• No results found

De faciliteiten van de MR – redelijkerwijs noodzakelijke kosten

In document J A A R V E R S L A G 2 0 1 8 (pagina 22-0)

3. De geschillen

3.6 De faciliteiten van de MR – redelijkerwijs noodzakelijke kosten

Artikel 28 WMS

De LCG WMS heeft in het verslagjaar twee richtinggevende uitspraken gedaan over de vergoeding door het bevoegd gezag van kosten die de MR gemaakt heeft voor het raadplegen van deskundigen en het voeren van rechtsgedingen.

De faciliteitenregeling voor de MR is neergelegd in artikel 28 Wms.

De faciliteiten die in dat artikel genoemd staan, zijn:

- gebruik van de voorzieningen van het bevoegd gezag die de MR voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft;

- de kosten die redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor de vervulling van de taak van de MR, scholingskosten daaronder begrepen,

- de redelijkerwijs noodzakelijke kosten van het raadplegen van een deskundige en van het voeren van rechtsgedingen door de MR;

- voor de leden van de PMR: faciliteiten in tijd ten behoeve van het voeren van overleg, scholing en overige medezeggenschapsactiviteiten;

- voor de leden van de OMR/LMR: een vacatievergoeding;

- een bijdrage in de kosten voor administratieve ondersteuning van de MR.

De redelijkerwijs noodzakelijke kosten van het raadplegen van een deskundige en van het voeren van rechtsgedingen door de medezeggenschapsraad

Met name deze faciliteit leidt nogal eens tot geschillen.

Artikel 28 lid 2 Wms bepaalt namelijk dat die kosten slechts ten laste van het bevoegd gezag komen als het bevoegd gezag van de te maken kosten in kennis is gesteld.

Eerste uitspraak Commissie over faciliteiten MR 107962 – 18.03 - 26 februari 2018

Op een school voor voortgezet onderwijs functioneerde een MR met een oudergeleding die uit één ouder bestond. Deze oudergeleding (OMR) zat met een aantal vragen over rechten van de OMR en schakelde een advocaat in. De advocaat benaderde het bevoegd gezag en verzocht te bevestigen dat de kosten die verbonden zouden zijn aan de advisering van de OMR voor rekening van het bevoegd gezag zouden komen. Het bevoegd gezag heeft dit geweigerd. Daarover diende de OMR een nalevingsgeschil in bij de Commissie.

Beide partijen niet zorgvuldig

Op het optreden van beide partijen valt volgens de Commissie wat aan te merken. De OMR heeft het bevoegd gezag korte tijd gegund om te beslissen en heeft reeds na een week het bevoegd gezag voor een voldongen feit gesteld door aan te geven dat “de werkzaamheden voor de OMR, die inmiddels zijn aangevangen, onverkort worden voortgezet”. Het bevoegd gezag van zijn kant had in eerste instantie meer inhoudelijk kunnen reageren en had

gemotiveerd kunnen aangeven waarom het niet tot vergoeding wenste over te gaan.

De redelijkerwijs noodzakelijke kosten van het raadplegen van een deskundige. 23

De Commissie oordeelt dat een medezeggenschapsorgaan dat een deskundige wenst in te schakelen en daarvoor kosten ten laste van het bevoegd gezag wil brengen, moet motiveren in hoeverre het daarbij gaat om voor dat orgaan redelijkerwijs noodzakelijk te maken

kosten, waarover de wet in artikel 28, tweede lid Wms spreekt. Op deze wijze kan het bevoegd gezag zich een oordeel vormen over de noodzaak tot inschakeling van een deskundige en eventueel in overleg treden met het medezeggenschapsorgaan over de problematiek die ten grondslag ligt aan het verzoek.

Voorts had de OMR een aantal van haar vragen ook binnen de MR aan de orde kunnen stellen en bovendien heeft het bevoegd gezag per 1 augustus 2017 een

beleidsondersteunende medewerker, die specifiek de ondersteuning van de MR en de geledingen van de MR in haar takenpakket heeft. De OMR wist of kon weten van het bestaan van deze ondersteuning, maar heeft daar desondanks geen gebruik van gemaakt.

