• No results found

2 Ontmoeting tussen twee culturen

4. Einde van de oorlog & nasleep

‘De Tommies hebben hoopen cigaretten en zuurtjes bij zich, ik heb 3 zuurtjes gekregen, en een krant gevonden. Er waren hier zooveel moffen ingekwartierd, die gingen afscheid nemen,

en met al hun “Gepack” westwaarts. Er geven zich ook veel over. Ze zijn er, ze zijn eindelijk gekomen!!’267

In de loop van 1942/43 kwam er einde aan de ‘betrekkelijke’ rust in het bezette Nederland en vond er een ‘ommekeer’ plaats in de verhoudingen.268 Door de confrontatie met de realiteit van de macht en repressie van de Duitsers begon de bevolking in te zien dat de voortzetting van het ‘gewone’ leven niet langer mogelijk was en van beide kanten werd het streven naar normaliteit losgelaten. ‘Alles is trouwens akelig’ concludeerde het Hollandse Meisje in het voorjaar van 1943 en Maria Snoek nam in september 1943 waar dat de ‘verwarring’ in Nederland steeds groter werd.269 ‘De sfeer wordt met de dag slechter, men wordt beluisterd, belasterd, verraden, er wordt geweldig geroddeld, gecontroleerd en nagegaan’, zo schreef ook Paul van Wolframmsdorff in de herfst van 1943.270 De verarming onder de bevolking nam toe en door de overwinningen van de geallieerden in Stalingrad en El-Almamein, gevolgd door de val van Mussolini in de zomer van 1943, werd het steeds duidelijker dat Duitsland de oorlog niet zou winnen. Er kwam een deuk in het beeld van de absolute overmacht van de bezetter.

De groepen in het bezette Nederland kwamen in toenemende mate tegenover elkaar te staan en het ‘lijdelijk verzet tegen de onderdrukker’, zoals Bert Voeten het op 24 april 1942 verwoordde, nam met de dag toe. Volgens Voeten was dit merkbaar in ‘tal van kleine voorvallen’, ook in de houding die de bevolking ten aanzien van de Duitse soldaten aannam. ‘Men negeert de vreemde soldaten op straat, in openbare gelegenheden, in treinen en bussen. Men verstaat geen woord Duitsch’, aldus Voeten.271 Bovendien namen de conflicten tussen de Duitse soldaten en de Nederlandse bevolking in deze periode steeds meer toe.

267 NIOD. Collectie 244. Europese dagboeken en egodocumenten. Dagboek van Maria Snoek, 17.09.1944. 268 Klemann, Nederland, 1938-1948, 84.

269 Pothuis-Smit, Oorlogsdagboek, 110; NIOD. Collectie 244. Europese dagboeken en egodocumenten. Dagboek van Maria Snoek, 14.09.1943.

270 Paul van Wolframmsdorff, Wanneer zal deze oorlog eindigen? Dagboek, 1940-1945 (Zoetermeer 2007) 91. Paul van Wolframmsdorf was een arts uit Den-Haag, die gedurende de bezetting een dagboek bijhield. Hierin besteedde hij onder andere aandacht aan het artsenverzet, de vorderingen voor het Duitse leger en de

toenemende chaos vanaf 1943 in het bezette Nederland. 271 Voeten, Doortocht, 24.04.1942, 85.

84

Van bezetting naar oorlogstoestand

In de dagboeken komt naar voren dat de Nederlandse bevolking de aanwezigheid van de Duitse soldaten vanaf 1942 in toenemende mate als negatief ervoer. Dit was niet alleen het gevolg van de toenemende repressie van de bezetter in het algemeen, maar werd ook

veroorzaakt door de veranderende positie van de Wehrmacht in Nederland. In de loop van de oorlog zou het Duitse leger zijn aanvankelijk welwillende houding laten varen en zou het steeds meer de rol gaan innemen van een repressieve bezettingsmacht. Deze verandering kwam voort uit ontwikkelingen zowel binnen als buiten Nederland, maar de krijgskansen, en het feit dat de oorlog steeds dichterbij kwam, speelde hierbij in het bijzonder een belangrijke rol. De militaire toestand werd voor Duitsland steeds penibeler, waardoor de grens tussen het civiele en militaire steeds meer zou vervagen. Tot 1944 was de daadwerkelijke oorlog voor de Nederlandse bevolking op afstand gebleven en hadden er in het bezette Nederland vrijwel geen oorlogshandelingen plaatsgevonden. In de laatste periode van de bezetting werd

Nederland echter een te verdedigen territorium en zou op Nederlands grondgebied zelfs een maandenlange strijd plaatsvinden. ‘Nog nooit eerder in de geschiedenis stonden binnen onze landsgrenzen zulke grote strijdmachten tegenover elkaar’, aldus militair historicus Christ Klep.272 En dit had verstrekkende gevolgen voor de situatie in Nederland.

