• No results found

De scenario’s en de gasnetten

In document Systeemstudie Fryslân (pagina 69-72)

In dit hoofdstuk wordt de impact van de energietransitie op de gasnetten beschouwd.

8.1 Samenvatting inzichten gasnetten

Het gasnet is grofweg in te delen in drie typen netten: hoofdtransportleidingnet (HTL), regionale

transportleidingnet (RTL) en de regionale distributienetten. In het algemeen zijn geen grote knelpunten te verwachten in de Friese gasnetten. Er kunnen wel specifieke knelpunten ontstaan als gevolg van de

energietransitie op de korte en lange termijn. Dit zijn: toekomstige knelpunten door de productie van groen gas, de inzet van methaan en waterstof in regionale netten en de gaslevering aan de Bergumcentrale. Deze specifieke knelpunten zijn een andere orde van grootte dan de knelpunten in de elektriciteitsnetten en zijn daarom goed oplosbaar.

Voor de toekomstige knelpunten door de groengasproductie zijn twee oplossingsrichting bedacht. Ten eerste kunnen de huidige lokale gasnetten verknoopt worden. Hierdoor ontstaat een groter afzetgebied voor de groengasproductie en wordt de kans op een overschrijding van de capaciteit kleiner. Ten tweede kunnen er boosters geplaatst worden waarmee het geproduceerde groene gas wordt ingevoerd in een gasnet met een grote transportcapaciteit, bijvoorbeeld in het RTL. Het RTL heeft een grotere capaciteit en kan daarmee meer groen gas transporteren.

Het verdelingsvraagstuk dat ontstaat door gelijktijdige inzet van methaan en waterstof in het huidige gasnet heeft geen duidelijke oplossingsrichting. Dit komt omdat er veel onzekerheid is over in welke sector en op welke locatie een toekomstige vraag naar waterstof zal ontstaan. Bovendien houdt de nettopologie geen rekening met

sectoren. Voor gasnetten moet geredeneerd worden vanuit gebieden. Als er waterstof in een bepaald gebied ingezet zal worden moet een (groot) deel van de afnemers in dat gebied overschakelen van methaan naar waterstof (ongeacht de sector). Hier zullen niet alle afnemers altijd achter staan. Een mogelijke oplossingsrichting is om de huidige gasnetten ‘op te knippen’. Dat houdt in dat verbindingen op bepaalde plaatsen open worden gezet. Om tot dit soort oplossingen te komen is regie nodig. Daarom is het van belang dat overheden en netbeheerders samenwerken en dat de (landelijke) overheid regie voert.

8.2 Knelpunten in de gasnetten

Toekomstige knelpunten door groene methaan productie

In de provincie Fryslân vindt veel veeteelt plaats. Hierdoor is er een grote (natte) biomassapotentie, welke ingezet zou kunnen worden voor de productie van groene methaan. Groengasproductie vindt het gehele jaar plaats. Dit betekent dat invoeding van groen gas in het gasnet een vlak profiel kent. De vraag naar methaan is echter niet constant. In de winter is de vraag naar methaan groter vanwege een grotere warmtevraag afkomstig uit de gebouwde omgeving. Gedurende de zomerperiode is de warmtevraag juist gering. Het aanbod van groen gas overstijgt in dat geval mogelijk de vraag naar methaan, waardoor knelpunten kunnen ontstaan. Waar deze knelpunten ontstaan is afhankelijk van de locaties waar productie groene methaan zal plaatsvinden in de toekomst. In Figuur 33 wordt een overzicht gegeven van de biogaspotentie in Nederland. Door de concentratie methaan te verhogen en de concentratie koolstofdioxide te verlagen ontstaat groen gas. Dit proces wordt ook wel opwaarderen genoemd. De biogaspotentie geeft daardoor een goede indicatie van de hoeveelheid groen gas dat geproduceerd zou kunnen worden. In Figuur 33 is te zien dat de potentie erg groot is ten opzichte van andere regio’s in Nederland, waardoor er mogelijk lokale knelpunten kunnen ontstaan.

Figuur 33. Biogaspotentie in Nederland.

Inzet van methaan en waterstof

De energietransitie kenmerkt zich onder andere door diversificatie in energiedragers. Momenteel bestaan er meerdere kwaliteiten methaan in de netten van GTS. In de gasnetten van de regionale netbeheerders wordt echter maar één kwaliteit gebruikt. Door opkomst van waterstof en de mogelijke inzet hiervan in verschillende sectoren ontstaat een complex vraagstuk. Hoewel het mengen van waterstof en methaan mogelijk is, is dit op de lange termijn niet wenselijk. Het heeft de voorkeur om één soort gas te transporteren door de netten; zuiver methaan en waterstof hebben voor veel gebruikers meerwaarde boven het gebruik va een mengsel van variërende samenstelling Een dubbele gasinfrastructuur zou vereist zijn om zowel waterstof als methaan op regionaal te distribueren. Aanleg van een dubbele gasinfrastructuur is, onder andere vanwege de teruglopende vraag naar methaan, niet kostenefficiënt.

Figuur 34. Finale vraag naar methaan en waterstof per sector. De vraag door elektriciteits- en warmteproductie maakt geen onderdeel uit van de finale energievraag.

Figuur 34 geeft de vraag naar methaan en waterstof per sector weer. Momenteel is er geen vraag naar waterstof. Richting 2030 zal er een geringe waterstofvraag ontstaan in de industrie en mobiliteit. Een stijgende vraag naar waterstof is pas op de lange termijn te verwachten, als ook de distributie beter mogelijk is. In het scenario Regionale sturing is de vraag naar waterstof relatief beperkt. In met name het scenario Europese CO2-sturing en het scenario Internationale sturing is de vraag groot vergeleken met 2030. Ook komt de vraag naar waterstof vanuit verschillende sectoren wat de distributie complexer maakt.

Voor de mobiliteitssector is de distributie van waterstof eenvoudig te realiseren via tankwagens.

De industrie is over het algemeen geconcentreerd en heeft vaak een grote waterstofvraag per aansluiting, waardoor een fijnmazig netwerk niet noodzakelijk is. Voor de gebouwde omgeving is dit echter wel het noodzakelijk. In de landbouwsector wordt vooralsnog in geen enkel scenario waterstof gebruikt. Dit betekent dat in gebieden met weinig woningen en utiliteiten waarschijnlijk methaan als energiedrager gebruikt zal worden naast elektriciteit en warmte. Het toepassen van WKK’s in de glastuinbouw zorgt voor een vraag naar gassen. Dit kan enerzijds waterstof en anderzijds methaan betreffen. In de praktijk zal de voorkeur uitgaan naar groen gas, omdat dit

duurzaam is en kort cyclische CO2 uitstoot wat gebruikt kan worden in de kassen.

In de scenario’s is rekening gehouden met de complexiteit. Dit is met name het geval binnen het scenario Europese CO2-sturing, waar zowel waterstof als methaan worden ingezet in vrijwel alle sectoren en de totale vraag naar beide gassen vrijwel gelijk is. Dit betekent dat beide energiedragers gedistribueerd moeten worden in een fijnmazig netwerk. Aangezien een dubbele gasinfrastructuur niet wenselijk is op regionaal niveau zal er een verdelingsvraagstuk ontstaan. In Fryslân is deze verdelingspuzzel extra complex omdat de regio een hoge groene

methaanpotentie heeft. Dit betekent er methaannetten beschikbaar moeten zijn voor het transport hiervan naar regio’s waarin deze de groene methaan verbruikt kan worden.

Theoretische casus: gevolg

In document Systeemstudie Fryslân (pagina 69-72)