Dit alles bracht de Commissie tot het oordeel dat de kosten van het raadplegen van de deskundige niet redelijkerwijs noodzakelijk gebleken waren. De verzoeken van de OMR werden afgewezen.

Beroep bij de Ondernemingskamer

Zoals onder 3.4 aangegeven, bevestigde de Ondernemingskamer deze uitspraak. Belangrijk daarbij is dat de Ondernemingskamer oordeelde dat het bevoegd gezag moet kunnen beoordelen of de kosten redelijkerwijze noodzakelijk zijn en dat daarvoor nodig is dat het medezeggenschaporgaan hiervoor voldoende gegevens aanreikt.

Zie: Hof Amsterdam 25 september 2018, ECLI:NL:GHAM:2018:3434

Tweede uitspraak Commissie over faciliteiten MR 108365 – 18.10 – 14 december 2018 Een bevoegd gezag heeft het voornemen een school op te heffen. De MR adviseert positief over de sluiting. Vervolgens vraagt het bevoegd gezag de OMR in te stemmen met de regeling van de gevolgen voor ouders/leerlingen van de sluiting van de school. De OMR weigert in te stemmen.

In de aanloop tot die weigering om in te stemmen heeft de OMR zich laten bijstaan door een deskundig adviseur. Het bevoegd gezag heeft de kosten van deze adviseur vergoed, maar als de OMR vervolgens een instemmingsgeschil indient bij de Commissie, geeft het bevoegd gezag aan dat het de kosten van de deskundige niet meer vergoedt.

Raming kosten van advisering door deskundige

Het bevoegd gezag had de advocaat van de OMR enkele malen om een kostenraming gevraagd, maar deze is nooit door de advocaat verstrekt. Volgens de advocaat was dit voor hem niet mogelijk. In lijn met de beschikking van de Ondernemingskamer oordeelde de Commissie dat er dan geen sprake is van redelijkerwijs noodzakelijke kosten. De Commissie overwoog daarbij dat als het voor de advocaat al niet mogelijk zou zijn geweest om voor een langere termijn een overzicht te verstrekken, hij dat dan wel had moeten doen voor de termijn waarvoor dit voor hem wel mogelijk was.

Kosten nalevingsgeschil over weigering kostenvergoeding 24

Voor wat betreft de kosten van het voeren van het nalevingsgeschil overweegt de Commissie in lijn met de beschikking van de Ondernemingskamer, dat blijkens de

wetsgeschiedenis de kosten van het nalevingsgeschil, dat over de vergoeding van de kosten van rechtsbijstand gaat, in ieder geval redelijkerwijs noodzakelijke kosten zijn. Dit geldt onafhankelijk van de vraag welke partij in het ongelijk wordt gesteld. De Commissie heeft de te vergoeden kosten wel gematigd.

Tegen deze uitspraak is beroep ingesteld bij de Ondernemingskamer. Bij de vaststelling van dit jaarverslag had de Ondernemingskamer nog geen beschikking gegeven.

4. Samenvattingen uitspraken LCG WMS

25

107862 – 18.01 – uitspraak 9 januari 2018

Instemmingsgeschil en nalevingsgeschil. De OPR heeft geen instemmingsrecht op een wijziging van de rechtsvorm van het samenwerkingsverband. Het verzoek tot

naleving is afgewezen.

Sector: primair en voortgezet onderwijs Situatie

Het bevoegd gezag van het samenwerkingsverband heeft besloten de rechtsvorm van het samenwerkingsverband te wijzigen van een stichting in een vereniging. Het ondersteuningsplan van dit samenwerkingsverband geeft een beschrijving van onder meer de rechtsvorm van het samenwerkingsverband. Daarom meent de OPR dat hij instemmingsrecht heeft op de wijziging van de rechtsvorm. De OPR heeft de nietigheid van het besluit tot wijziging van de rechtsvorm ingeroepen. De OPR heeft de

Commissie ook verzocht om naleving van artikel 24e lid 2 WVO, omdat in de nieuwe rechtsvorm het intern toezicht niet goed geregeld zou zijn.

