• No results found

6. Project archief Els Bouwman

6.3 Els Bouwman bij Het Firmament

Wat zou er zijn gebeurd met het archief van Els Bouwman als er werd gewerkt volgens de werkwijze van Het Firmament? Op deze vraag kan natuurlijk geen juist antwoord gegeven worden, omdat dit niet is gebeurd. Wel kan worden gespeculeerd over verschillende mogelijkheden.

Het is in de eerste plaats maar de vraag of het archief van Bouwman zou hebben bestaan in dergelijke omstandigheden. Het archief is na haar overlijden per toeval bij de Theatercollectie Bijzondere Collecties terechtgekomen, omdat haar dochter een collega was van een oud-medewerker. Zonder deze connectie was de kans groot dat haar spullen weggegooid zouden zijn. De kans is klein dat de nabestaande zelf contact had opgenomen met de Theatercollectie Bijzondere Collecties en de Theatercollectie Bijzondere Collecties had in die periode geen middelen om haar archief actief te verwerven. Als er wel ruimte was voor actieve verwerving, dan was het nog onwaarschijnlijk dat haar archief hiervoor uitgekozen zou zijn. De Theatercollectie Bijzondere Collecties wist waarschijnlijk niets van haar overlijden (een aanname gebaseerd op het ontbreken van een overlijdensbericht in theaternieuwsmedia en het feit dat de overlijdensdatum pas dit jaar is geregistreerd) en heel bekend en invloedrijk was ze op het eerste gezicht niet. Haar archief zou dus geen prioriteit hebben.

Bij de situatie van Bouwman zou Het Firmament weinig betrokken geraakt zijn. Zij was immers al overleden zonder zelf echt een archief gevormd te hebben. Het Firmament geeft toe weinig ervaring te hebben met dergelijke kwesties. Bij belangrijke personen wordt eventueel geprobeerd te bemiddelen tussen nabestaanden en instanties om ervoor te zorgen dat hun spullen behouden blijven, maar veel invloed hebben ze er niet op. Dit betekent niet meteen dat het archief van Bouwman niet zou kunnen bestaan. Er is een kleine mogelijkheid dat een archiefinstelling interesse toont om het in de collectie op te nemen, maar in wat voor archiefinstelling anders dan een theaterarchief zou haar archief passen? Het is hierdoor onwaarschijnlijk dat het archief van Bouwman in een archiefcollectie opgenomen zou worden. Er blijven twee mogelijkheden over waarin haar archief wel zou kunnen ontstaan: als de nabestaanden het archief zelf ontsluiten na haar dood, of als Bouwman tijdens haar leven haar eigen archief had gevormd. Beide gevallen zijn mogelijk met behulp van de TRACKS-toolbox en eventuele begeleiding van Het Firmament.

Het ontsluiten van het archief door nabestaanden is niet vanzelfsprekend. Het kost veel tijd en energie en zelfs met hulp van de toolbox kan het een ingewikkelde klus zijn. Daarnaast kost het opbergen ervan ruimte en geld, helemaal als je het in eigen beheer openbaar beschikbaar wilt stellen. Om als nabestaande bereid te zijn deze moeite te steken in een dergelijk project, zal je ervan overtuigd moeten zijn dat de nalatenschap van de overleden persoon van grote waarde is. Kinderen hebben soms de neiging om de significantie van de carrière van hun ouders groter in te schatten dan hij in

werkelijkheid was, maar in het geval van Bouwman lijkt hier geen sprake van te zijn geweest. Als men wel besluit de uitdaging aan te gaan, komen problemen aan de orde waar archivarissen ook tegenaan lopen. De kans is groot dat van veel materiaal niet bekend is wat het is. Als een kind nooit interesse heeft getoond in het werk van zijn ouders zullen dingen voor hem misschien zelfs moeilijker te plaatsen zijn dan voor een archivaris die ervaring heeft in soortgelijke archieven. Daarnaast kan materiaal voor nabestaanden te persoonlijk of gevoelig zijn om openbaar te maken, waardoor ze het niet in het archief opnemen.

