• No results found

Actoren

De Groene Reus (de enige coöperatie in de gemeente, verklaring Erwin: het is hier niet ‘gewoon’ om een coöperatie op te richten, zoals wel het geval is in bijvoorbeeld Brabant) zocht al in een vrij vroeg stadium steun bij de gemeente en heeft dat ook gehad, eerst bestuurlijk en later bij de professionaliseringsslag waarbij ze ook geld kregen. Voor de oprichting (kosten notaris ed.) hebben ze ook een vergoeding gekregen, met daarbij geld om een drietal projecten op te starten. Sinds de steun overlegt Erwin (twee)wekelijks met Robert over afstemming van de projecten. Ze hebben heel veel projecten, die zitten allemaal in andere fasen. Erwin geeft daar dan advies over, maar geeft ook weleens feedback en ongevraagd advies. Erwin denkt dat ze dit laatste nodig hebben, ook door signalen intern uit de gemeente Almere. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de manier waarop ze mensen benaderen voor een postcoderoosregeling, waar dan maar twee mensen op af komen. “Het

is niet alleen een investering in geld, daarna ben je hen ook aan het helpen. Je steekt daar ook weer tijd in, en dus geld, dus je wilt dat het gaat slagen.” Erwin denkt dat de indeling idee-organisatie-professionalisering niet altijd op gaat. Er zijn coöperaties die al heel veel aan

draagvlakontwikkeling doen zonder dat zij professioneel zijn en puur op enthousiasme wel zaken realiseren. Erwin vindt dat de Groene Reus in meerdere fasen tegelijk zit, enerzijds is de organisatie heel smal (weinig mensen), maar wel zijn ze goed bezig met de organisatievorm. Tegelijkertijd doen ze projecten en zijn ze bezig met professionaliseren. Vanaf het begin was er een duidelijke organisatiestructuur en businessplan, nu zijn ze vooral bezig om dingen voor elkaar te krijgen. Dat moet ook, zodat er meer draagvlak ontstaat. De financiële draagkracht in Almere is relatief lager, waardoor het lastiger is om leden aan te trekken voor de Groene Reus. Robert focust veel op geld verdienen en etaleerde dat in het verleden ook vaak, waardoor het gezien wordt als een bedrijf, waardoor je in een heel andere categorie valt bij de gemeente. “Dat de gemeente niet in staat is om daar mee om te gaan en heen en weer te bewegen in hun houding naar de

energiecoöperaties, dat is het probleem van de gemeente, maar als energiecoöperatie moet je daar wel rekening mee houden.”

Belang

Geld geven was al zo voordat het besluit in de gemeenteraad er was om een energie neutrale stad te worden, sinds oktober vorig jaar staat dit vast. Geld erin gestoken kwam deels omdat het een burgerinitiatief was en deels omdat we in het College al wel wisten dat er doelstellingen zouden komen rondom energie. Robert kreeg al vroeg in de ontwikkeling het signaal vanuit de Gemeente dat ze dezelfde doelstellingen hebben. “De Groene Reus kan een deel doen van wat wij willen realiseren, ze vullen voor een deel onze ambities in.” Dit kostte wel een half jaar discussie, decentrale duurzame energieopwekking is een expliciet uitgesproken politieke discussie (bijvoorbeeld door PVV). De VVD ziet vooral dat men zich niet met de coöperaties moet bemoeien, omdat de energiemarkt is geprivatiseerd en het een oneerlijke concurrentie oplevert als je subsidies geeft. “Het is echt een politiek item.” Doordat de Groene Reus grotere zaken wil doen, moet de gemeente keuzen maken, bijvoorbeeld op het gebied van ruimtelijke ordening. Doordat de PVV heel groot is in Almere, is er bij voorbaat al een georganiseerde tegenstand. De Groene Reus is langs geweest bij de Gemeenteraad en heeft de partijen te woord gestaan en dit erg goed gedaan, ze hebben zelf een actieve rol gehad in de energie doelstellingen van de gemeente. “Als je niet zorgt voor politiek draagvlak, dan blijf je zwabberen hier

in de organisatie. Iedereen zit met angst en beven te kijken naar wat een aantal politieke partijen ervan zullen gaan vinden, dus zorg dat je aan de voorkant een soort uitspraak krijgt hierover.” De discussie is nog steeds kritisch, de Groene Reus moet nog wel gaan leveren en laten

zien dat ze de investering waard zijn geweest.