Uitspraak van de Commissie

De OPR heeft geen instemmingsrecht bij wijziging van de rechtsvorm van het samenwerkingsverband. Daarom kon de OPR niet de nietigheid inroepen van dat besluit. Het verzoek tot naleving van artikel 24e WVO is afgewezen.

Toelichting

De Wms geeft de OPR geen instemmingsrecht op een voorgenomen besluit tot wijziging van de rechtsvorm van het samenwerkingsverband. Het ondersteuningsplan van dit samenwerkingsverband geeft een beschrijving van de rechtsvorm. Maar de rechtsvorm is daarmee niet vastgesteld in het ondersteuningsplan. Het verzoek tot naleving van artikel 24e lid 2 WVO is afgewezen omdat dit artikel geen verplichting jegens de OPR bevat. En dat is op grond van artikel 35 Wms wel nodig.

107975 - 18.02 - uitspraak 20 februari 2018

Instemmingsgeschil. Het verzoek van bevoegd gezag om toestemming te geven om het formatieplan vast te stellen is niet-ontvankelijk, omdat er al een rechtsgeldig besluit genomen is.

Sector: Voortgezet onderwijs Situatie

De PMR stemt niet in met het voorgenomen formatieplan 2017-2018. Het bevoegd gezag voert het besluit al uit en verzoekt de Commissie om het formatieplan vast te mogen stellen.

Uitspraak van de Commissie

Het bevoegd gezag is niet-ontvankelijk in zijn verzoek.

Toelichting

Het besluit waarvoor het bevoegd gezag toestemming vraagt om het te mogen nemen, is al genomen. Het formatieplan wordt immers al uitgevoerd. Daarna heeft de PMR geen beroep op de nietigheid van het genomen besluit gedaan, zoals op grond van artikel 32 lid 3 Wms wel mogelijk was.

Daardoor is er in het kader van de Wms sprake van een reeds genomen rechtsgeldig 26 besluit. De Commissie kan dus geen toestemming meer verlenen om het

formatieplanbesluit te nemen.

107962 - 18.03 - uitspraak 26 februari 2018

Nalevingsgeschil. Het bevoegd gezag hoeft de kosten voor het raadplegen van een extern deskundige niet te vergoeden, omdat niet gebleken is dat de kosten

redelijkerwijze noodzakelijk waren.

Sector: Voortgezet onderwijs Situatie

De oudergeleding van de MR (OMR) heeft vragen over een aantal aangelegenheden uit de Wms en wendt zich tot een advocaat. De OMR dient op grond van artikel 28 lid 2 Wms een verzoek in bij het bevoegd gezag voor vergoeding van de kosten van de advisering van de advocaat. Het bevoegd gezag wijst dit verzoek af.

Uitspraak van de Commissie

Het bevoegd gezag heeft artikel 28 lid 2 Wms juist toegepast. De verzoeken van de OMR worden afgewezen.

Toelichting

De onderwerpen waarover de OMR advies wenste, betroffen aangelegenheden waarover ook de leerlinggeleding geraadpleegd moest worden. Die heeft aangegeven het verzoek van de OMR te ondersteunen zodat de OMR ontvankelijk is in het verzoek.

Een medezeggenschapsorgaan dat een deskundige wenst in te schakelen en daarvoor kosten ten laste van het bevoegd gezag wil brengen, moet gemotiveerd aanvoeren in hoeverre het daarbij gaat om voor dat orgaan redelijkerwijs noodzakelijk te maken kosten, waarover de Wms in artikel 28, tweede lid Wms spreekt. De OMR heeft dit niet gedaan. Verder had de OMR zich voor zijn vragen tot de (voorzitter van de) MR of een beleidsondersteunend medewerker kunnen wenden. Zij heeft dit nagelaten zonder overtuigende redenen. De OMR heeft zich voorbarig tot een extern deskundige gewend.

