiveringen een gezondheidsrisico kunnen vormen als dit effluent direct op het oppervlakte water geloosd wordt en of zuiveringsmoerassen deze mogelijke gezondheidsrisico’s kunnen verminderen of voorkomen. Indient dit inderdaad het geval blijkt te zijn, is het ook belangrijk dat er in dit onderzoek duidelijk wordt hoe deze desinfectie tot stand komt om eventuele mogelijkheden tot verbetering aan te geven. Om dit te realiseren is gekeken naar de

3.7.3 Het (milieu)risico van de rwzi-effluenten

Uit de resultaten blijkt dat de gemiddelde hoeveelheid E.coli in het effluent van de waterzuiving in Grou 4,33 log10 kolonie vormende eenheden per 100 milliliter bedroeg, voor Enterococci lag dit gemiddelde op 3,57 en voor C.perfringens op 2,97 (Figuur 17, blauwe lijnen). Voor alle drie ziekteverwekkers zijn deze waarden normaal voor waterzuiveringseffluent. De waarden voor E.coli en

Enterococci zijn echter wel beide ruim boven de zwemwaternorm (C.perfringens is niet opgenomen in

de zwemwater norm) (EU 2006). Waterzuiveringen hoeven niet aan deze norm te voldoen tijdens het lozen van effluent, maar dit geeft wel aan dat er mogelijke gezondheidsrisico’s zijn als het RWZI effluent direct op oppervlakte water wordt geloosd. In Hapert en Cuijk hebben minder bemonsteringen plaatsgevonden, maar de hoeveelheden bacteriën zijn vergelijkbaar met de waarden in Grou en ook daar liggen de hoeveelheden E.coli en Enterococci boven de zwemwaternorm.

Figuur 17 De kolonie vormende eenheden (KVE) E.coli, Enterococci en C.perfringens per 100mL in het effluent van RWZI Grou (blauw), effluent van de sedimentatie vijvers (rood) en effluent van de rietvelden (groen) gedurende 2010. De stippellijnen vertegenwoordigen de zwemwaternorm voor E.coli en Enterococci. Enterococci 0 1 2 3 4 5 6

Jan Feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec

Z iekt ever w ekker co n cen tr at ie (Log 10 K V E 100m L -1) E.coli 0 1 2 3 4 5 6

Jan Feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec

Z iekt ever w ekke r co n cen tr at ie (Log 10 K V E 100m L -1) C.perfringens

Jan Feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec

3.7.4 Vermindering van het milieurisico van het RWZI effluent door het

zuiveringsmoeras

De metingen op de andere bemonsteringspunten laten zijn dat de hoeveelheid ziekteverwekkers tijdens het verblijf in het zuiveringsmoeras (Grou) afnemen (Figuur 17; verschil tussen de blauwe, rode en groene lijnen). In het effluent van het zuiveringsmoeras waren de E.coli concentraties acht van de twaalf maanden lager dan de zwemwaternorm, met overschrijdingen in de winter (januari en februari) en aan het einde van de zomer (augustus en september). Voor Enterococci werd de grens twee maal overschreden in het zuiveringsmoeras effluent in januari en februari. Ook bij Enterococci was een piek te zien aan het einde van de zomer, maar deze bleef wel onder de norm. De gemiddelde verwijdering van C.perfringens was laag in Hapert (0,20 log10KVE 100mL-1) in vergelijking met Cuijk (0,99) en Grou (1,16). Hapert had een lagere verwijdering van Enterococci (0,26 log10KVE 100mL-1) in vergelijking met Grou in dezelfde periode (0,88), in Cuijk werd zelfs een toename van Enterococci (- 1,45) waargenomen. Vanwege het lage aantal metingen in zowel Hapert als Cuijk en gelet op de variatie die bij de metingen van Grou is waargenomen, moeten de waarnemingen in Hapert en Cuijk met grote voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Op basis van de metingen in Grou is echter wel duidelijk dat zuiveringsmoerassen een sterke bijdrage kunnen leveren aan de vermindering van gezondheidsrisico’s die effluent van waterzuiveringen kunnen vormen.

