• No results found

7. Case-studie voor een integrale beschouwing van energiegebruik, emissies en kosten

7.6 Evaluatie van het energiegebruik en de kosten

In tabel 7.22 is per tracé het effect van het OLS op het totale jaarlijkse energiegebruik weergegeven. Er bestaan grote verschillen tussen de gevolgen voor het energiegebruik van de verschillende netwerk- en technische varianten, echter alle mogelijke systemen hebben een stijging van het totale energiegebruik tot gevolg.

Tabel 7.22: Verandering van het jaarlijks energiegebruik (TJ) voor verschillende systemen en netwerken van het OLS Utrecht, vergeleken met een situatie zonder OLS.

Maximale goederenstroom Minimale goederenstroom

Type OLS Colli Pallet Colli Pallet

Betonbaan Rails Betonbaan Rails Betonbaan Rails Betonbaan Rails Lage Weide Direct 2,06 1,60 4,90 4,12 1,19 0,88 2,65 2,12 Indirect 5,96 6,16 15,57 16,07 5,96 6,16 15,57 16,07 Totaal 8,02 7,76 20,47 20,19 7,15 7,04 18,22 18,19 De Wetering Direct 1,29 0,61 1,29 0,13 0,70 0,23 0,27 -0,51 Indirect 6,05 6,27 16,53 17,07 6,05 6,27 16,53 17,07 Totaal 7,34 6,88 17,82 17,20 6,75 6,50 16,80 16,56 Hooggelegen Direct -0,20 -0,61 -2,58 -3,29 -0,30 -0,59 -2,31 -2,80 Indirect 5,91 6,09 14,81 15,27 5,91 6,09 14,81 15,27 Totaal 5,71 5,48 12,23 11,98 5,61 5,50 12,50 12,47

7.6.2 Totale energie-intensiteit

Van de verschillende netwerkvarianten lijkt gezien de kosten en het energiegebruik de locatie Hooggelegen het beste geschikt voor een LSP. Voor de berekening van de energie-intensiteit wordt daarom deze variant als uitgangspunt genomen. De directe energie-intensiteit is in §7.3.4 berekend en is weergegeven in tabel 7.23. Het indirecte energiegebruik voor de verschillende OLS-varianten is opgenomen in tabel 7.22. Als deze voor de variant Hooggelegen worden gedeeld door de vervoersprestaties uit tabel 7.11, dan wordt de indirecte energie-intensiteit verkregen voor beide varianten van de omvang van de goederenstroom. Deze zijn eveneens weergegeven in tabel 7.23.

Tabel 7.23: Directe en indirecte energie-intensiteit (MJ/tonkm) van verschillende OLS-varianten voor het tracé Hooggelegen.

Pallet Colli

Betonbaan Rails Betonbaan Rails

Direct 2,8 1,0 4,8 2,1

Indirect 22,8 – 33,4 23,5 – 34,3 33,1 – 48,3 34,0 – 49,6 Totaal 25,6 – 36,2 24,4 – 35,3 37,9 – 53,1 36,1 – 51,7

De energie-intensiteit van de betonbaan-variant van het collisysteem bestaat voor 87% tot 91% uit indirect energiegebruik (zie tabel 7.24). Figuur 7.3 toont hoe het energiegebruik is opgebouwd uit de verschillende factoren. Bij de rails-variant is het aandeel van het indirecte energiegebruik groter, vanwege de lagere directe energie-intensiteit. Het indirecte energiegebruik bestaat voor het grootste deel uit onderhoudswerkzaamheden. Het energiegebruik van de onderhoudswerkzaamheden is berekend door uit te gaan van een vast percentage van het energiegebruik van de constructie. Dit percentage is zodanig groot dat het energiegebruik van het onderhoud voor alle systemen even groot is als het gemiddelde jaarlijkse energiegebruik van de constructiewerkzaamheden. Van het energiegebruik voor de aanleg neemt de constructie van de terminals verreweg het grootste deel voor zijn rekening.

Tabel 7.24: Aandeel van het indirecte energiegebruik in het totale energiegebruik. Collisysteem Palletsysteem

Betonbaan Rails Betonbaan Rails

Maximale goederenstroom 87% 92% 92% 96% Minimale goederenstroom 91% 95% 94% 97% 13% 4% 18% 0% 23% 42% 87%

Direct energiegebruik Constructie buisleidingen Constructie terminals Constructie voertuigen Onderhoud Operatie terminals

Figuur 7.3: Direct versus indirect energiegebruik voor het collisysteem (betonbaan-variant, LSP op Hooggelegen, grote goederenstroom) van het OLS Utrecht. Het indirecte energiegebruik (donker blauw) is hierbij uitgesplitst naar vijf categorieën. Het weergegeven directe energiegebruik is uitsluitend het directe energiegebruik van het OLS; het effect van het OLS op het directe energiegebruik van het wegvervoer is niet in het diagram verwerkt.