Factoren

Robert doet veel projecten, waardoor hij van het ene naar het andere project springt. Het is belangrijk dat er projecten af gemaakt worden, sterke focus is nodig. Dat is ook iets persoonlijks van Robert: hij is een optimist, ik ben een realist, hij krijgt dingen niet afgemaakt omdat het draagvlak niet op orde is. “Ik denk dat mensen niet zien hoe solide de organisatie is, mensen moeten vertrouwen krijgen in de Groene Reus,

en dat krijgen ze vooral door te zien wat ze realiseren.” Een belangrijk deel is vertrouwen, een ander deel is het belang laten inzien. De

Groene Reus kan het belang laten inzien, maar het is de bedoeling dat het overtuigend is. Er zijn wel mensen financieel betrokken bij de Groene Reus, maar die gaan nog niet echt hard voor hem lopen op andere vlakken. “Draagvlak is voor mij niet alleen dat de samenleving de

Groene Reus kent en accepteert als een betrouwbare partner, maar ook dat binnen de Groene Reus er voldoende capaciteit aan ambassadeurs zijn om de linken te leggen met het netwerk in de rest van de samenleving.” Erwin heeft een aantal ambassadeurs zien

afhaken, wat te maken heeft met verschillen in visie.  Intern

o Meer menskracht: op het moment dat coöperaties met veel vrijwilligers aan de slag gaan en men wilt naar buiten vertrouwen uit stralen, dan is het belangrijk dat er continuïteit is. Erwin denkt niet dat men er zoveel tijd vrijwillig in kan steken, zonder dat daar een vergoeding tegenover staat. Vooral in grote steden is dit belangrijk, in kleine gemeenschappen kost het minder energie en tijd om contacten te leggen.

o Draagvlakontwikkeling: coöperaties moeten de ruimte creëren om veel meer mensen mee te krijgen met andere argumenten dan alleen geld. Het helpt om projecten te realiseren, maar het helpt ook om samen projecten te bouwen. Dus niet van tevoren een plan maken en daar mensen bij zoeken zoals Robert doet, maar meer coöperatief bottom-up bepalen wat de coöperatie gaat doen (kost meer tijd, is moeilijker proces). Dan realiseert men minder, maar focus je meer specifiek op het sociaal samen zijn en samenwerken voor bijvoorbeeld energiebesparing. Men bouwt eerst een community, vervolgens na een paar jaar kan men dan alsnog bijvoorbeeld een zonneveld realiseren.

117

 Extern

o Kritisch staan ten opzichte van de professionaliteit en mate van realisme. Wel partnerschap aan gaan, waarbij je afspreekt dat coöperatie deel van de ambities concreet in vult met een aantal projecten met een pot geld aan de voorkant voor onrendabele toppen. Waarbij je werkt met een preferred supplier, bijvoorbeeld daken van de gemeente beschikbaar stellen voor projecten van energiecoöperaties. Dit op een paar gebieden, zodat er ook projecten blijven voor andere partijen.

o Regelgeving: grootste deel Almere is welstandsvrij, dat maakt het makkelijker. Echter voor het buitengebied is het aangescherpt. Hierbij worden geen uitzonderingen gemaakt voor coöperaties.

o Technologische ontwikkeling: innovatie is een van de vijf pijlers van de stad, waardoor bijvoorbeeld experimenten kunnen worden gedaan met PV-panelen. We faciliteren dit soort ontwikkelingen wel.