Figuur 18 Gemiddelde verwijdering van E.coli, Enterococcen and C.perfringens na verblijf in de sedimentatie vijvers (blauw) en de rietvelden (rood) van 12 maandelijkse bemonsteringen in 2010.

De verwijdering van E.coli, Enterococci en C.perfringens is in zowel de bezinkingsvijvers als de rietvelden waargenomen, maar is sterker in de rietvelden (Figuur 18). Mogelijk (gedeeltelijk) doordat de verblijftijd in de rietvelden langer is dan in de bezinkingsvijvers, of doordat er andere processen in de rietvelden plaats vinden ten opzicht van de bezinkingsvijvers. Sedimentatie in de bezinkingvijvers lijkt weinig bij te dragen aan de verwijdering. De begrazing door ongewervelden lijkt een belangrijkere factor te spelen in de bezinkkingsvijvers, en dan vooral de aanwezigheid van kleine (<30µm) trilhaardiertjes en amoeben. Ook in de laboratoriumexperimenten bleek de verwijdering van E.coli voornamelijk te worden veroorzaakt door kleine zooplankton soorten (<25µm). In de rietvelden is de invloed van het zooplankton minder duidelijk. Dit kan worden veroorzaak doordat andere processen

0.00 0.25 0.50 0.75 1.00 1.25 1.50

E. coli Enterococci C. perfringens

R em o val ( lo g1 0 C F U 100m L -1)

Sedimentation pondsBezinkingsvijvers Reed bedsRietvelden

V e rw ij d e ri ng ( log 10 CFU)

dieper zijn en zonlicht in de rietvelden nauwelijks het wateroppervlak zal bereiken is in de onderzochte zuiveringsmoerassen, het effect van UV straling uit zonlicht waarschijnlijk gering.

De laboratoriumexperimenten suggereerden dat het verhogen van de zuurstof concentratie positieve effecten heeft op de verwijdering van ziekteverwekkers, wat in overeenstemming is met de wetenschappelijke literatuur. Dit kan komen door de directe (toxische) effecten van zuurstof op bacteriën of door het verhogen van de activiteit van zooplankton. Het zuurstofgehalte in Grou was erg laag door het gehele zuiveringsmoeras heen, waardoor de bijdrage van zuurstof op de verwijdering van ziekteverwekkers waarschijnlijk klein is geweest.

Tenslotte bleek dat watervogels waarschijnlijk ook ziekteverwekkers toevoegen aan de zuiveringsmoerassen. De sterkte van deze mogelijke toevoeging leek sterk locatie afhankelijk, waarbij Hapert en Cuijk een veel sterkere toevoeging leken te krijgen dan Grou. Deze waarnemingen zijn echter gebaseerd op een klein aantal metingen.

In Figuur 19 is een schematisch overzicht gegeven van de processen die vanuit dit onderzoek mogelijk belangrijk zijn bij de verwijdering van ziekteverwekkers in zuiveringsmoerassen.

3.7.5 Aanbevelingen ter optimalisering van het zuiveringsmoeras

De zuiveringsmoerassen hebben een duidelijk positief effect op de hygiënische waterkwaliteit van RWZI-effluent. Om de verwijdering van ziekteverwekkers verder te verbeteren kunnen uit dit onderzoek een aantal aanbevelingen worden gedaan.

Door de verblijftijd te verhogen in voornamelijk de rietvelden kunnen factoren die bijdragen aan de verwijdering van ziekteverwekkers langer invloed uitoefenen. Door vergroting van de rietvelden wordt tevens de volume:oppervlakte verhouding in het zuiveringsmoeras vergroot waardoor de interactie tussen effluent en biofilm en epifauna wordt bevorderd. Dit kan ook bereikt worden door het inbouwen van kunstmatige honingraat-achtige constructies loodrecht op de stroomrichting, bijvoorbeeld met borstelmateriaal.

De eliminatie van ziekteverwekkers kan worden bevorderd door de zuurstofconcentratie van het effluent te verhogen. Dit kan op energiezuinige wijze worden gerealiseerd door het inbouwen van ondiepe delen en cascades in de zuiveringsmoerassen en/of door het toevoegen van een compartiment met ondergedoken waterplanten, hoewel dit laatste gedurende de nacht weer tot extra zuurstof consumptie zal leiden. Doordat het verwijderen van stikstof een anaeroob proces is kan het verhogen van de zuurstof concentratie negatieve effecten hebben op de stikstof verwijdering in de rietvelden. Het verhogen van de zuurstofconcentratie zal dus pas na een eerste passage van rietvelden moeten worden uitgevoerd.

