• No results found

Hoofdstuk 5 Conclusie en aanbevelingen

5.2. Evaluatie wetswijziging

In deze paragraaf wordt de aanloop beschreven tot de door de Minister van Financiën aangekondigde beleidsmatige evaluatie van de wetswijziging in 2021.

In een Kamerbrief uit april 2014 gaf de staatssecretaris inzicht in de complicerende factoren van de per 2010 aangepaste BOR in het uitvoeringsproces bij de Belastingdienst. Hieronder werd onder meer als factor genoemd:

“De berekening inzake de objectieve onderneming kan vooral ingewikkeld zijn bij verkrijgingen van een aanmerkelijk belang in bv’s die tot een concern behoren en dan met name als een bv onderlangs wordt geschonken.”71

In opvolging op deze brief heeft de Minister van Financiën aan de Tweede Kamer een evaluatierapport van de verschillende bedrijfsopvolgingsregelingen verzonden met de bijbehorende kabinetsreactie. Dit rapport is opgesteld door SEO Economisch Onderzoek in opdracht van het Ministerie van Economisch Zaken.72

Deze evaluatie betreft de effecten van diverse fiscale regelingen, waaronder de BOR vóór de wetswijziging. Hiervoor zijn gegevens van de Belastingdienst, afkomstig van belastingaanslagen gecombineerd met enquêtegegevens onder ondernemingen. In de totale bedrijvenpopulatie valt 25% onder het ab-regime. Van de ondervraagde aanmerkelijkbelanghouders (hierna: AB-houders) heeft 25% de onderneming verkregen via vererving of schenking (bij IB-ondernemers is dit 20%), de rest van de ondernemingen is via (ver)koop aangeschaft. De meeste verkrijgingen bestaan uit de schenking of vererving van een onderneming. Slechts 11% van de (36) respondenten heeft een aanmerkelijk belang in een vennootschap overgenomen. Er zijn geen cijfers beschikbaar over de verkrijging van indirecte en indirecte niet-aanmerkelijke belangen.

Het lijkt dus om een betrekkelijk kleine groep van AB-houders te gaan die een belang verkrijgen door vererving of schenking, en deze groep is dan weer onderverdeeld in verkrijgers van directe en indirecte, aanmerkelijk en niet-aanmerkelijk belangen. Voor bijna alle respondenten gold overigens dat sprake was van familiebanden bij de verkrijging van zowel ondernemingen als aanmerkelijk belang. Het SEO-onderzoek biedt op zichzelf interessant cijfermateriaal maar het aantal geënquêteerde bedrijven is klein en heeft voornamelijk betrekking op IB-ondernemingen. Per onderscheiden categorie

71 N. Rooseboom, T. Smits, K. van Buiren M. Gerritsen, C. Koopmans. Evaluatie fiscale regelingen gericht op

bedrijfsoverdracht, SEO-rapport nr. 2014-39, Amsterdam: SEO 2014,

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2016/05/27/bijlage-evaluatie-fiscale-regelingen- gericht-op-bedrijfsoverdracht

72 N. Rooseboom, e.a. Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht, SEO-rapport nr. 2014-39,

gaat het vaak om zeer kleine aantallen van onder de vijf bedrijven. Over de aanspraak van AB-houders op de BOR bij verkrijging van belangen in een holding zijn op basis van dit eerste evaluatieonderzoek (van vóór de wetswijziging) als gevolg daarvan geen valide uitspraken te doen.

De onderzoekers geven aan dat door gebrek aan beschikbaarheid van adequate data ‘een zuivere analyse van de doeltreffendheid de doelmatigheid van de fiscale regelingen voor bedrijfsoverdrachten niet mogelijk is’.

Zij bevelen aan om gedurende een aantal jaren adequate data te registreren voor een definitieve evaluatie over onder meer:

• De bedrijfsprestaties (opbrengsten, kosten, winst, arbeidsplaatsen) van bedrijven die gebruik hebben gemaakt van de regelingen (dus niet alleen van de BOR) in een reeks van jaren vóór en na de overdracht;

• De overnamesom van het bedrijf of het aanmerkelijk belang.

In zijn jaarlijkse praktijkupdates over de bedrijfsopvolgingsregeling SW 1956 in de praktijk pleit auteur Zuiderwijk steevast voor een nieuwe evaluatie van de BOR en benoemt hij de punten die voor kwaliteitsverbetering in aanmerking komen.

In KWEP 2016/19 maakt hij bovendien gewag van het feit dat de door het kabinet eind 2014 overgenomen aanbeveling voor cijfermatige analyse van de doeltreffendheid en doelmatigheid van onder meer de bedrijfsopvolgingsregeling in de SW 1956, nog niet tot enige publicatie van onderzoeksresultaten heeft geleid.

