• No results found

4 Ervaringen met co-vergisting in europa

4.4 Ervaringen in Nederland 1 Voorgeschiedenis

Mestvergisting geniet al ruim 30 jaar een wisselende belangstelling van beleid, onderzoek en praktijk. In Nederland zijn de praktijkresultaten van (co-)vergisting van mest tot dusver echter gering. Mestvergisting is hier in het begin van de jaren ’80 ten tijden van de 2e oliecrisis vooral op boerderijschaal geintroduceerd. De nadruk lag bij opwekking van hernieuwbare energie (biogas). Belangrijke oorzaken van de geringe doordringing in de praktijk zijn: beperkte en tegen vallende gasopbrengst, onvoldoende warmte-afzetmogelijkheden, technische problemen met installaties, lage(re) energieprijzen en een gefragmenteerde (technische) ondersteuning van overheidswege (zie ook NOVEM rapportage “Mestvergisting in Nederland: tien jaar kennis en ervaring in de praktijk”)

Begin jaren ’90 werd in Nederland vermindering van het mestoverschot een zwaarwegend motief voor inzet van vergisting. Promest in Helmond ontwikkelde een verwerkingsprocédé van mest rond vergistin. Dit was gericht op de productie van mestkorrels voor export naar mediterrane bestemmingen. Ook deze vorm van mestverwerking voldeed niet aan de verwachtingen. De beoogde buitenlandse afzetmarkten bleken kleiner dan verwacht. Veehouders die de mest moesten aanleveren en een belangrijk deel van de kosten moesten dekken, zagen zich geplaatst voor hogere kosten dan bij het alternatief van mestdistributie binnen Nederland. Tenslotte was het netto-energiegebruik relatief hoog (en dus duur bij geldende olieprijzen) bij verwerking en afzet van mest via Promest.37

4.4.2 Proefproject co-vergisting in Ysselsteyn

De ervaring in Nederland met co-vergisting is minimaal. In opdracht van de NOVEM is in de periode 1998-1999 een initiatief gestart de praktische haalbaarheid van co- vergisting voor Nederland uit te werken voor een specifieke locatie. De uiteindelijke keuze is gevallen op de regio Noord-Brabant/Limburg. (zie rapport van Buiter, M., J. de Winter & G.J. Zanstra (1999) “Met mestvergisting op weg naar een meer duurzame landbouw”. ETC Energy, Leusden). In opdracht van NOVEM in het kader van het programma EWAB (Energiewinning uit Afval en Biomassa).

Het creëren van voldoende draagvlak onder de deelnemende partijen bleek het centrale issue en dit is niet gemakkelijk. De samenbindende factor is dat de vier partijen – een groep rundveehouders (de mestproducenten), een groep akkerbouwers (de mestconsumenten), de Brabantse energieproducenten, en een producent van een organische afvalstroom – het belang inzien van langjarige aanbod- en afzetgaranties. Met deze insteek wordt nu gewerkt aan een voorbeeldproject dat plaats zou moeten vinden in Ysselsteyn (zie hoofdstuk 5.2.2). Het streven hierbij is om maximaal gebruik te maken

37 Het biogas leverde ongeveer de helft van de totale energiebehoefte van het Promest-procédé; de

van de ervaringen die in het buitenland, met name in Denemarken, zijn opgedaan zijn. Zo zal er alleen gebruik gemaakt worden van bewezen technologie.

4.4.3 Toepassing van producten van co-vergisting

In Denemarken is gebleken dat de kwaliteit van het vergiste product bepaalt of dat product afgezet kan worden in de landbouw. Door het uitgangsmateriaal te pasteuriseren bij 70°C zijn er voldoende garanties dat het aantal ziektekiemen en onkruidzaden is geminimaliseerd en dat het product veilig gebruikt kan worden in de akkerbouw. Laatstgenoemde veiligheid wordt verder gewaarborgd door te werken volgens een kwaliteitszorgsysteem dat geldt voor de gehele keten (“van kont tot grond”).

Een opvallend onderdeel van de aanpak in Ysselsteyn is dat na vergisting het ongescheiden fermentaat met behulp van een ammoniakstripper ontdaan zal worden van een belangrijk deel van de stikstof. Deze stikstof wordt door een oplossing van salpeterzuur geleid, waardoor ammoniumnitraat ontstaat, dat gebruikt wordt ter vervanging van stikstofkunstmest. Het gestripte fermentaat zal met een vijzelpers gescheiden worden in een dikke en een dunne fractie. De dunne fractie (60% van de oorspronkelijke massa) wordt in zijn geheel afgezet bij de aangesloten veehouders in Ysselsteyn en directe omgeving. De dikke fractie daarentegen wordt afgezet bij de aangesloten akkerbouwers op de kleigronden in West-Brabant. Bij deze afzet in de akkerbouw komt vervolgens de specifiek Nederlandse situatie om de hoek kijken. De akkerbouwers op klei staan erop najaarsbemesting te blijven toepassen, omdat de structuur van de grond in het najaar beter bestand is tegen zware machines zoals mestinjectoren, dan in het voorjaar. Stikstof die in het najaar wordt gegeven wordt echter niet benut door gewassen en zal dan ook onder MINAS vanaf 2002 belast worden met een regulerende heffing. Door deze heffing zullen landbouwers de neiging hebben over te schakelen op fosfaatkunstmest, tenzij co-vergiste mest stikstofarm is als gevolg van ammoniakstrippen.