Ondiepe delen en cascades die op het invallende zonlicht gericht zijn kunnen ook worden ingezet om de invloed van van UV-straling uit zonlicht te verhogen. Omdat UV-straling van de zon een niet te reguleren externe factor is, kan deze echter geen constante bijdrage leveren aan verwijdering van ziekteverwekkers.

De invloed van moerassystemen op de milieukwaliteit van

rwzi effluent en aanbevelingen tot optimalisering

Bijlagerapport A

Waterharmonica Improving Purification Effectiveness

(Moeraszuiver afvalwater)

Inhoudsopgave

Het project WIPE ... 5 Onderzoekslocaties ... 6 Projectopzet ... 8 Leeswijzer ... 10 1 Beoordeling zuiveringsrendement van zuiveringsmoerassen voor organische

microverontreinigingen met behulp van passive sampling ... 11 1.1 Samenvatting ... 12 1.2 Materiaal en methoden ... 14 1.3 Resultaten ... 19 1.4 Discussie en conclusies ... 28 1.5 Referenties ... 30 1.6 Bijlagen ... 32 2 In-vitro bioassays resultaten van water extracten uit de rwzi-zuiveringsmoerassen ... 49 2.1 Samenvatting ... 50 2.2 Principe van de toegepaste meettechnieken ... 51 2.3 Materiaal en methoden ... 53 2.4 Resultaten ... 54 2.5 Discussie ... 66 2.6 Conclusies en aanbevelingen ... 67 2.7 Referenties ... 67 3 In-vivo bioassays resultaten van water extracten uit de rwzi-zuiveringsmoerassen ... 71 3.1 Samenvatting ... 72 3.2 Materiaal & Methoden... 73 3.3 Resultaten ... 75 3.4 Discussie ... 86

4.6 Discussie ... 111 4.7 Conclusies en aanbevelingen ... 114 4.8 Referenties ... 115 5 Rol van micro-organismen in rwzi-zuiveringsmoerassen bij de afbraak van estrogenen .... 125 5.1 Samenvatting ... 126 5.2 Principe van de toegepaste experimenten en meettechnieken ... 129 5.3 Materiaal en methoden ... 129 5.4 Resultaten en Discussie ... 131 5.5 Conclusies en aanbevelingen ... 135 5.6 Referenties ... 136

Het project WIPE

Inleiding

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) verplicht de EU-staten tot het bereiken van een goede ecologische en chemische kwaliteit van het oppervlaktewater in 2015. Ondanks effectieve zuiveringstechnieken vormen rioolwaterzuiveringsinstallaties (rwzi’s) nog belangrijke (punt)bronnen van nutriënten en verontreinigingen en zijn daarmee nog steeds een potentiele bedreiging voor de doelen van de KRW. Bovendien vormen rwzi effluenten een potentiële bron voor microbiële verontreiniging van het oppervlaktewater met humane fecale bacteriën, waaronder mogelijk pathogenen.

Bij verschillende rwzi’s worden dan ook maatregelen getroffen om het effluent uit de rwzi verder te reinigen voordat het geloosd wordt, bijvoorbeeld door het toepassing van actiefkoolfiltratie (Stowa, 2010).

Een alternatieve nabehandeling van effluent is de toepassing van het zogenaamde ‘waterharmonica- concept’; zie: www.waterharmonica.nl), waarbij het effluent door een zuiveringsmoeras gevoerd wordt voordat het op het oppervlaktewater geloosd wordt. Deze ‘ecological engeneering approach’ kan resulteren in een reductie van gehalten zware metalen, nutriënten, bacteriën en slib in het effluent en heeft bovendien een gunstig effect op zuurstofdynamiek en de biodiversiteit (Knox et al, 2008; Molleda et al, 2008, Reinoso et al 2008). Als gevolg van de relatief lage kosten en de toegevoegde ecologische waarde worden dergelijke moerassystemen in Nederland steeds vaker ingezet voor nabehandeling van rwzi effluent. Hoewel de huidige moerassystemen al een duidelijke toegevoegde waarde hebben, blijven er vragen over het gedrag van toxische stoffen en pathogenen in een dergelijk systeem. Met meer inzicht in de effectiviteit van moerassystemen op dit vlak kan de inrichting van moerassystemen mogelijk worden geoptimaliseerd. Deze vragen zijn temeer interessant vanwege het feit dat moerassystemen in de praktijk gekoppeld worden aan potentiele natuurontwikkeling.