Beroep bij Ondernemingskamer

Tegen deze uitspraak is door de OMR beroep ingesteld bij de Ondernemingskamer. De Ondernemingskamer heeft het beroep tegen deze uitspraak op 25 september 2018 verworpenZie: Hof Amsterdam (OK) 25 september 2018,ECLI:NL:GHAM:2018:3434

108042/108145 - 18.04 – uitspraak 9 april 2018

Adviesgeschil over competentiegeschil; nalevingsgeschil over niet instellen sollicitatiecommissie benoeming waarnemend bestuurder, en adviesgeschil over ontslag bestuurder.

Sector: Primair onderwijs Situatie

Bij een tweehoofdig College van Bestuur ontstond een vacature voor bestuurder. De Raad van Toezicht (RvT) vroeg de GMR om advies over de benoeming van een

waarnemend bestuurder. De GMR maakte geen gebruik van zijn adviesrecht en de RvT benoemde de waarnemend bestuurder.

De RvT had voor deze benoeming geen sollicitatiecommissie ingesteld en ook geen 27 competentieprofiel voor advies aan de GMR voorgelegd. De GMR dient een

adviesgeschil in over het competentieprofiel en een nalevingsgeschil over het niet instellen van een sollicitatiecommissie. Daarnaast start de RvT een procedure tot ontslag van de tweede bestuurder. De GMR adviseert negatief over dit voorgenomen ontslag.

Uitspraak van de Commissie

Het adviesgeschil over het competentieprofiel en het nalevingsgeschil over het niet instellen van een sollicitatiecommissie zijn niet-ontvankelijk. Het bevoegd gezag heeft in redelijkheid tot zijn besluit kunnen komen tot (het inzetten van een procedure om te komen tot) ontslag van de bestuurder.

Toelichting

De geschillen over het competentieprofiel en de sollicitatiecommissie zijn

onlosmakelijk verbonden met de benoeming van de waarnemend bestuurder. Over die benoeming heeft de GMR geen gebruik gemaakt van zijn adviesrecht. Daardoor is die benoeming een onomkeerbaar feit en resteert op die punten voor de GMR geen belang bij een uitspraak van de Commissie. Over het ontslag van de bestuurder is het beeld gerezen van een verstoorde relatie tussen het bevoegd gezag en de bestuurder.

Het behoort niet tot de taak van de Commissie te oordelen over de vraag aan wie en in welke mate deze vertrouwensbreuk te wijten is en of deze is te herstellen. Dat is aan de kantonrechter. De vertrouwensbreuk heeft redelijkerwijze voor het bevoegd gezag reden mogen vormen om, in afwijking van het advies van de GMR, te besluiten tot (het inzetten van een procedure om te komen tot) ontslag van de bestuurder.

Beroep bij Ondernemingskamer

Tegen deze uitspraak is door de GMR beroep ingesteld bij de Ondernemingskamer.

De Ondernemingskamer heeft het beroep op 9 oktober 2018 verworpen.

Zie: Hof Amsterdam (OK) 9 oktober 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:3698

107943 – 18.05 – uitspraak 14 mei 2018

Nalevingsgeschillen over adviesrecht GMR ten aanzien van ontslag afdelingsmanager en wijziging managementstatuut; verzoeken zijn niet-ontvankelijk.

Sector: Primair onderwijs Situatie

Het bevoegd gezag heeft de functie van afdelingsmanager laten vervallen. De

bevoegdheden zijn persoonlijk gemandateerd aan de voormalige afdelingsmanager.

De GMR meent adviesrecht te hebben over het ontslag en de hieruit voortvloeiende aanpassing van het managementstatuut. Omdat hem niet om advies is gevraagd, dient de GMR een nalevingsgeschil in.

Uitspraak van de Commissie

De nalevingsverzoeken zijn niet-ontvankelijk.

