• No results found

Ethos en Pathos 1 Ad hominem

In document Equivocatie in de politiek (pagina 90-93)

Bijlage 5: Uitspraken Baudet in analyseschema

4. Ethos en Pathos 1 Ad hominem

4.1.1. “Wat een leugens, wat een leugens.” (Maar ook: slachtofferschap claimen) 4.1.2. “Wat een leugens.” (Maar ook: slachtofferschap claimen)

4.1.3. “En ik vind het zó erg dat niet alleen Alexander Penthouse Pechtold met dit soort verhalen aan komt zetten, maar ook de minister van Binnenlandse Zaken, en daarom hebben wij ook aangifte gedaan wegens smaad en laster, want…” 4.1.4. “Ik heb lang nagedacht (…) over hoe het toch mogelijk is dat men op deze

manier zich te buiten gaat aan flauwekul…”

4.1.5. “Die gespeelde morele verontwaardiging, terwijl… (…) hij dondersgoed… (…) weet dat het allemaal flauwekul is, allemaal bedacht.”

4.1.6. “Het is een soort obsessie, van die mensen, dat ze niet kunnen horen wat ik zeg, erover…” (Gericht tegen het publiek in de zaal)

4.1.7. “Mensen kunnen dat teruglezen op onze Facebookpagina, ik raad iedereen van harte aan om dat te doen, want het is duidelijk dat júllie dat in elk geval niet hebben gelezen, dat jullie hier maar wat verontwaardigd…”

4.1.8. “Gespeelde… ik zie allemaal gespeelde verontwaardiging in alle ogen…” 4.1.9. “Het is, het is heel idioot, het is, het is een obsessie van de mainstream

journalistiek om democratische vernieuwingsbewegingen en bewegingen die… eh… iets willen veranderen in de Nederlandse politiek altijd maar als fascist… racist… en zo. En ze gaan er gewoon eindeloos mee door, je ziet het hier… gewoon vijfentwintig keer dezelfde vraag… het is waanzin.” (Ook:

slachtofferschap claimen)

4.1.10. “En ik denk echt dat er iets pathologisch aan de hand is met jullie, dat het echt een obsessie is dat jullie dat maar niet kunnen volgen.”

4.1.11. “Nee, maar op een gegeven moment is er wel een punt dat je denkt: er is gewoon kwade trouw. Het is een obsessie, ze kunnen niets anders bedenken… blijkbaar is de inhoud zo bedreigend… ze staan zo met de mond vol tanden… ze kunnen níets anders bedenken dan ‘racisme, racisme’.”

4.1.12. “Nou, ik ga ook in het openbaar het debat aan, maar het is wel een heel duidelijk signaal dat je niet als minister van Buitenlandse Zaken een gekozen volksvertegenwoordiger, eh, kan betichten van het willen plegen van een strafbaar féit, want daar gaat het hier om. Het willen discrimineren op basis van ras, iets wat wij ábsoluut niet willen, wat we ook nooit hebben betoogd, wat we

nergens hebben bepleit, wat niet in het verkiezingsprogramma staat, wat niemand van ons wil en waar wij ons ook verre van werpen. Ja, als je dan… op die

manier… eh, je, je boekje te buiten gaat, ja, dan, dan, dan moet je een duidelijk signaal terug… eh… geven.”

4.1.13. “Nou niet vaak, want… het, de, de… óvergrote deel van Nederland begrijpt heel goed wat je met dingen bedoelt, maar er is een kleine groep mensen, met name journalisten en politici, die het spel spelen… van doen alsof we je niet begrijpen, en dat vind… (…) Dat vind ik heel vermoeiend, maar dat is, dat is echt een… dat is echt een spel, het is echt schijn, zodra… (…) …de camera’s aan gaan, doet men ineens alsof men niet meer de normale betekenis van uitspraken snapt.”

4.1.14. “Nou… maar wat is dit voor een bizarre uitspraak, jongens.” (Halsema doet een uitspraak waarmee ze wil aantonen wat Baudet en zijn partijgenoten

impliceren, of hoe hun uitspraken kunnen worden opgevat. In plaats van daarop in te gaan, doet Baudet alsof Halsema namens zichzelf spreekt en alsof zij haar opmerking letterlijk bedoelt. Opvallend is dat hij de uitspraak nu wél expliciet verwerpt en ‘bizar’ noemt.)

4.1.15. “Ja, ik, eh, ben eigenlijk wel blij dat je dat noemt, want dat is iets wat nu steeds naar boven komt, eh… dat is… dat, dat is gebaseerd op een, een aantal dingen die ik heb gezegd die mensen verkeerd hebben geïnterpreteerd en die ze me… maar steeds maar weer blijven herhalen. Ik heb het idee dat het… een soort… de… de bedoeling is van heel veel mensen om het verkeerd te begrijpen (…)”

4.2. Slachtofferschap claimen

4.2.1. “Oh, nu ga je weer demoniseren…” (De Balie, 2018a)

4.2.2. “Nu gaan we weer die leugens over… racist, hou nou toch op, hou nou toch op.” (Maar ook: ad hominem (leugens)) (De Balie, 2018a)

4.2.3. “En ik vind het zó erg dat niet alleen Alexander Penthouse Pechtold met dit soort verhalen aan komt zetten, maar ook de minister van Binnenlandse Zaken, en daarom hebben wij ook aangifte gedaan wegens smaad en laster, want…” (Ook: van onderwerp veranderen)

4.2.4. “Deze waanzin, deze demonisering móet nu stoppen.”

4.2.5. “Ik snap… ik snap… ik snap dat de gemoederen hoog oplopen, want de demonisering die Alexander Pecht…” (Ook: ad hominem – Pechtold demoniseert)

4.2.6. “Maar deze framing is werkelijk eh, bizar.”