Is het in een omgeving waarin groepen en makers gestimuleerd zouden worden om zorg te dragen voor hun eigen archief voorstelbaar dat Els Bouwman dit zelf zou doen? In haar archief is weinig te vinden over haar persoonlijkheid, maar wat wel duidelijk wordt, is dat ze buiten haar werk niet graag in de schijnwerpers stond. Er is maar één (proefversie van een) interview met haar terug te vinden en daarin staat:

Els Bouwman is een gesloten persoonlijkheid. Zij vindt het helemaal niet nodig om iets over haar leven aan de grote klok te hangen. Zij wil toneelspelen en verder geen poespas

daaromheen, maar zij is reëel genoeg om te begrijpen dat aan een “televisiepersoonlijkheid” eisen gesteld worden op dat gebied. “Komt u dan maar” zei ze door de telefoon. Ze ontving ons buitengewoon vriendelijk en we kregen heerlijke koffie.

“Ja, ik heb nogal wat voor de tv gedaan, maar inderdaad, dit is de eerste echte grote rol. En ik begrijp wel dat het er nu bijhoort, om te worden geinterviewd en gefotografeerd, maar ik vind het vreselijk. Gewoon vreselijk, maar ik weet dat dit nu eenmaal onvermijdelijk is. Het is typisch iets van de televisie hoor. Op het gewone toneel heb je daar helemaal niet zo’n last van.”166

Ze zag zichzelf als een doodgewoon mens en dit beeld wordt bevestigd door de hoofdrol die voor haar geschreven werd in de tv-serie Een zekere Josephine:

Bij het schrijven van deze Josephine heeft hij duidelijk voor ogen gehad dat ik de rol zou spelen, en dat is natuurlijk heel fijn. Allemaal doodgewone mensen in dit stuk, er gebeurt niets

geweldig dramatisch in, de winkeljuffrouw die ik speel, woont aan de Binnenkant in Amsterdam. Fijne rol.167

Door haar nuchterheid en haar aversie tegen alle ‘poespas’ om het toneelspelen heen, is het onwaarschijnlijk dat Bouwman zelf zou kiezen om haar archief te verzorgen met nalatenschap als doel. Wellicht zou ze over te halen zijn met het argument dat haar archief gebruikt kan worden om kennis en ervaring door te geven, want dat deed ze graag:

Ik geef namelijk lessen ter voorbereiding op het toelatingsexamen van de toneelschool. Dat is iets wat ik erg graag doe: werken met jonge mensen. Ik kan ze alvast iets vertellen over het acteurschap en wat het betekent in de praktijk, en het beeld dat deze jongeren ervan hebben wat reëeler voor ze tekenen.168

Het zorgdragen voor eigen archief kan op twee manieren gebeuren: retrospectief of actief. Deze manieren hebben beide een andere invloed op het eindresultaat. In de retrospectieve situatie zou Bouwman ergens aan het eind van haar carrière besluiten om haar archief op orde te stellen. Zij zou dan met hetzelfde materiaal gewerkt hebben als ik: alles over theater wat ze in haar leven om een of andere reden heeft bewaard. Bouwman vond het niet nodig om haar leven aan de buitenwereld te tonen, maar voor haarzelf bewaarde ze wel veel van wat de buitenwereld over haar schreef. Ze bewaarde veel recensies van haar voorstellingen en ze had een grote verzameling knipsels over het afstuderen van haar klas van de toneelschool, ook al waren veel van deze knipsels bijna hetzelfde. Ook alle programmaboekjes van voorstellingen en afstudeerpresentaties van de toneelschool in haar studententijd zijn haar hele leven bewaard gebleven. In die tijd zal ze een aantal keer verhuisd zijn, dus dat ze in haar archief zijn geëindigd (tenzij ik ze moest verwijderen) doet vermoeden dat ze er enige waarde aan hechtte, hoewel we natuurlijk niet weten of er ook een deel is dat ze niet bewaard heeft. Uit de soms gedagtekende krantenknipsels, haar knipselboek en enkele foto’s waarbij namen geschreven zijn blijkt dat ze af en toe bewust haar spullen op orde probeerde te houden, maar daarin was ze niet consequent. Alle documenten die met haar werk te maken hadden waren vrij goed geordend. Ze hield veel bij, bewaarde kopieën of kladversies van belangrijke brieven die ze heeft verstuurd en sorteerde zelf al veel in mappen. Wel was van veel dingen onbekend wat ze precies waren. Vooral bij veel foto’s was dit niet duidelijk. Bij scene-foto’s misten soms de titels van voorstellingen en er waren veel foto’s van groepen mensen zonder dat erbij stond wat voor groep het was of wie de mensen op de foto waren. Als ze haar eigen archief zou vormen met behulp van de TRACKS-toolbox, dan had ze meer van dit soort informatie kunnen toevoegen zodat een raadpleger van het archief minder zou hoeven raden. Ondanks dat ze met hetzelfde materiaal zou werken als ik, zou de inhoud van haar archief er wel anders uitgezien hebben. Wat ik heb moeten verwijderen omdat