In het project WIPE (Waterharmonica Improving Purification Effectiveness) is daarom onderzocht of zuiveringsmoerassen ook een bijdrage kunnen leveren aan de vermindering van het risico op milieueffecten door rwzi-effluenten.

De hoofddoelen van het project waren:

• het onderzoeken van de invloed van een zuiveringsmoeras op de kwaliteit van het rwzi effluent met name gericht op toxiciteit en het voorkomen van pathogenen;

• het geven van aanbevelingen voor een optimaal ontwerp van moerassystemen voor de nazuivering van rwzi-effluent, bij voorkeur in combinatie met natuurontwikkeling zonder nadelige ecotoxicologische consequenties.

Tevens zou het project inzicht moeten geven in de praktische toepasbaarheid van nieuwe (effect)monitoringstechnieken als passive samplers, nieuw ontwikkelde effectspecifieke assays en genetische biomarkers.

Het project werd uitgevoerd tussen april 2009 en oktober 2011 door IMARES, Deltares, Waternet en de Wageningen Universiteit. Er werd samengewerkt met Wetterskip Fryslân, Waterschap Aa en Maas en

Onderzoekslocaties

Tabel 1 Karakteristieken van de rwzi’s met zuiveringsmoerassen die dienst deden als onderzoekslocaties

Rwzi Grou Rwzi Hapert Rwzi Land van Cuijk

Waterschap Wetterskip Fryslân Waterschap De Dommel Waterschap Aa en Maas

Adres Molesingel 2

9001 ZD Grou Castersedijk 25 5527 JR Hapert Beijersbos 4 5443 PL Haps

Type zuivering Carrousel Oxidatiesloot Actief-slibinstallatie

Capaciteit i.e. à 136 gr. TZV/dag 25.000 i.e. 71.000 i.e. 175.000 i.e.

Hydraulische capaciteit DWA 718 m3/uur 2.500 m3/uur

Hydraulische capaciteit RWA 1.140 m3/uur 2.543 m3/uur 8.000 m3/uur

Ontvangend water Kromme Grouw Grote Beerze Maas

Afvalwater bronnen Huishoudelijk ca. 75%,

Bedrijven (agrarisch, watersport) ca. 25% enkele verzorgingstehuizen

Huishoudelijk en Industrieel

afvalwater Huishoudelijk ca. 50%, industrieel ca 50%, ziekenhuis

Zuiveringsmoeras vanaf 2006 2001 1999

Effluentaandeel door moeras Constant: 1000 m3/d 33% van rwzi effluent

(zuidelijk moerassysteem) Variabel 5-50% van rwzi effluent

Oppervlak (totaal) Ca. 0,7ha Ca. 2,1 ha

(zuidelijk moerassysteem) Ca. 3 ha

Oppervlakte bezinkvijver 0,1ha 0,6 ha 0,5 ha

Oppervlakte rietvelden 0,5ha 0,9 ha 2,0 ha

Oppervlakte 3e compartiment - 1,6 ha 0,5 ha

Verblijftijd Ca. 3 dagen Variabel, gemiddeld ca. 3

dagen Variabel, gemiddeld ca. 4 dagen

Voor het onderzoek zijn drie rwzi’s geselecteerd waar zuiveringmoerassysteem reeds gedurende enige tijd in gebruik zijn. Het betreft rwzi Grou (Figuur 1), rwzi Hapert (Figuur 2) en rwzi Land van Cuijk (Figuur 3). In het moerassysteem van elk van deze rwzi’s kunnen drie compartimenten worden onderscheiden waar het effluent vanuit de rwzi successievelijk doorheen geleid wordt voordat het wordt geloosd op het oppervlaktewater. De eerste twee compartimenten worden op elke locatie gevormd door respectievelijk een ‘bezinkvijver’ en ‘rietvelden’. De inrichting van het derde compartiment verschilt per locatie. Bij rwzi Grou bestaat dit uit een lagune ingericht als paaibiotoop voor vis (men name gericht op snoek) met een open verbinding naar het oppervlaktewater. Bij rwzi Land van Cuijk wordt het derde compartiment gevormd door een afvoersloot, terwijl het bij rwzi Hapert is ingericht als een moerasbos. Enkele karakteristieken van de rwz’si en de bijgelegen zuiveringsmoerassen zijn gegeven in Tabel 1.