o Overheidsbeleid: bij beleid Opschalen en saneren is er vanuit de gemeente ingezet op de participatie vanuit de kernen, waardoor er een rol voor de energiecoöperaties is gekomen in het project. Anderzijds is er het beleid van kleinere molens, wat geen zaak is voor de provincie en doordat zij het beleid van grote molens hierop toepassen, is dat vervelend is voor de coöperaties. Ook mag er buiten het saneren en opschalen proces helemaal niks gebouwd worden, omdat Almere niet mee doet, is dit dus zeer lastig te realiseren (ook omdat eerst intern weer van alles geregeld moet worden). Op nationaal niveau is er de postcoderoos regeling, die korter duurt dan de terugverdientijd van energieprojecten (10 jaar t.o.v. terugverdientijd van 15-20 jaar), daarnaast onduidelijkheid over hoe een postcodegebied eruitziet. Het is een ingewikkelde constructie, omdat het Financiën veel geld kost als deze regeling groots wordt ingezet. Het is dus dubbel: het is een goede zaak als er meer gebruik wordt gemaakt van de regeling, maar dan heeft de overheid minder inkomsten. Het is een beleidskeuze.

o Culturele/psychologische factoren: doet Almere weinig aan, jaarlijks duurzaamheidskrant (mede vanuit provincie). Daarnaast stadsenquêtes, over wat mensen belangrijk vinden m.b.t. duurzame opwekking van energie. Voor een beperkte groep is het acceptabel om iets meer te betalen voor duurzame opwekking (zie bijv. Natuurstroom van Nuon), maar prijs is daar wel een belangrijke factor is.

o Infrastructuur: Er wordt gewerkt met smart society, om 20-30 jaar vooruit te kijken met allerlei ICT-toepassingen. Bijvoorbeeld over sturing van de vraag. Netbeheerders faciliteren dit heel sterk, want dat scheelt hen investeringen in hun net. Energiecoöperaties kunnen ook gebruik maken van deze tool voor het berekenen van terug levering aan het net.

Middelen/ dilemma’s

 Faciliteren

o Steken veel tijd in communicatie en advies Groene Reus, komen daarnaast ook met concrete projecten als kans, als die zich voor doen. Erwin ziet dat dit een goede balans is.

 Stimuleren

o Mogelijkheid: Soepel omgaan met grondprijzen bij bijvoorbeeld een zonneveld of gemeentelijke daken beschikbaar stellen voor panelen. Wel een politieke keuze: het biedt een ‘oneerlijke concurrentie’. Dit is ook het geval wanneer energiecoöperaties een preferred supplier zou worden. Wat gemeente nog zou kunnen doen is actiever de wijk in trekken en aangeven dat de Groene Reus een partij is die vertrouwd wordt door de gemeente (echter: binnen de organisatie nog twijfels of ze projecten concreet kunnen afronden, vertrouwen is er niet genoeg).

 Opschalen

o Grootste deel Almere is welstandsvrij (makkelijker voor PV-panelen). Er is beleid opgesteld voor kleinschalige windmolens, maar dat gaat waarschijnlijk niet door. De Groene Reus heeft daar ook geen interesse in. Bij grootschalige windmolens stuit dat op problemen, bij de provincie, maar ook bij de mensen die er omheen wonen. Dat is op basis van visuele hinder en daling woningwaarde. Het maakt hierbij wel uit hoe je daar als overheid in staat, in dit geval: heel voorzichtig, in verband met de tegenstand. Ook voor PV-velden wordt gekeken naar het maken van een kaart, poging om opschalen te vergroten. Men maakt inzichtelijk waar het kan, geeft een handreiking en vervolgens kunnen initiatiefnemers daar mee aan de slag. Wel zijn hier wat moeilijkheden met provinciaal beleid, die hebben hier nog geen duidelijke uitspraak over gedaan.

 Dilemma 1: Bescherming coöperaties

o Voor ontwikkeling (incubatiekamer) versus te veel bescherming (white elephants).

 De gemeente is met alle partijen in de stad altijd in gesprek, dat zal ook het geval zijn bij de energiecoöperatie.

“Faciliteren is niet zo’n punt, maar of we ze blijven stimuleren weet ik niet.” De subsidies waren voor ons een

testcase om te kijken of dit de manier is om te gaan met de coöperaties. Het is de vraag of we bij een volgende coöperatie het weer hetzelfde aanpakken, dat weet Erwin nog niet.

 Dilemma 2: Hybriditeit netwerk

o Gelijkwaardigheid actoren versus hiërarchische structuren.

