• No results found

Doelgerichtheid De school heeft weliswaar een aantal organisatorische afspraken, maar toch ontwikkelde ze nog geen gezamenlijke en richtinggevend visie omtrent de evaluatiepraktijk. Het is evenwel de verwachting dat de (kleuter)onderwijzers de vorderingen van kinderen opvolgen en dat ze op basis daarvan het onderwijs bijsturen of differentiëren.

De school stelt evaluatiepraktijk te veel gelijk met een ‘zachte’

rapporteringspraktijk, waardoor ze minder aandacht heeft voor een gevarieerde en brede evaluatie en waardoor het meetbare aspect van de evaluatie

ondergesneeuwd is geraakt. De verzamelde observatie- en evaluatiegegevens tonen een wisselden diepgang en doelgerichtheid aan. Ze worden bovendien op diverse wijze verzameld. Het is opvallend dat er weinig gemeenschappelijke criteria en afspraken bestaan die een gelijkgerichte evaluatie mogelijk maken.

Bovendien worden een aantal leergebieden en –domeinen eerder geëvalueerd om tot een volledig rapport te komen.

Voor het toekennen van het getuigschrift basisonderwijs zijn vooral de leergebieden wiskunde en Nederlands doorslaggevend. De school plaatst de resultaten voor deze leergebieden evenwel binnen een breder kader van

algemene ontwikkeling. Het is opvallend dat de schooleigen eindtoetsen degelijk worden afgetoetst aan de te bereiken eindtermen.

Ondersteuning De kleuteronderwijzers gebruiken losse observaties en genormeerde testen om zicht te krijgen op de ontwikkeling van de kleuters. Deze gegevens vormen het uitgangspunt om hun aanbod af te stemmen op de noden van de kinderen. De observaties worden een aantal keer per schooljaar gebundeld in een overzicht, het zogenaamde ‘kleuterportret’. Hoewel dit overzicht een vrij compleet beeld van de ontwikkeling mogelijk maakt, is het niet altijd voldoende doelgericht onderbouwd. In een aantal gevallen zijn de observaties immers niet breed genoeg en te weinig afgestemd op de leerplandoelen. De verschillen in observatiemethodiek en -frequentie en in diepgang van evaluatie, maakt de uitvoering van de evaluatiepraktijk in de kleuterafdeling weinig gelijkgericht en wisselend van kwaliteit.

In de lagere afdeling zijn het hoofdzakelijk eigen en methodegebonden toetsen die de evaluatiepraktijk aansturen. Net zoals in de kleuterafdeling zijn de onderwijzers hierbij weinig gebonden door eenduidige schoolafspraken en worden ze te beperkt ondersteund. De evaluaties vertonen dan ook

kwaliteitsverschillen, dit zowel naar evenwicht tussen kennis en vaardigheden, proces en product als naar doelgerichtheid toe. Vaardigheden worden in beperkte mate criteriumgericht geëvalueerd. Waar de meeste leergebieden

Doeltreffendheid Hoe ze de ontwikkeling en het leren van kinderen nagaat, heeft de school dit aspect van haar werking nog niet kritisch bekeken. Ze weet dan ook nauwelijks te duiden welke mogelijks de zwakke of sterke punten van haar observatie- en evaluatiepraktijk zijn.

Enkele jaren geleden heeft de school haar rapporteringspraktijk in de lagere afdeling grondig gewijzigd. De meer kindgerichte aanpak is echter te drastisch doorgetrokken naar de evaluatiepraktijk, in die mate dat haar doeltreffendheid in het gedrang komt. In de lagere afdeling geeft de school de beoordeling van een leerresultaat weer middels een lettercode. Bij het toekennen van deze codes houdt ze rekening met meer dan enkel de prestatie op zich. Het is van uit een pedagogische zorg dat de onderwijzers bij de beoordeling van toetsen rekening met ‘leerlingenkenmerken’. De objectieve gegevens over de reële prestaties geraken hierdoor verloren. Dit wordt bovendien versterkt door het feit dat er geen eenduidige en concrete beoordelingscriteria vastliggen in schoolafspraken.

Deze aanpak verhindert de school om een duidelijk zicht te krijgen op de leerwinst die ze realiseert. Evaluatieresultaten kunnen daardoor ook niet meer aangewend worden voor de kwaliteitszorg van de school.

Ontwikkeling De school heeft op het gebied van de evaluatiepraktijk weinig ontwikkeling doorgemaakt. Spijts een aantal waardevolle initiatieven en goede ideeën is de deskundigheid omtrent breed en valide evalueren eerder beperkt. Momenteel is de evaluatiepraktijk in beperkte mate het voorwerp van professionalisering en heeft ze weinig invloed op de interne kwaliteitszorg.

5 ALGEMEEN BELEID VAN DE SCHOOL

Het onderzoek naar het algemeen beleid van de school levert volgende vaststellingen op.

Leiderschap Het kernteam – dat zich vooral richt op leerbegeleiding – ondersteunt het intern beleid. Een beperkt aantal minder beleidsbepalende werkgroepen zetten zich in voor zowel praktisch-organisatorische als onderwijskundige aspecten van het schoolleven. Vanuit de schoolleider is er een zeer sterke opvolging aanwezig.