Het aandeel van het directe en indirecte energiegebruik voor het palletsysteem is weergegeven in figuur 7.4. In vergelijking tot het collisysteem heeft bij het palletsysteem het indirecte energiegebruik een hoger aandeel in de totale energie-intensiteit, namelijk 92% tot 94% voor de betonbaan-variant. Dit wordt veroorzaakt door de voor het palletsysteem veel hogere energiegebruik van de constructie van buisleidingen: 28% van het totale energiegebruik voor het palletsysteem tegen 4% voor het collisysteem. Het energiegebruik voor het onderhoud neemt evenredig met het energiegebruik voor de constructie toe.

8% 28% 8% 0% 37% 19% 92%

Direct energiegebruik Constructie buisleidingen Constructie terminals Constructie voertuigen Onderhoud Operatie terminals

Figuur 7.4: Indirect versus direct energiegebruik voor het palletsysteem (betonbaan-variant, LSP op Hooggelegen, grote goederenstroom) van het OLS Utrecht. Het indirecte energiegebruik (donker blauw) is hierbij uitgesplitst naar vijf categorieën. Het weergegeven directe energiegebruik is uitsluitend het directe energiegebruik van het OLS; het effect van het OLS op het directe energiegebruik van het wegvervoer is niet in het diagram verwerkt.

7.6.3 Totale emissies

In tabel 7.25 is het effect op de totale emissies weergegeven van de totstandkoming van het OLS Utrecht. Alle varianten van het OLS blijken een stijging van de emissies tot gevolg te hebben. De relatieve stijging van de emissies van CO2 en NOx ten opzichte van het de directe emissiefactoren van

het wegverkeer, blijken overeen te komen met de relatieve stijging van het energiegebruik. De emissies van VOS, PM10 en vooral voor SO2 nemen echter naar verhouding veel meer toe dan het

energiegebruik. Voor het (totale) energiegebruik van het OLS zijn de emissiefactoren van deze stoffen in kg/J hoger dan de emissiefactoren voor het directe energiegebruik van het wegvervoer.

Verdeling totaal energiegebruik

Verdeling indirect energiegebruik

Tabel 7.25: Verandering van de jaarlijks emissies voor verschillende systemen en netwerken van het OLS Utrecht, ten opzicht van een situatie zonder OLS.

Maximale goederenstroom Minimale goederenstroom

Type OLS Colli Pallet Colli Pallet

Betonbaan Rails Betonbaan Rails Betonbaan Rails Betonbaan Rails

CO2-emissie (mln. kg) Lage Weide 0,92 0,91 2,42 2,36 0,84 0,85 2,23 2,20 De Wetering 0,86 0,83 2,30 2,21 0,83 0,81 2,22 2,17 Hooggelegen 0,73 0,71 1,77 1,72 0,74 0,73 1,80 1,77 NOx-emissie (ton) Lage Weide 2,26 2,24 7,88 7,92 2,07 2,06 7,28 7,34 De Wetering 1,90 1,86 7,12 7,13 1,84 1,82 6,94 6,98 Hooggelegen 1,60 1,58 5,26 5,31 1,65 1,63 5,40 5,47 SO2-emissie (ton) Lage Weide 1,82 1,81 4,84 4,92 1,81 1,80 4,82 4,91 De Wetering 1,82 1,91 5,14 5,21 1,81 1,91 5,12 5,20 Hooggelegen 1,81 1,81 4,62 4,70 1,81 1,80 4,60 4,69 VOS-emissie (ton) Lage Weide 0,44 0,44 1,69 1,69 0,43 0,43 1,65 1,65 De Wetering 0,40 0,40 1,63 1,63 0,40 0,40 1,64 1,65 Hooggelegen 0,34 0,34 1,29 1,30 0,36 0,36 1,35 1,35 PM10-emissie (ton) Lage Weide 0,90 0,97 3,40 3,58 0,89 0,96 3,39 3,57 De Wetering 0,92 1,00 3,61 3,80 0,92 1,00 3,62 3,81 Hooggelegen 0,86 0,93 3,12 3,29 0,86 0,93 3,14 3,31

7.6.4 Vergelijking met andere studies

In twee eerder uitgevoerde studies zijn het indirecte energiegebruik en de indirecte energie-intensiteit berekend. De eerste studie betreft een proces energie analyse van het indirecte energiegebruik voor de constructie van de infrastructuur van het OLS Schiphol en het OLT Den Haag. Hierbij zijn processen zoals onderhoud, klimaatregulatie, constructie van de voertuigen en voor het OLS Schiphol ook de constructie van de terminals buiten beschouwing gelaten. Bij de tweede studie is met een input-output energie analyse het directe energiegebruik van een landelijk netwerk bepaald.