 Er zijn nu een vijftiental zeer grote spelers actief, waardoor er machtsverschillen zijn. De overheid heeft hierin macht, maar geen monopolie. Het beleid wordt uiteindelijk bepaald door de burgers zelf, doordat we in een democratie wonen. Het is wel een rol van de overheid om dingen te organiseren op het ruimtelijk vlak, dat kan men niet uit handen geven aan een energiecoöperatie. Geld is niet het probleem, er zijn regelingen te treffen met bijvoorbeeld RESCoopNL om de financiering rond te krijgen van windmolens. Het loopt stuk op het ruimtelijk beleid, omdat hierover in de gemeente nog een politieke discussie loopt.

118

 Dilemma 3: Interactie regime/niche

o Afwachten versus actieve beïnvloeding.

De Groene Reus heeft de ambitie naar mesoniveau te ontwikkelen. “Als je meters wilt maken als energiecoöperatie

moet je die ambitie ook hebben en moet je daarvoor gaan.” Als het echter niet uit maakt hoeveel procent van de

stad je mee krijgt, dan moet je dat niet doen. Dat is een ambitie die de coöperaties zelf moeten bepalen, de gemeente heeft daar geen visie op. Erwin persoonlijk vindt dat wanneer energiecoöperaties niet op mesoniveau willen werken, andere partijen het moeten oppakken, zoals woningcorporaties, schoolbesturen en zorginstellingen. Wel zijn er zaken waar coöperaties goed in zijn, zoals het organiseren van burgers. In de interactie regime/niche is het belangrijk dat mensen goed begrijpen hoe het systeem werkt, mensen in niches hebben geen goed beeld van de processen die spelen op mesoniveau, waardoor men dan nooit mee kunt spelen. Het is belangrijk om eerst te ontwikkelen op microniveau, dan loop je vanzelf tegen de kwesties op mesoniveau aan. Aan de hand daarvan moet de coöperatie dan een keuze maken, wil ik wel naar dat mesoniveau? De rol van coöperaties is belangrijk voor het bewustwordingsproces, echter had het Rijk dit ook gekund, maar de overheid doet dat niet meer. Erwin vindt dat het Rijk dit meer moet doen en ook moet laten zien dat energiecoöperaties hier een rol in kunnen spelen. Tot slot is het mensenwerk, het maakt uit wie op welke plek zit.

Stellingen

1. Energiecoöperaties zijn hét antwoord op het verschil in belangen tussen de markt, overheid en maatschappij.

NEE: Er zijn veel verschillende soorten belangen, energiecoöperaties kunnen lang niet alles oplossen. Als er verschil in belangen is tussen markt en overheid, dan kan een energiecoöperatie dat niet oplossen. Energiecoöperaties brengen hun eigen belangen in, dus er komen alleen meer belangen. “Energiecoöperaties zijn helemaal niet bezig om te gaan zitten tussen energieleveranciers en de overheid, ze zijn

hard aan het knokken tegen traditionele (niet duurzame) energieleveranciers en willen hun niche vullen, met steun van de overheid.” 2. Commerciële partijen kunnen succesvol energiecoöperaties opzetten (bijvoorbeeld voor projectontwikkeling).

JA: Het ligt eraan waar men het accent legt. Commerciële partijen kunnen coöperaties in de technische zin van het woord opzetten, die succesvol zijn. Voorbeeld: deal AH klanten bij zonnepanelen.

3. Energiecoöperaties moeten zich volledig op eigen kracht ontwikkelen.

NEE: Daarvoor is het krachtenveld te sterk. Er zouden ook samenwerkingen kunnen ontstaan tussen commerciële partijen en energiecoöperaties, wel ligt een deel de verantwoordelijkheid hiervoor bij de overheden.

4. Energiecoöperaties moeten groot worden door klein te blijven.

NEE: Het lokale is wel de succesfactor, maar dat zegt niet dat je dan klein moet blijven. Er worden steeds meer koepels gevormd. “Klein

blijven daar ga je niet groot mee worden, dan blijf je gewoon klein.” Ambassadeurs kunnen dan commitment organiseren. Lokale

119

Bijlage XVI: Samenvatting gemeente Zeewolde (MESO)

John de Vries – Beleidsmedewerker milieu