• No results found

Europese scenario

In document Systeemstudie Fryslân (pagina 102-107)

Internationale scenario

All-electric Hybride groen gas

Warmtenetten Hybride waterstof

In 2030 groeit het aandeel all-electric tot 17% van de huishoudens. In alle 2050 scenario’s groeit dit percentage verder door. In het Nationale sturingsscenario wordt 59% van de woningen verwarmd door een all-electric warmtebron. In dit scenario is er een grote hoeveelheid beschikbare duurzame elektriciteit aangenomen, wat het grote aandeel all-electric in dit scenario verklaard. In het scenario Europese CO2-sturing en het Internationale scenario wordt uitgegaan van importbeschikbaarheid van duurzame gassen. Dit zorgt ervoor dat het percentage all-electric hier lager ligt dan bij de andere twee 2050 scenario’s.

De totale energievraag in de huishoudens is nu ongeveer 17 PJ per jaar. Hoewel het aantal huishoudens stijgt, neemt de totale energievraag in alle scenario’s af. Dit komt enerzijds door energiebesparing, en anderzijds door de toepassing van efficiëntere technologieën. Zo wordt er in alle scenario’s geïsoleerd, de overstap gemaakt op ledlampen en worden er warmtepompen ingezet waarmee een hoger rendement wordt behaald in vergelijking tot hr-ketels. Het verschil in totale energievraag voor de 2050-scenario’s komt voort uit de gekozen

warmtetechnieken die samenhangen met de benodigde isolatiegraad (en daarmee met de behaalde

energiebesparing). In het Regionale scenario worden bijvoorbeeld veel warmtenetten ingezet, waardoor een label A/B voor de meeste huishoudens volstaat. In het scenario Nationale sturing wordt juist veel op all-electric ingezet.

De hoge efficiëntie en de benodigde isolatiegraad bij een warmtepomp oplossing zorgt voor een lage

energiebehoefte. In de scenario’s Europese CO2-sturing en Internationale sturing wordt er veel gebruik gemaakt van hybride warmtepompen, hier wordt minder geïsoleerd dan in het scenario Nationale sturing.

B.2.1 Regionalisering

Verdeling is gedaan op basis van huidig verbruik (NP RES data voor landbouw) aangevuld met data uit modellen (die beschikbaar zijn gesteld door Liander) voor nieuwe glastuinbouwlocaties en de verdeling van de huidige glastuinbouw.

Mobiliteit

Ook de veerdiensten naar de Waddeneilanden zullen veranderen van brandstoffen. In 2030 nemen we aan dat 25% van de veerdiensten geëlektrificeerd is. Elektrificatie van deze veerdiensten zal vermogens van circa 10 MW in de havens vragen voor het opladen van de schepen. Gesprekken met rederij Doeksen en rederij Wagenborg laten zien dat deze techniek mogelijk al snel haar intrede kan doen. Voornamelijk Doeksen ziet hier goede kansen. De veerdiensten naar de Waddeneilanden zullen in de 2050-scenario’s geen gebruik meer maken van diesel. De veerdiensten naar Vlieland en Terschelling gebruiken in deze scenario’s elektriciteit, omdat Doeksen goede kansen voor elektrisch varen ziet. Ameland en Schiermonnikoog zullen gebruik maken van synthetische brandstoffen, omdat Wagenborg verwacht hiervan gebruik te maken. Welke brandstoffen dat zijn, wordt buiten beschouwing gelaten in deze studie omdat hier nog geen zicht op is.

Voor het vrachtvervoer volgen we de aannames uit de II3050-studie, waarbij de modaliteiten in Fryslân niet veranderen ten opzichte van de huidige situatie. De vraag naar vrachtvervoer neemt in het Regionale scenario jaarlijks met 1% af en in het Europese en globale scenario groeit deze jaarlijks met 1%. Van het vrachtvervoer wordt 51% door scheepvaart verzorgd, 48% door vrachtwagens en de resterende 1% door treinen. Vrachtwagens zullen in het Regionale scenario voornamelijk gebruik maken van elektriciteit en in de overige scenario’s zal het aandeel brandstoffen hoger zijn.