Figuur 1 Rwzi Grou met zuiveringsmoeras bestaande uit een bezinkvijver (Rood omkaderd), rietvelden (geel omkaderd) en lagune (blauw omkaderd). De nummers 1 tot en met 4 geven de bemonsteringsposities weer.

Figuur 2 Rwzi Hapert met zuiveringsmoeras bestaande uit een bezinkvijver (Rood omkaderd), rietvelden (geel omkaderd) en moerasbos (blauw omkaderd). De nummers 1 tot en met 4 geven de bemonsteringsposities weer.

Figuur 3 Rwzi Land van Cuijk met

zuiveringsmoeras bestaande uit een bezinkvijver (Rood omkaderd), rietvelden (geel omkaderd) en afvoersloot (blauw omkaderd). De nummers 1 tot en met 4 geven de bemonsteringsposities weer.

Projectopzet

Bemonsteringsposities

Alle onderzoekslocaties zijn tussen het voorjaar 2009 en najaar 2010 regelmatig bemonsterd op vier posities (Figuur 4) die representatief zijn voor

- het effluent zoals dat op het moeras geloosd wordt (positie 1), - na passage van de bezinkvijvers (positie 2),

- na passage van de rietvelden (positie 3) en

- na passage van het 3e compartiment, dus zoals het uiteindelijk op het oppervlaktewater geloosd wordt (positie 4).

In de praktijk bleek het niet mogelijk om de monsterposities exact in de overgangen tussen de compartimenten aan te brengen en werden de ideale posities zoveel mogelijk benaderd (Figuur 1, Figuur 2, Figuur 3).

Figuur 4 Schematische voorstelling van het onderzoeksprogramma van het WIPE-project per onderzoekslocatie

(rwzi’s) op de 4 bemonsteringsposities. De codes tussen haakjes verwijzen naar de deelrapportages van deze onderwerpen zoals opgenomen in de bijlage rapporten A (deelrapportage 1 t/m 5) en B (deelrapportages 6 en 7). De nummers in de codes verwijzen tevens naar de samenvattingen die zijn opgegeven in hoofdstuk 3 van dit rapport.

Bemonstering

In principe werd op elke positie en op elke locatie hetzelfde chemische en biologische bemonsteringprogramma uitgevoerd, zoals hieronder beknopt beschreven. Meer uitgebreide beschrijvingen en de resultaten zijn vastgelegd in individuele achtergrond documenten.

Chemische analyses met passive samplers

Met behulp van passive samplers van siliconen rubber zijn tijdgeïntegreerde bemonsteringen uitgevoerd. De passive samplers werden hiertoe gedurende meerdere weken op de bemonsteringsposities uitgehangen en concentreerden in die periode een breed scala aan milieuvreemde stoffen uit het effluent. Door chemische analyse van deze samplers is een beeld verkregen van de aanwezigheid van milieuvreemde stoffen in het effluent op de verschillende posities in de zuiveringsmoerassen, waaruit de invloed van de zuiveringsmoerassen op de aanwezigheid van deze stoffen kon worden bepaald. Bovendien zijn de gehalten gebruikt voor het berekenen van het milieurisico van het effluent op de verschillende posities.

Toxiciteitsonderzoek

Bioassays met bacteriën, algen en watervlooien zijn uitgevoerd op geconcentreerde monsters van de verschillende posities zodat een beeld wordt verkregen van de toxiciteit van het effluent en hoe dit door het moerassysteem wordt beïnvloed. Met dezelfde geconcentreerde watermonsters zijn ook zogenoemde in-

vitro testen uitgevoerd, waarbij wordt vastgesteld of een monster de potentie heeft om specifieke toxische

effecten te veroorzaken, zoals verstoring van de hormoonhuishouding.