4.4.4 Economische rentabiliteit en haalbaarheid van co-vergisting

Uit economische berekeningen blijkt dat de verwachte rentabiliteit van een centrale mestvergistingsinstallatie zonder subsidies en fiscale stimuleringsmaatregelen matig tot redelijk is en vooral onzeker is. Deze stimuleringsmaatregelen zijn desondanks nodig voor het afdekken van risico’s van de investerende partijen, die vanwege het prille stadium van de marktontwikkeling nog relatief groot zijn. Uit dergelijke berekeningen blijkt ook dat de rentabiliteit van een centrale mestvergistingsinstallatie het meest gevoelig is voor aanpassingen in de prijs voor inname van organisch afval. Deze inkomstenpost kan subsantieel hoger zijn (in de kosten-baten analyse voor Ysselsteyn ligt deze een factor 10 hoger dan de inkomsten uit het biogas, zie Buiter et al., 1999a). Er wordt gerekend met een prijs voor verwerking van GFT-afval van f 50,- per ton en een opbrengst van f 0,17 inclusief BTW per m3 biogas (Schomaker, 1995; Visser et al., 2000).

Afvalstromen kunnen veranderen als gevolg van veranderingen in regelgeving of op grond van wijzigingen in economische verhoudingen (Weterings et al. 1999). Zo wordt momenteel in Nederland nog 50% van alle GFT en 90% van alle bermgras gecomposteerd (tabel 3.5). Composteren kost echter ongeveer f 100 per ton in Denemarken, terwijl de kosten van co-vergisting in Denemarken rond de f 20 liggen. In de economische evaluaties voor het “proefproject” in Ysselsteyn wordt uitgegaan van een prijs aan de poort van ~ f 50 (referentie). Onder invloed van dergelijk forse kostprijsverschillen zullen afvalstromen zich sterk kunnen verleggen zodra voldoende (nieuwe) verwerkingscapaciteit voorhanden is. De prijs aan de poort (van de co-vergister) voor de vergisting van organische afvalstromen is in Denemarken de laatste jaren constant. In Duitsland zakt deze prijs de laatste jaren behoorlijk ondermeer omdat er steeds meer co-vergistingsinstalaties in bedrijf worden genomen (Weiland & Karle, 1999). In een onlangs gepresenteerd rapport wordt compostering een prijs aan de poort van 25-45 gulden per m3 organische stof genoemd38. Dit bedrag ligt dus aanzienlijk lager dan de prijs die in Denemarken gerekend wordt. Bermmaaisel (0.47 Mton) wordt vooral gecomposteerd tegen tarieven van 70-100 NLG/ton (Weterings et al., 1999). GFT-afval en bermgras kunnen overigens worden verwerkt in co-vergistingsinstallaties tegen concurrerende tarieven ten opzichte van andere verwerkingstechnieken (Visser et al., 2000; Schomaker, 1995; Buiter et al, 1999a, 1999b, 2000).

Uit het bovenstaande moge zou kunnen worden afgeleid dat er in Nederland nu voldoende draagvlak lijkt te zijn om concreet te gaan werken aan de implementatie van co-vergistingsinstallaties in gebieden met een voldoende hoge dichtheid aan mestproducerende bedrijven. Van belang voor verdere implementatie in de praktijk is voldoende steun door de overheid, vooral bij het stroomlijnen van informatie- overdracht tussen de belanghebbende partijen. In Denemarken wordt deze rol gespeeld door het Danish Energy Agency.

38 TNO rapport Gecombineerde compostering van groenafval en mest in opdracht van

Belangenvereniging voor Verwerkingsbedrijven van Organische Reststoffen en Provincie Gelderland. Dit rapport bespreekt potentiele grondstoffen voor co-vergisting die nu via compostering worden verwerkt. Co-compostering wordt gezien als een kansrijke optie voor de aanpak van zowel de groenafval- als de mestproblematiek in Nederland. Er zijn voldoende afzetmogelijkheden voor de afzet van verrijkte groencompost in binnen- en buitenland.

Groenafval ongeveer 3 Mton per jaar (nu toegepast als bodemverbeteraar voor waterhuishouding en bodemstructuur. Onderzocht is de mogelijkheid om kalver- en varkensmest te gebruiken. Kalvermest is minder geschikt a.g.v. hoge gehalte aan zware metalen (zink, koper). Ook

varkensmest bevat nog te veel koper en zink. Veevoederproducenten zijn bereid om te bezien of het gehalte aan zware metalen in veevoer omlaag kan (hetgeen ook van belang is voor co- vergisting). Tot die tijd kan maximaal 1/6 deel stromest bij 5/6 deel groenafval worden

gecomposteerd. De kosten voor de boer zijn redelijk (25-45 gulden per m3 mest) omdat heffingen

nu ook kosten meebrengen. De Nederlandse markt voor verrijkte groencompost wordt geschat op 0.25 Mton per jaar met een verkoopprijs van 5-25 gulden per ton. Een praktisch probleem is dat bedrijven nu nog geen dierlijke mest mogen gebruiken en aanpassingen aan vergunningen nodig zijn. De provincie staat bereidwillig om mee te werken aan aanpassingen van vergunningen binnen het kader van milieuregels.