Deze is eerder persoonsgericht dan dat ze doelt op schoolontwikkeling rekening houdend met de vastgelegde prioriteiten. Spijts de systematische “flitsbezoeken”

die de directeur kansen bieden om dicht betrokken te zijn bij de klaspraktijk en gelijkgerichtheid te beogen, is de beleidsruimte van de teamleden in hun klasmanagement, verschillend. Op een aantal vlakken ontbreken eenduidig geldende schoolafspraken. De evenwichtige perceptie van professionele autonomie is een blijvend aandachtspunt. Hier aan voorbijgaan kan een valkuil zijn voor het wederzijds vertrouwen en de bereidheid tot vernieuwing. Toch is het zo dat de school kan rekenen op een enthousiast en hardwerkend team.

Iedereen vertoont een groot engagement ten opzicht van het welbevinden van de kinderen. Het blijft een uitdaging voor alle schoolparticipanten om elkaars talenten te erkennen, verschillen te respecteren en een wederzijds woord van waardering uit te spreken.

Visieontwikkeling Onder impuls van het kernteam is de schoolvisie geactualiseerd. Ze houdt rekening met de specifieke instroom en wordt gedragen door alle teamleden. De schoolleider beoogt een duidelijke profilering. Bovendien investeert hij in een heldere en aansprekende communicatie naar een breed doelpubliek.

De visie is ten dele vertaald in een aantal beleidslijnen, die vervat zitten in diverse deelteksten en planningsdocumenten. Hoewel ze waardevolle ideeën en acties aangeven, ontbreekt het de school enigszins aan een heldere korte- en langetermijnaanpak, onderbouwd door operationele en evalueerbare doelen.

Bovendien zorgt de veelheid van ‘prioriteiten’ er voor dat een aantal acties vooralsnog de nodige diepgang en verankering missen en dat de draagkracht van het team onder druk komt te staan.

Gezamenlijke visieontwikkeling bij de implementatie van leerplannen, gestuurd vanuit ontwikkelingsdoelen en eindtermen, is beduidend minder aan de orde. Dit leidt tot een minder gelijkgerichte werking en een wisselende implementatie op de klasvloer.

Besluitvorming Het is opvallend dat de participatie aan de schoolwerking zich het duidelijkst manifesteert op het uitvoerende niveau. Dit wordt ondersteund door de vele (informele) overlegmomenten en de maandelijkse personeelsvergaderingen, waar zowel schoolorganisatorische als pedagogisch-didactische aspecten aan bod

Kwaliteitszorg Het zelfevaluerend vermogen van het team om de eigen onderwijskwaliteit te bewaken en bij te sturen is in ontwikkeling. Zo nam de school onlangs deel aan een bevraging over aspecten van haar werking in het kader van een

wetenschappelijk onderzoek. De resultaten gaven alvast aanleiding tot een aantal intenties met betrekking tot de optimalisering van het schoolbeleid, maar moeten nog gezamenlijke worden besproken, in afspraken worden omgezet en uitgevoerd worden.

GOK- en zorgbeleid Het schoolteam baseert zijn zorg- en gelijkeonderwijskansenbeleid op de analyse van data die de meest relevante noden van leerlingen(groepen) in kaart brengt.

Het schoolteam heeft een visie over de wijze waarop het zijn zorg- en

gelijkeonderwijskansenbeleid vorm wil geven. Het team organiseert de acties vanuit operationele doelen die aansluiten bij de noden van de leerlingen.

De schoolorganisatie zorgt er in beperkte mate voor dat het team de

vooropgestelde doelen binnen het zorg- en gelijkeonderwijskansenbeleid bereikt.

De acties (op leerling-, leraren- en schoolniveau) die het schoolteam uitwerkt, sluiten gedeeltelijk aan op de vooropgestelde doelen.

Er is nog weinig aandacht voor kleuterparticipatie en voor het afstemmen van de eigen acties op het beleid van de scholengemeenschap.

Het schoolteam heeft in beperkte mate zicht op de effecten van zijn zorg- en gelijkeonderwijskansenbeleid.

Het schoolteam heeft in zijn professionaliseringsbeleid aandacht voor de deskundigheidsbevordering van een beperkt aantal teamleden (beperkt tot het leiderschap, de zorgcoördinator, het zorgteam) met het oog op het schooleigen zorg- en gelijkeonderwijskansenbeleid.

Talenbeleid De school ontwikkelde in teamverband een visie over talenbeleid. Die visie vertaalt ze weinig in concrete, meetbare doelen. Vooral vanuit het zorgteam en de werkgroep Talenbeleid ondersteunt de school de uitvoering van het

talenbeleid. Op basis van analyses van leerlingengegevens ontwikkelt de school initiatieven om de Nederlandse taalvaardigheid van anderstalige leerlingen te stimuleren. Leerlingen met een grote taalachterstand kunnen rekenen op individuele ondersteuning. De school gaat de doeltreffendheid van haar initiatieven vooral procesmatig na. De school neemt weinig initiatieven om de uitkomsten van haar beleid te meten en op basis daarvan haar beleid bij te sturen.

6 STERKTES EN ZWAKTES VAN DE SCHOOL