In tabel 7.26 zijn de in dit rapport berekende directe energie-intensiteiten voor het colli- en palletsysteem van het OLS Utrecht vergeleken met de waarden uit de literatuur. In vergelijking met de andere netwerken voor OLS heeft het OLS Utrecht een hoge indirecte energie-intensiteit. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de relatief kleine hoeveelheid goederen die met het OLS Utrecht wordt vervoerd.

Tabel 7.26: Vergelijking van het indirecte energiegebruik van OLS-netwerken volgens verschillende bronnen. OLS Utrechta) Netwerk Pallet Colli OLS Schiphol

b) OLT Den Haagc) Landelijk OLS

Jaar 2010 2010 2020 2040 2030

Methode d) PEA PEA PEA PEA IOEA

Gemiddeld jaarlijks indirect

energiegebruik (TJ) 16 7 18 91 à 97 37000 Jaarlijkse vervoersprestatie (mln. tonkm) 0,47 à 0,68 0,14 à 0,20 12 197 7100 Indirecte energie-intensiteit (MJ/tonkm) 23 à 34 33 à 50 1,52 0,46 à 0,49 5,3

Directe energie-intensiteit van OLS (MJ/tonkm)

1,0 à 2,8 2,1 à 4,8 0,67 0,2 1,0

Aandeel indirect energiegebruik

in totaal energiegebruik 89% à 97% 87% à 96% 69% 70% à 71% 84%

Bron Groot, 2000 Groot, 2000 Roos et al., 2000

a) LSP op Hooggelegen

b) Bij het indirecte energiegebruik is alleen het energiegebruik van de constructie van de buisleidingen meegenomen.

c) Variant met een grote buisdiameter; bij het indirecte energiegebruik is alleen het energiegebruik van de constructie van de buisleidingen en terminals meegenomen.

d) PEA = proces energie analyse, IOEA = input-output energie analyse

7.6.5 Kanttekeningen bij de resultaten van de case-studie

Bij de resultaten van de case-studie kunnen enkele kanttekeningen worden geplaatst. De meeste kanttekeningen hebben betrekking op het directe energiegebruik. Vanwege het kleine aandeel van het directe energiegebruik in het totale energiegebruik is de invloed van deze items beperkt. Onzekerheden in het indirecte energiegebruik kunnen een veel grotere invloed hebben op het totale energiegebruik. De gemaakte kanttekeningen zijn:

• Bij de berekening is ervan uitgegaan dat 100% van het voor het OLS geschikte goederenvervoer naar de Utrechtse binnenstad en Leidsche Rijn daadwerkelijk gebruik maakt van het OLS. Indien niet alle transporten via het OLS plaatsvinden is zowel een stijging als een daling van het directe energiegebruik mogelijk, afhankelijk van herkomst en bestemming van de goederen.

• Onder bepaalde omstandigheden is het verdedigbaar om het energiegebruik van de constructie en bedrijfsvoering van terminals niet of in mindere mate mee te nemen in de berekening. Dit is bijvoorbeeld het geval indien de aanleg van OLS-terminals de constructie van overslagfaciliteiten bij winkels overbodig maakt.

• Door de afname van het vrachtverkeer op stadswegen is waarschijnlijk minder onderhoud nodig aan met name klinkerwegen in de binnenstad. Dit inverdieneffect is niet in beschouwing genomen omdat niet bekend is wat de omvang van dit effect is.

• Het transport van afval in tegengestelde richting als de stedelijke distributie is niet in de beschouwing meegenomen. Dit kan een daling van de directe energie-intensiteit tot gevolg hebben en leidt tot een grotere door OLS vervoerde hoeveelheid wat ook gevolgen heeft voor het directe energiegebruik.

• De locatie Lage Weide heeft een slechte aansluiting op het landelijke wegennet, maar kan wel gebruikt worden voor directe overslag van goederen tussen OLS en Railvervoer en tussen OLS en binnenvaart. Een verschuiving van het goederenvervoer van de weg naar rail of binnenvaart kan

gunstige gevolgen hebben voor het directe energiegebruik. Dit hoeft echter niet het geval te zijn: bij lichte goederen is ook een ongunstig effect mogelijk (Janse et al., 2000).

• De directe energie-intensiteit kan verder verlaagd worden door het aanleggen van een nieuwe verbindingsweg naar de snelweg, zodat de over stadswegen af te leggen afstand kan worden verminderd. Dit speelt met name een rol bij het netwerk met een LSP op Lage Weide. De aanleg van een dergelijke weg brengt echter weer een hoger indirect energiegebruik met zich mee en heeft ook andere nadelige effecten, zoals voor ruimtegebruik en geluidhinder.

• In deze case-studie is uitsluitend gekeken naar een volledig ondergrondse verbinding. Het is echter denkbaar dat het systeem buiten de binnenstad gedeeltelijk bovengronds wordt aangelegd. Dit kan tot een daling van het indirecte energiegebruik leiden, vooral voor het palletsysteem. In dat geval vervalt ten dele het positieve effect op bijvoorbeeld geluidhinder.

8.

Discussie