167 Bouwman map 6. 168 Ibidem.

er al een exemplaar van in de Theatercollectie Bijzondere Collecties was opgenomen, zou door haar bewaard kunnen zijn gebleven. Haar archief maakt op dat moment immers nog geen deel uit van een groter geheel. Daartegenover had ik de restrictie dat ik niets anders dan dubbelen of schadelijk

materiaal mocht verwijderen. Bouwman zou hier zelf keuzes kunnen maken en dingen waarvan ze niet wilde dat anderen het zouden lezen kunnen weghalen. Zo zou ze wellicht de brieven over haar vertrek bij de toneelschool niet toegevoegd hebben.

Bij het actief archiveren zou Bouwman simultaan met haar werk haar archief vormen. Dit zou voor een totaal andere inhoud van het archief kunnen zorgen. Wat zou ze bewaren als de redenen erachter niet zijn dat ze het interessant vond, er herinneringen aan vast zaten of omdat het toevallig is blijven liggen, maar in plaats daarvan dat ze bewust een nalatenschap opbouwde? Zouden er andere

documenten ontstaan omdat ze haar werk zelf beter documenteerde, bijvoorbeeld door het bijhouden van een dagboek? Zou ze documenten bewaard hebben die nu verloren zijn gegaan, wellicht

documenten over haar vertrek van de toneelschool waarin de redenen van vertrek duidelijker uitgelegd worden, zodat onderzoekers geen ongemakkelijk gevoel krijgen omdat ze wel kunnen lezen dat het vertrek onaangenaam was maar niet waarom? Ook bij deze wijze zou ze de mogelijkheid hebben om minder leuke dingen weg te laten uit het archief. Een voordeel van actief archiveren is dat documenten beter bewaard blijven, doordat ze niet door onvoorziene omstandigheden zoals verhuizingen

kwijtraken. Er zijn twee uitersten in hoe een archief gevormd wordt door middel van actief archiveren: In het ene uiterste bestaat het archief uit overdocumentatie omdat alles bewaard wordt en er wellicht zelfs meer materiaal wordt geproduceerd. In het andere uiterste is het archief een zorgvuldig

geselecteerd beeld dat de maker van zichzelf wil uitbrengen, waarbij alles dat daar niet aan voldoet weggelaten wordt. Naast het stimuleren van het zorgdragen voor erfgoed en het begeleiden bij de toolbox, zou het de taak van een instelling zoals Het Firmament kunnen zijn om mensen het belang van een eerlijk archief in te laten zien, zodat het tweede uiterste zoveel mogelijk wordt voorkomen. Als het archief eenmaal gevormd zou zijn, actief of retrospectief, door Bouwman zelf of haar nabestaanden, rest er nog een vraag: waar komt dit archief terecht? Als een archief eenmaal is

ontstaan, dan wil men meestal ook zien dat het behouden en toegankelijk blijft. Nabestaanden zouden het in eigen beheer kunnen bewaren, maar zoals eerder genoemd is dit niet vanzelfsprekend. Zou een archiefinstelling meer interesse hebben om het archief in hun collectie op te nemen als het al goed verzorgd en ontsloten is? In het geval van Els Bouwman bestaat een grote kans dat dat niet het geval zou zijn als de Theatercollectie Bijzondere Collecties niet zou bestaan. Voor de Theatercollectie Bijzondere Collecties zou het echter makkelijk zijn om de collectie over te nemen, omdat er weinig werk in zou zitten om het te ontsluiten. Wel zouden dan alsnog elementen verwijderd moeten worden om dubbelen in de collectie te voorkomen.