Om de eventuele gevolgen van een verstoorde hormoonhuishouding bij vissen te kunnen koppelen aan de resultaten van de in-vitro assays, werden op elke positie driedoornige stekelbaarsjes (Gasterosteus

aculeatus) uitgezet in tanks die doorspoeld werden met effluent uit het zuiveringsmoeras. De conditie en

het voortplantingssucces van deze vissen en hun nakomelingen (de F1-generatie) werd gevolgd om effecten van de blootstelling te onderzoeken. Van de F1-generatie werd tevens de expressie van 15000 genen bepaald als mogelijke biomarkers voor de blootstelling aan de effluenten.

Microbiologisch

In de verschillende compartimenten van de zuiveringsmoerassen zijn de levensgemeenschappen van ongewervelden in kaart gebracht en is onderzocht of, en op welke wijze deze gecorreleerd zijn met de verwijdering van fecale bacteriën uit het effluent. Tenslotte zijn sedimentmonsters uit de moerassystemen in het laboratorium geïncubeerd om te onderzoeken of microbiële afbraak van hormoon verstorende stoffen hierin plaatsvindt en hoe deze eventueel kan worden bevorderd.

Leeswijzer

In rapport C005/12 met de titel “De invloed van moerassystemen op de milieukwaliteit van rwzi effluent en aanbevelingen tot optimalisering” zijn de opzet, de resultaten en de daaruit voorvloeiende aanbevelingen van het WIPE project samengevat. De individuele rapportages van de projectonderdelen zijn samengevoegd in twee bijlage rapporten zoals hieronder weergegeven:

Bijlage rapport A bevat de volgende deelrapportages:

1. Beoordeling zuiveringsrendement van zuiveringsmoerassen voor organische micro- verontreinigingen met behulp van passive sampling

2. In-vitro bioassays resultaten van water extracten uit de rwzi-zuiveringsmoerassen 3. In-vivo bioassays resultaten van water extracten uit de rwzi-zuiveringsmoerassen 4. Overleving en reproductie van driedoornige stekelbaarzen in rwzi-zuiveringsmoerassen 5. Rol van micro-organismen in rwzi-zuiveringsmoerassen bij de afbraak van estrogenen Bijlage rapport B bevat de deelrapportages (in Engels met Nederlandse samenvattingen):

6. Stekelbaars transcriptomics in relatie tot de waterkwaliteit van de rwzi-zuiveringsmoerassen 7. Factoren gerelateerd aan de vermindering van pathogenen in de rwzi-zuiveringsmoerassen

1

Beoordeling zuiveringsrendement van zuiveringsmoerassen

voor organische microverontreinigingen met behulp van

passive sampling

Foppe Smedes Deltares Henry Beeltje TNO Erwin Roex Deltares

1.1

Samenvatting

1. Beschrijving van de metingen

In dit werkpakket zijn de concentraties aan organische microverontreinigingen in de 3 zuiveringsmoerassen geanalyseerd met behulp van passive samplers en is bestudeerd in hoeverre organische microverontreinigingen tijdens het verblijf in een zuiveringsmoeras verminderen, in termen van concentratie en risico. Tevens wordt getracht de belangrijkste processen voor verwijdering van milieuvreemde stoffen in verschillende compartimenten van het zuiveringmoeras te identificeren.

Hiervoor zijn er 7 aansluitende bemonsteringperiodes verricht in de 3 zuiveringsmoerassen, waarbij de concentratie van circa 230 verschillende stoffen is bepaald in het effluent van de waterzuivering, het water tussen de bezinkingsvijvers en de rietvelden en het water aan het einde van de rietvelden. Ook zijn eenmalig het influent en het oppervlaktewater bovenstrooms van de 3 locaties bemonsterd. belangrijkste stofgroepen waren de brandvertragers, weekmakers, insecticiden, herbiciden, fungiciden, musken, personal care products en geneesmiddelen. Uit de chemische analyses is bepaald welke van deze stofgroepen het best worden verwijderd, en in welk compartiment.

2. Belang van de metingen

Door de monitoring met behulp van passive sampling is het mogelijk om gedurende langere tijd een