B.3.1 Regionalisering

Voor de regionalisering van mobiliteit is onderscheid gemaakt in drie categorieën. Dit zijn personenauto’s, wegtransport en veerdiensten. Het aantal personenauto’s per buurt vanuit de CBS-kerncijfers wijken en buurten is gebruikt om te bepalen in welke buurten een vraag naar elektriciteit ontstaat. Voor vrachtvervoer is een verdeling gemaakt op basis van prognoses van ELaad (midden scenario). Andere categorieën zoals elektrische bussen, elektrische motoren, fietsen en treinen zijn tevens onder deze categorie geschaard, omdat de modellering van netbeheerders nog niet gedetailleerd nodig is om deze categorieën in meer detail mee te nemen. Veerdiensten zijn geregionaliseerd op van basis van gesprekken met de rederijen Wagenborg en Doeksen. Hierbij is

aangenomen dat rederij Doeksen sterk gaat elektrificeren. De elektriciteitsvraag afkomstig van veerdiensten is daarom verdeeld over de havens waar rederij Doeksen opereert.

Industrie

Voedingsindustrie

Vanuit de emissieregistratie database zijn er gegevens over twaalf bedrijven die onder de

voedingsmiddelenindustrie vallen en een uitstoot hebben van ~1,7 Mton (in 2018). De vijf grootste daarvan zijn zuivel- en aardappelverwerkingsbedrijven die verantwoordelijk zijn voor ~75% van de CO2 emissie van deze sector in Fryslân. Wat verduurzamingsopties betreft focussen we dus op deze sectoren. Twee kenmerken van de sector zijn bijzonder van belang bij de energietransitie: enerzijds het type energieverbruik, dat voor een groot deel om warmte onder de 200C, en koeling gaat, en anderzijds de relatieve nabijheid van biomassastromen die worden ingezet voor energie vanwege bijvoorbeeld restproduct, zoals aardappelschillen, en biogas vanuit de

veehouderijen waar ook de melk wordt geproduceerd.

In de huidige situatie zijn er bedrijven in de Nederlandse voedingsindustrie die biogas gebruiken om voor een deel van het energieverbruik te voorzien. We gaan ervanuit dat dit ook in Fryslân het geval is. De verwachting is dat dit kan toenemen richting 2030. Elektrificatie is een andere trend waarvan veel wordt verwacht binnen deze sector. In 2050 zelfs tot 100%, maar richting 2030 kan het ook al een rol spelen. Innovaties zoals het vervangen van het indampen door filtratie, evenals een verschuiving van gas naar elektriciteitsverbruik, scheelt daarnaast ook een factor 4-5 in energieverbruik. Ook het vervangen van thermische door mechanische damprecompressie zorgt voor een efficiëntieslag. Bij de aardappelverwerkingsindustrie betreft het grootste aandeel van het energiegebruik het frituren van de aardappelen tot het product. Restwarmte van het bakproces kan worden ingezet bij andere processen, of zelfs in de omgeving. Na het frituren wordt het product ingevroren. Dit is een ander energie-intensief proces, dat elektriciteit verbruikt.

Figuur 43. Finale energievraag industrie per energiedrager

Biogas, elektrificatie, en geothermie, zijn mogelijkheden voor verduurzaming van deze sector, waarvan de toepassing mede afhankelijk is van de specifieke temperatuurvraag van de verschillende processen, en er in veel gevallen nog innovatie nodig zal zijn. CCS is een mogelijkheid, maar vanwege de schaal van de bedrijven en de locaties vermoedelijk niet voor de hand liggend.35,36.

B.4.1 Regionalisering

Voor de locaties van de subsectoren papier, voeding, en overige industrie is voor de bedrijven die onder het EU-ETS vallen een verdeling van het energieverbruik gemaakt op subsectoraal niveau. Op basis van de emissies die geregistreerd worden door de Nederlandse Emissieautoriteit is het aandeel van het energieverbruik van een bedrijf binnen de subsector ingeschat (op basis van de CO2-emissies van het jaar 2018). Op basis van de energiemix van die subsector en het aandeel van een bedrijf in de grootte van de subsector wordt vervolgens de toewijzing van het elektriciteitsverbruik naar de locatie van die bedrijven gemaakt. Via de postcode wordt de toewijzing naar de overeenkomstige buurtcode gemaakt. Voor de resterende industrie is de huidige regionale verdeling elektriciteitsvraag en gasvraag (NP RES data) gehanteerd. Voor de warmte die in de toekomst geëlektrificeerd wordt, wordt de verdeling op basis van de huidige gasvraag gedaan. Voor elektriciteit wordt de verdeling volgens de huidige elektriciteitsvraag gedaan naar buurtniveau.

35 MIDDEN rapport: Pierrot & Schure (2020). Decarbonisation options for the Dutch dairy processing industry, PBL.

36 MIDDEN rapport: West, de Jonge, and van Hout (2021). Decarbonisation options for the Dutch potato products industry, PBL.

In document Systeemstudie Fryslân (pagina 102-107)