Toelichting

De afdelingsmanager is niet ontslagen zodat de GMR geen adviesrecht heeft. Ten aanzien van het adviesrecht over de wijziging van het managementstatuut heeft voor de GMR de daarvoor specifieke procedure van het adviesgeschil opengestaan (artikel 34 lid 3 Wms). Daar heeft de GMR geen gebruik van gemaakt.

De GMR kan daarom geen nalevingsgeschil indienen naar aanleiding van het feit dat hij 28 niet om advies gevraagd is.

108079 – 18.06 – uitspraak 14 mei 2018

Adviesgeschil over het ontslag van een schoolleider, na mediation.

Sector: Voortgezet onderwijs Situatie

Tussen de conrector en het bevoegd gezag bestond een verschil van inzicht. Zij zijn een mediationtraject ingegaan. In de mediation zijn zij overeengekomen dat het bevoegd gezag de conrector zal ontslaan. Na de mediation is het voorgenomen ontslag

voorgelegd aan de MR. De MR heeft negatief geadviseerd omdat het advies in zijn ogen te laat is gevraagd en onvoldoende is onderbouwd. Het bevoegd gezag heeft besloten de conrector toch te ontslaan. Daarop heeft de MR een adviesgeschil voorgelegd aan de Commissie.

Uitspraak van de Commissie

Het bevoegd gezag heeft in redelijkheid tot zijn besluit kunnen komen. Het besluit de conrector te ontslaan kan in stand blijven.

Toelichting

Het ontslagbesluit is een effectuering van een overeenkomst die tussen de conrector en het bevoegd gezag in een mediationtraject gesloten is. Een belangrijk kenmerk van mediation is dat hierop geheimhouding rust. Door deze geheimhouding kon het bevoegd gezag niet eerder om advies vragen aan de MR. Ook is het voorgenomen ontslag, gezien deze geheimhoudingsplicht en de contractvrijheid van de conrector en het bevoegd gezag, voldoende gemotiveerd door aan te geven dat het ontslag

voortvloeit uit de tijdens de mediation gesloten overeenkomst.

107952 - 18.07 – uitspraak 30 mei 2018

Adviesgeschil over wijziging duurzame samenwerking. Het besluit kan niet in stand blijven.

Sector: Voortgezet onderwijs Situatie

in 2013 heeft het bevoegd gezag besloten tot samenwerking met een ander bevoegd gezag. Daarbij zijn verschillende afspraken gemaakt. In 2017 geeft het bevoegd gezag een integratie-opdracht en draagt de directeur van de school op de MR mee te nemen in een aantal in gang gezette ontwikkelingen. De MR meent dat sprake is van een adviesplichtig besluit.

Uitspraak van de Commissie

Er is sprake van wijziging van het beleid in de duurzame samenwerking en het besluit hiertoe kan niet in stand blijven.

Toelichting

In 2013 was afgesproken dat het bevoegd gezag in de samenwerking zijn

zelfstandigheid behoudt. In de integratie-opdracht is nu aangegeven dat uitgangspunt is dat het bevoegd gezag volwaardig zal meedoen binnen de samenwerkende

besturen.

Dit gekoppeld aan de verwachting dat de financiële bijdrage aan de samenwerking 29 substantieel hoger zal uitvallen, betekent wijziging in het beleid. De zorgen die de MR heeft over de gevolgen van de verdergaande samenwerking zijn reëel. Het bevoegd gezag had hierover overleg moeten plegen, maar heeft dat nagelaten.

Beroep bij Ondernemingskamer

Tegen deze uitspraak is door het bevoegd gezag beroep ingesteld bij de

Ondernemingskamer. De Ondernemingskamer heeft het beroep op 10 januari 2019 verworpen.Zie: Hof Amsterdam (OK) 10 januari 2019,beschikking

108261-18.08 – uitspraak 16 juli 2018

Instemmingsgeschil samenvoeging klassen. Het betreft een wijziging van het

schoolplan waarvoor de MR instemmingsrecht heeft; het besluit is nietig en mag niet uitgevoerd worden.