7. Conclusie

Bij de start van dit onderzoek was de toekomst van het Nederlands theatererfgoed onzeker. Het Theater Instituut Nederland was door bezuinigingen opgehouden te bestaan. De collectie werd onder de naam Theatercollectie Bijzondere Collecties overgenomen door de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, maar er was te weinig geld en arbeidskracht beschikbaar om actief te blijven aanvullen en ontsluiten. In een artikel in Theatermaker suggereerde adviseur van de Raad voor Cultuur Sander Maas dat er geen geld meer zou komen voor actief archiverende instellingen. Hoe zou het theatererfgoed dan behouden kunnen blijven? Als de Theatercollectie Bijzondere Collecties niet meer actief zou kunnen verzamelen en ontsluiten, zou het dan mogelijk zijn om in plaats daarvan gezelschappen en mensen te stimuleren om zelf hun archief op te zetten? In Vlaanderen wordt dit al gedaan en daarom heb ik Het Firmament als voorbeeld genomen. Het Firmament is het Vlaamse expertisecentrum voor theatererfgoed en wil de Vlaamse podiumkunstenwereld aansporen om zorg te dragen voor het eigen erfgoed. Dit doen ze onder andere door middel van de TRACKS-toolbox. Vanwege mijn project waaruit dit onderzoek is ontstaan, namelijk de ontsluiting van het archief van actrice Els Bouwman, was er één vraag die ik niet los kon laten bij het verkennen van Het Firmament, namelijk hoe een persoonsarchief via Het Firmament behouden zou kunnen blijven, met name als het zou gaan over een archief van iemand die al overleden is voordat hij of zij een archief heeft gevormd. Zo kwam ik op mijn onderzoeksvraag: hoe kan een persoonsarchief overleven als de Theatercollectie Bijzondere Collecties zou veranderen van een actief archiverende instelling naar een adviserende instelling? Om dit te kunnen beantwoorden heb ik het TIN en de Theatercollectie met Het Firmament vergeleken en daarbij gebruik gemaakt van mijn eigen ervaring bij het ontsluiten van het archief van Els Bouwman.

In de kern van de discussie over de toekomst van het theatererfgoed ligt de vraag waarom dit erfgoed bewaard zou moeten blijven. Het is lastig om de noodzaak van archiveren te bewijzen, toch lijkt er consensus over het nut van archieven. Door te documenteren en te bewaren is ons geheugen gegroeid. Het is immers niet meer beperkt tot de capaciteit van onze hersenen. In een archief kan informatie worden opgeslagen met de mogelijkheid later teruggevonden te worden om nieuwe inzichten te genereren. Een archief kan helpen om bepaalde machten en ideeën in stand te houden of te verwerpen, ons herinneren aan gebeurtenissen en geeft ons de mogelijkheid om het verleden te onderzoeken. Het gevaar van een archief is dat het de indruk geeft dat er de absolute waarheid in terug te vinden is. We zien archieven als een plek waarin alles uit het verleden terug te vinden is, maar een archief is nooit compleet. Verschillende mechanismen zorgen ervoor dat niet alles gedocumenteerd wordt, dat wat wel is gedocumenteerd lang niet altijd in een archief belandt en dat wat wel behouden blijft niet

altijd goed terug te vinden is. Daarnaast bevatten bewaarde objecten vaak minder informatie dan we hopen. Ze zeggen uit zichzelf niets, het is de onderzoeker die er een interpretatie aan moet geven. Waarom maken we dan nog gebruik van archieven? We kunnen het verleden niet terughalen, maar als we ons bewust zijn van de gevaren die het archief met zich meebrengt, kunnen we wel nieuwe

inzichten krijgen.