In KWEP 2017/20 vermeldt hij expliciet ‘heroverweging van de per 1 juli 2016 ingevoerde ‘spoedreparatiewetgeving’ naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 22 april 2016 over vermogensetikettering bij holdingstructuren.73 Hij verwijst in zijn update in dit verband naar het

gegeven dat na de wetswijziging een direct of indirect niet-aanmerkelijk belang in een ander lichaam nu expliciet niet wordt gerekend tot het vermogen van de betreffende onderneming.

In zijn ogen blijft heroverweging van de spoedreparatiewetgeving gewenst. De argumentatie van Zuiderwijk hiervoor is dat hiermee het oorspronkelijk centrale uitgangspunt van de rechtsvormneutraliteit voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten met deze ‘reparatie’ gedeeltelijk en onnodig is losgelaten. Ook voor de bezitseis en indirecte preferente aandelen is onduidelijkheid ontstaan in de toepassing van de vermogensetikettering.

In zijn praktijkupdate in de zomer van 2018 noemt hij overigens de vermogensetikettering niet expliciet als aandachtspunt voor evaluatie, wel heroverweging van de bezitseis ingevolge de reparatiewetgeving.74

Op 4 april 2019 heeft de Staatssecretaris aan de Tweede Kamer in een brief over fiscale regelingen, als reactie op ingediende moties over de Bedrijfsopvolgingsregeling geantwoord:

“Met terugwerkende kracht tot en met 1 juli 2016 is in de wet geregeld dat indirecte aandelenbelangen van minder dan vijf procent niet kwalificeren als ondernemingsvermogen voor onder meer de toepassing

73 J.C.L. Zuiderwijk, ‘Praktijkupdate bedrijfsopvolgingsregeling SW 1956 (zomer 2017)’, KWEP 2017/20. 74 J.C.L. Zuiderwijk, ‘Praktijkupdate bedrijfsopvolgingsregeling SW 1956 (zomer 2018)’, KWEP 2018/22.

van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de schenk- en erfbelasting. Hiermee is de wetgeving aangepast aan de wijze waarop de Belastingdienst de BOR uitlegde en toepaste tot aan het arrest van de Hoge Raad van 22 april 2016. Naar aanleiding van de toezegging van mijn ambtsvoorganger kan ik uw Kamer informeren dat de Belastingdienst geen aanwijzingen heeft dat er zich als gevolg van de wetswijziging problemen hebben voorgedaan met betrekking tot de continuïteit van bedrijven door de heffing van schenk- en erfbelasting. Daarmee beschouw ik deze toezegging als afgedaan.”75

In het verslag van het schriftelijk overleg van 17 juni antwoordt de minister op Kamervragen van leden van D66 over de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten:

“Vraag 19: De leden van de fractie van D66 vragen wanneer de volgende evaluatie van fiscale regelingen gericht op bedrijfsopvolging plaatsvindt?

Vraag 20: Wat zijn de meest recente studies naar de effectiviteit en doelmatigheid van de fiscale regelingen gericht op bedrijfsopvolging?

Antwoord op vraag 19 en 20:

In antwoord op vragen van de leden van de fractie van D66 naar de evaluatie en studies naar de effectiviteit en doelmatigheid van fiscale regelingen gericht op bedrijfsopvolging deel ik mede dat de vorige evaluatie in 2014 heeft plaatsgevonden en dat zoals vermeld in de Rijksbegroting 2019 de volgende evaluatie gepland staat voor 2021. Tevens verwijs ik naar mijn brief Bouwstenen voor een beter belastingstelsel van 15 april 2019 waarin ik onder andere een onderzoek naar het belasten van kapitaalinkomen van aanmerkelijk belanghouders (box 2) heb aangekondigd.”76

De Minister van Financiën heeft hiermee aan de Tweede Kamer een brede evaluatie van de effectiviteit en doelmatigheid van fiscale regelingen gericht op de bedrijfsopvolging toegezegd. De verwachting is dat in deze evaluatie aandacht zal worden besteed aan de effecten van de wetswijziging van 2016 en een vergelijking zal plaatsvinden met de resultaten uit het vorige evaluatieonderzoek van 2014. In de aanbevelingen in par. 5.4. wordt een voorzet gegeven voor de relevante onderzoeksvragen in relatie tot de hoofdvraag van deze scriptie: Vormt de wetswijziging van de BOR een verbetering of een belemmering voor bedrijven in de bedrijfsopvolging?