• No results found

3. Methode

4.7.2 Ervaring met ondersteuning binnen de samenwerkingsverbanden

Een minderheid van de leerkrachten bij het decentraal werkend samenwerkingsverband ervaart de ondersteuning van de intern begeleider als prettig. De leerkrachten die het niet als prettig ervaren, ervaren een tekort aan kennis bij de intern begeleider, vinden dat ze te weinig begeleiding krijgen of hebben het idee dat ze altijd zelf met hulpvragen moeten komen en dat het nooit vanuit de intern begeleider zelf komt. Kim van een school van het decentrale

samenwerkingsverband vindt dit jammer.

“Ik vind het wel jammer dat we daar zo minimaal in ondersteund worden en ik vind het ook wel lastig ergens dat de ib’er er zo weinig vanaf weet. Misschien is het voor haar ook lastig, alleen ik ervaar dat wel als behoorlijk irritant.” (Kim, Nassauschool)

Bij het centraal werkend samenwerkingsverband is een meerderheid van de leerkrachten tevreden. Op de school waar de leerkrachten niet tevreden zijn heeft de intern begeleider volgens de leerkrachten te weinig kennis en maakt zij geen gebruik van de diensten van het samenwerkingsverband.

Ondersteuning van de directie wordt bij twee leerkrachten van het decentraal werkend samenwerkingsverband als positief gezien en bij één leerkracht als negatief. Bij het centraal werkend samenwerkingsverband is het bij vier leerkrachten negatief. Dit komt volgens de leerkrachten, doordat de directie zich niet bezighoudt met de leerkracht of niet achter de leerkracht staat. Eline van de Augustusschool denkt dat de directie de oorzaak is van het vertrek van veel leerkrachten.

“Ik werk er nu 3 jaar en ik heb er denk 25 gezien, die weg zijn gegaan. En dat komt ook wel door middel van hulp die niet wordt aangeboden door directie. Want die bepaald uiteindelijk wat een leerkracht nodig heeft. En als ik om hulp schreeuw, omdat het niet lukt met mijn klas en die krijg je niet. Dan ontplof je op een gegeven moment, dan is het op een gegeven moment klaar.” (Eline, Augustusschool)

Op het gebied van onderwijsassistentie heeft een meerderheid van de leerkrachten een negatieve ervaring. Één leerkracht van het centraal werkend samenwerkingsverband ervaart de onderwijsassistentie als positief. Zij vindt dat de leerkracht het allemaal zelf moet doen en heeft dus geen onderwijsassistentie nodig.

44 Als gekeken wordt naar de observaties van externen is te zien dat bij het decentraal

werkend samenwerkingsverband één leerkracht het als positief ervaart en twee leerkrachten als negatief. Zij geven aan tijdens de observaties niet de handvatten en het advies te krijgen dat zij nodig hebben. Bij het centraal werkend samenwerkingsverband zijn twee leerkrachten positief en drie leerkrachten negatief. De negatieve ervaringen hangen samen met het advies dat gegeven wordt.

“Ja er wordt wel in gesprek gegaan, maar ze komen eigenlijk ook niet verder dan wat ik al weet. Ja. En dat zijn van die standaard tips die die die nu al elke keer als je een zorgleerling hebt hoort en dan denk ik ja dat weet ik allemaal al. Dat heb ik al geprobeerd, dat heb ik al geprobeerd, dat werkt niet.” (Fleur, OBS De Tulp).

De ervaringen van de leerkrachten met de aanvraag van de ondersteuning verschilt per samenwerkingsverband. Bij het decentraal werkend samenwerkingsverband wordt

aangegeven dat het invullen van groeidocumenten tijdrovend is en dat de aanvragen erg lang duren. Bij het centraal werkend samenwerkingsverband ervaren de leerkrachten juist een vlotte afhandeling van hun hulpvraag bij het samenwerkingsverband. Het is daarentegen wel lastig om een leerling door te verwijzen naar het SBO of BO. De leerkrachten ervaren dat de leerlingen te lang nog op school blijven en dat de plaatsing lang duurt. Rianne van het centraal samenwerkingsverband ervaart dat het verwijzen van een leerling veel tijd en moeite kost.

“Ik heb 1 kindje afgelopen jaar in de klas gehad en die is wel doorverwezen, maar dat ging met zoveel moeite. Terwijl hier zat hij echt niet meer op zijn plek.” (Rianne, Aletta Jacobschool)

Niet alle leerkrachten ervaren dat ze voldoende informatie hebben gehad over passend onderwijs. Een meerderheid van de leerkrachten van het decentrale samenwerkingsverband ervaren de informatievoorziening als negatief. Een grote meerderheid van de leerkrachten van het centraal werkend samenwerkingsverband ervaren de informatievoorziening als positief. Leerkrachten van het decentraal werkend samenwerkingsverband hadden graag gezien dat er meer informatie was over wat passend onderwijs precies is, hoe je zorg aanvraagt en waar je precies moet zijn met welke vraag. Op het gebied van betrokkenheid is bij beide

samenwerkingsverbanden hetzelfde beeld te zien.

Een meerderheid van de leerkrachten van het decentraal werkend samenwerkingsverband hadden de teamscholing graag anders gezien. Ze willen meer teamscholing gericht op zorgleerlingen. De leerkrachten benoemen de behoefte om een repertoire op te bouwen voor de omgang en het lesgeven aan zorgleerlingen.

45

“Dus dan heb ik liever dat ik iets specifieks iets leer over een onderwijsbehoefte van een leerling, hoe er mee om te gaan of hoe kun je zo’n kind het beste bereiken, dan dat ik 5/6 keer een middag bij hun heb gezeten voor zo’n Piramide. Waarbij er eigenlijk kennis wordt opgehaald wat je al weet.” (Janna, Paulusschool).

Bij het centraal werkend samenwerkingsverband gaat het om de helft van de leerkrachten die graag meer teamscholing op het gebied van zorgleerlingen hebben.

De twee samenwerkingsverbanden spelen een verschillende rol. Leerkrachten van het decentraal werkend samenwerkingsverband zouden graag zien dat het samenwerkingsverband een actievere rol gaat spelen en gaat uitleggen wat ze precies zijn. Zij ervaren het als negatief dat je als leerkracht niet weet hoeveel budget er is en wie je in de klas kunt halen. Ook zouden ze graag advies en scholing krijgen. Bij scholen van het centraal werkend

samenwerkingsverband wordt dit niet als behoefte genoemd. Daar krijgen de scholen al advies en vindt er scholing plaats bij het samenwerkingsverband. Dit ervaren leerkrachten als prettig.