Hoewel binnen de podiumkunsten een complexe verhouding bestaat tussen het ephemere karakter van de kunstvorm en het documenteren ervan, is het principe van archiveren er hetzelfde. Tegenover de bewering van sommige makers dat de enige resten van een voorstelling zich mogen bevinden in de herinneringen van de toeschouwers, bestaat de gedachte dat het verdwijnen onrealistisch is, omdat er altijd fysieke resten zullen overblijven en dat verdwijning er daarnaast voor zorgt dat het bestuderen van de kunstvorm lastig wordt. Anders dan bij andere kunstvormen kan men zich dan alleen richten op herinneringen van mensen en herinneringen zijn onbetrouwbaar. Zonder de mogelijkheid voor

onderzoek is het lastig om de kunstvorm te justificeren. Het is belangrijk om je te realiseren dat documentatie nooit de echte voorstelling kan vervangen, maar dit is niet een probleem dat uniek is voor de podiumkunsten. Geen enkele gebeurtenis is exact te reconstrueren.

De Theatercollectie Bijzondere Collecties heeft een lange, ontwikkelingsrijke ontstaansgeschiedenis. Het begon in 1925 bij de oprichting van het Tooneelmuseum en ontwikkelde zich na enkele

verhuizingen en fusies tot Theater Instituut Nederland, informatie- en documentatiecentrum voor alle theaterdisciplines. Door de stopzetting van de subsidie moest het TIN echter sluiten en werd de collectie overgenomen door de Universiteit van Amsterdam. Het TIN wilde tastbaar erfgoed verzamelen om de belangstelling voor theater in het algemeen te stimuleren en wetenschappelijk onderzoek mogelijk te maken. Het verzamelde alle data van producties, de productiedocumentatie van een selectie van de voorstellingen, maar ook archieven van instellingen en personen. Deze archieven werden in retrospectief opgenomen, bij de persoonsarchieven meestal na de dood van de betreffende persoon. Deze personen hadden vrijwel nooit zelf hun archief verzorgd, wat betekende dat het TIN alles moest uitzoeken en ontsluiten. Bij de overgang naar de Theatercollectie Bijzondere Collecties konden inclusief de medewerker voor de Theaterencyclopedie slechts vier medewerkers overgenomen worden. Hierdoor was er weinig geld en arbeidskracht voor de acquisitie en ontsluiting van nieuw materiaal en was het onzeker hoe men verder kon werken. Zes jaar na de sluiting lijkt het erop dat er vanuit de overheid wel weer geld komt voor het theatererfgoed en dat de Theatercollectie Bijzondere Collecties nieuwe mensen kan aannemen. Hierdoor kunnen de in afgelopen jaren ontwikkelde achterstanden langzaam ingehaald worden en kan men zich weer richten op het actief werven en ontsluiten van materiaal.

Het Firmament begon in 1968 als De Centrale voor Poppenspel, om het poppen-, figuren- en

objectentheater te bevorderen, ontwikkelde zich door tot Het Firmament dat zich richtte op het erfgoed van figurentheater en werd uiteindelijk in 2010 erkend als landelijk expertisecentrum voor het

cultureel erfgoed van de gehele podiumkunsten. Deze ontwikkeling ontstond doordat in 2008 het zorgdragen voor je eigen archief een basisvoorwaarde werd voor instanties om subsidie te kunnen krijgen. Om dit mogelijk te maken werden expertisecentra aangesteld voor alle verschillende kunstgenres. Om de kunstensector te kunnen helpen werd de TRACKS-toolbox opgezet met

richtlijnen en hulpmiddelen bij het zorgen voor eigen archief. Naast het informeren over en aansporen tot het verzorgen van eigen archieven, heeft Het Firmament nog drie taken: het opsporen en registreren van podiumkunstenerfgoed, het behoud van immaterieel erfgoed en het stimuleren van actieve

omgang met het erfgoed, zodat het niet slechts ergens opgeslagen blijft liggen.

Er is een aantal grote verschillen tussen de Theatercollectie Bijzondere Collecties en Het Firmament. Ten eerste kan de Theatercollectie Bijzondere Collecties worden beschouwd als dé collectie van de Nederlandse theatergeschiedenis en bestaat een dergelijke collectie niet in Vlaanderen. Dit is de reden waarom Het Firmament podiumkunstenerfgoed bij andere archiefinstellingen probeert op te sporen, zodat er een overzicht komt in wat er bestaat. De focus van de twee instellingen is hierdoor ook