4.2.7. “Dat heeft ‘ie niet gezegd. Hij is daar, Yernaz, kom het podium op,

[stemverheffing] deze leugens, deze laster, deze eindeloze flauwekul [rumoer in de zaal, Ramautarsing komt het podium op] in één keer rechtzetten.”

4.2.8. “En graag op inhoud en zonder idiote demonisering! (…) Idiote demonisering!”

4.2.9. “Ja, ik vind het… ik vind het, eh, het zijn allemaal van die flauwekulvragen, die alleen maar bedoeld zijn, eh, om een soort frame op te tuigen van: zie je wel, zie je wel, eigenlijk is het een… en eh…”

4.2.10. “Er komt een punt dat je denkt: jongens, nou is het klaar, ik ga naar de rechter en eh… het moet maar eens afgelopen zijn met die gekkigheid.”

4.2.11. “Nou, ik ga ook in het openbaar het debat aan, maar het is wel een heel duidelijk signaal dat je niet als minister van Buitenlandse Zaken een gekozen volksvertegenwoordiger, eh, kan betichten van het willen plegen van een strafbaar féit, want daar gaat het hier om. Het willen discrimineren op basis van ras, iets wat wij ábsoluut niet willen, wat we ook nooit hebben betoogd, wat we nergens hebben bepleit, wat niet in het verkiezingsprogramma staat, wat niemand van ons wil en waar wij ons ook verre van werpen. Ja, als je dan… op die

manier… eh, je, je boekje te buiten gaat, ja, dan, dan, dan moet je een duidelijk signaal terug… eh… geven.”

4.2.12. “Nee, maar ik laat mij daar niet… ik laat mij nu niet in een racistische…” (al bij voorbaat gaat hij ervanuit dat hij in een racistische hoek zal worden gedreven) 4.2.13. “Nou, ja, door… er zijn ook heel veel mensen die ons goed hebben begrepen,

want er zijn heel veel mensen die op ons hebben gestemd en volgens mij is die groep ook snel groeiende, de mensen die ons steunen. Maar het is inderdaad zo, er is in Nederland een cultuurtje, eh, van één uitspraak nemen, van iemand, maakt niet uit hoe lang geleden, kan soms járen terug zijn, en die dan vollédig uit de context, onwelwillend interpreteren, en dat dan eindeloos iemand maar voor de voeten blijven werpen: ‘Maar meneer, u heeft zélf gezegd, zes jaar geleden, dát’… en dan… en ik denk zelf dat dat een hele… niet-constructieve manier is om het debat te voeren.”

4.2.14. “Ja, dat is de… precies, dat is de ontmaskeringsgedachte, dus we ontmaskeren… (…) iemand omdat die ooit iets gezegd heeft…” 4.2.15. “Volgens mij heeft ‘ie gezegd dat er, eh… in de hele wereld allerlei

verschillende soorten mensen… mensen leven, en dat… dat, dat, dat, ja… eh… heel… heel veel van, eh, van wat hij gezegd heeft is volgens mij in een heel onaardig daglicht gekomen (…)”

4.2.16. “(…) maar je moet dus oppassen, en dat is wat ik net bedoelde met die brigade van elke keer maar weer wijzen naar de boodschapper, om meteen weer te zeggen: ‘Oh, maar iedereen die iets over de islam zegt, dat is eigenlijk ook een antisemiet’. Nee… (…) er zijn hele reële problemen in die gemeenschap.” (Door te zeggen dat er een ‘brigade’ is die naar ‘de boodschapper’ (impliciet heeft Baudet het hier over zichzelf) ‘wijst’, en die hem door een verkeerde associatie als antisemiet neer wil zetten, geeft Baudet aan dat hij in een benarde positie terechtkomt als hij iets over de islam wil zeggen. Opvallend is dat het ‘verwijt’ waar hij zich tegen verdedigt helemaal niet bestaat – hij lijkt dus voor te sorteren op wat er gaat komen. Daardoor verschuift hij de focus naar een ander probleem dan dat van racisme, namelijk naar de beschuldiging dat hij door een ‘probleem’ aan te kaarten met een geloof, hij direct voor antisemiet zal worden uitgemaakt. Daarmee diskwalificeert hij dus al bij voorbaat de kritiek op zijn uitspraken over de islam.)

4.2.18. “(…) dat is een soort wantrouw… cultuur van wantrouwen, dat moeten we denk ik zien te…”

4.2.19. “Mag ik daar iets over zeggen, want kijk, het… is het belangrijk, is het belangrijk… er is een enorm ontmaskeringsvirus wat in… in de politiek heerst, hè, waar ze dan zeggen: ‘Oh, je hebt… hebt vijf jaar geleden, heb je een keer dat gezegd’, ‘ja, maar iemand anders heeft een keer dat’…”

4.3. Provocatief taalgebruik

4.3.1. “Wat een gekkigheid…” 4.3.2. “Wat een waanzin…”

4.3.3. “Dat heeft ‘ie niet gezegd. Hij is daar, Yernaz, kom het podium op,

[stemverheffing] deze leugens, deze laster, deze eindeloze flauwekul [rumoer in de zaal, Ramautarsing komt het podium op] in één keer rechtzetten.” (Ook: Slachtofferschap claimen)

4.3.4. “Het is allemaal flauwekul.”

4.3.5. “(…) deze flauwekul moet nu stoppen.”

4.3.6. “Hou nou toch op gekkigheid, flauwekul, kom op…” 4.3.7. “Hou nou toch op, hou nou toch op.”

In document Equivocatie in de politiek (pagina 90-93)