Sector: Voortgezet onderwijs Situatie

Vanwege bezuinigingen besluit het bevoegd gezag kleine klassen van twee vakken in vijf en zes vwo samen te voegen. De MR meent dat sprake is van aanpassing van de lessentabel waarvoor de instemming van de MR vereist is. De MR doet tegenover het bevoegd gezag een beroep op de nietigheid van het besluit en verzoekt de Commissie het bevoegd gezag de plicht op te leggen zich te onthouden van handelingen die strekken tot uitvoering of toepassing van dit nietige besluit.

Uitspraak van de Commissie

De Commissie legt het bevoegd gezag de plicht op zich te onthouden van handelingen die strekken tot uitvoering of toepassing van het nietige besluit.

Toelichting

De samenvoeging houdt geen aanpassing van de lessentabel in, omdat het aantal lessen voor de leerlingen niet verandert.

Wel gaat het om een besluit met zodanige onderwijsinhoudelijke gevolgen in deze situatie, dat het besluit neerkomt op een wijziging van het schoolplan. Hierop heeft de MR instemming, maar die is niet gevraagd.

108364-18.09 – uitspraak 16 november 2018

Instemmingsgeschil taakbeleid. Het bevoegd gezag krijgt geen toestemming het besluit te nemen, omdat de voorgenomen wijziging van het taakbeleid onvoldoende is gemotiveerd.

Sector: Voortgezet onderwijs Situatie

De school kampt al jaren met een begrotingstekort en besluit maatregelen te treffen.

Het bevoegd gezag overlegt met de (P)MR en bereikt op een aantal punten

overeenstemming. Maar de PMR stemt niet in met het voorstel om het onderdeel deskundigheidsbevordering met 23 uur te verminderen en die uren op een andere manier in te vullen. Het bevoegd gezag legt hierover een instemmingsgeschil aan de Commissie voor.

Uitspraak van de Commissie 30

De Commissie geeft geen toestemming om het besluit tot wijziging van het taakbeleid van het onderwijzend personeel te nemen.

Toelichting

Op de school gelden meer uren deskundigheidsbevordering voor het personeel dan het minimum dat de cao bepaalt. De PMR heeft het bevoegd gezag gevraagd wat er zal gebeuren met de 23 uur die het bevoegd gezag uit het budget

deskundigheidsbevordering wil halen. Hierop heeft het bevoegd gezag wisselende antwoorden gegeven en niet is vast te stellen wat er met die uren gaat gebeuren.

Daarmee is niet duidelijk of en hoe wordt bezuinigd. De noodzaak tot bezuiniging kan niet opgevat worden als een zwaarwegende omstandigheid omdat het

motiveringsgebrek dat aan het voorstel kleeft, ook dit argument treft.

108365-18.10 – uitspraak 14 december 2018

Instemmingsgeschil regeling gevolgen sluiting van de school. Het bevoegd gezag krijgt toestemming het besluit te nemen. Verzoek van de OMR tot vergoeding van de kosten wordt afgewezen voor wat betreft het instemmingsgeschil.

Sector: Primair onderwijs Situatie

De school is per 1 augustus 2018 gesloten. De OMR stelt maatregelen voor om de gevolgen van de sluiting voor de ouders op te vangen. Het bevoegd gezag wijst dit voorstel af. Daarnaast weigert het bevoegd gezag de kosten van de OMR, voor het voeren van het geding voor de Commissie, te vergoeden.

Uitspraak van de Commissie

Het bevoegd gezag krijgt toestemming het besluit tot regeling van de gevolgen van de sluiting van de school te nemen. Het verzoek van de OMR tot de vergoeding van de

Het bevoegd gezag krijgt toestemming het besluit tot regeling van de gevolgen van de sluiting van de school te nemen. Het verzoek van de OMR tot de vergoeding van de

In document J A A R V E R S L A G 2 0 1 8 (pagina 22-0)