In de bezette gebieden in West-Europa was begin 1942 begonnen met de bouw van de Atlantikwall, een verdedigingslinie die de West-Europese kust tegen een geallieerde invasie moest verdedigen en alleen al in Nederland moesten in de loop van de bezetting voor dit doeleinde honderdduizenden mensen geëvacueerd worden. Onder de bevolking in de betroffen gebieden had deze maatregel veel ontevredenheid tot gevolg, waardoor de

zichtbaarheid van het Duitse leger toenam. De Wehrmachtskommandant in Den Haag nam in april 1942 waar dat de blokkade van het strand in onder andere Scheveningen en Noordwijk ‘die Gemüter des holländischen Publikums stark erregt’ had.273 En ook de ontruimingen van gebouwen aan de kust en woonhuizen in de loop van het jaar zorgde voor een verslechterde stemming onder de Nederlandse bevolking.274 ‘Het is toch verschrikkelijk, die evacuatie’, zo schreef Maria Snoek in januari 1943.

Niet alleen dwongen de Duitsers een toenemend aantal mensen het eigen huis te

verlaten, maar ook moesten Nederlanders meewerken aan de bouw van de verdedigingslinie. Hoewel sommigen zich nog steeds vrijwillig meldden, de nood werd hoger en de

272 Christ Klep, Bevrijding van Nederland, 1944-1945. Oorlog op de flank (Amsterdam 1995) 9. 273

NIOD. Collectie 001. Wehrmachtbefehlshaber in den Niederlanden. Lageberichten, 20.04.1942. 274 Ibidem, 20.05.1942.

85

arbeidsvoorwaarden bleven aantrekkelijk, werden ook de vorderingen van arbeidskrachten voor werk binnen Nederland steeds dwingender. Kon er over de vraag of het produceren en leveren van goederen voor de Wehrmacht al dan niet geoorloofd was gediscussieerd worden, het meehelpen aan de verdediging van het eigen land door de bouw van verdedigingslinies en versperringen was duidelijk in strijd met het Landoorlogreglement. Hierdoor kwam de Duitse legerleiding op plaatselijk niveau in toenemende mate in conflict met de gemeentelijke bestuurders, die over het algemeen afwijzend stonden tegenover het leveren van arbeiders voor deze werkzaamheden . De bezetter voerde de druk steeds verder op. Zo dreigde de Wehrmachtkommandant van Gouda op 7 september 1944 met het in brand steken van woonhuizen in Waddinxveen als het verwijderen van scherven en spijkers in het dorp niet naar wens zou verlopen.275

In de loop van de bezetting zagen de Duitsers zich door de verslechterde oorlogssituatie en het toenemende verzet steeds meer genoodzaakt om op harde maatregelen en represailles te steunen om hun doelstellingen te bereiken en na de April-meistakingen in 1943 werd het optreden van de bezetter in Nederland steeds compromislozer. Net als in de andere bezette gebieden nam in deze periode het verzet onder de bevolking toe en onder het naziregime was er steeds meer sprake van een gevoel van wantrouwen tegen alles en iedereen. Hoewel Christiansen als W.B.N. belast was met de handhaving van de orde en rust in het bezette Nederland, had de bestrijding van het verzet in de eerste bezettingsjaren hoofdzakelijk in handen van de civiele bezettingsautoriteiten gelegen. In de loop van de oorlog kreeg de Wehrmacht op dit gebied echter steeds meer bevoegdheden en met name vanaf 1944 zou de invloed van Christiansen in het bezette Nederland toenemen.276 In de laatste periode van de bezetting lieten de Duitsers het streven naar de nazificatie van de Nederlandse bevolking los en naarmate de situatie in toenemende mate dreigde te escaleren ging de Wehrmacht steeds meer eigenhandig optreden.

Met de opmars van de geallieerden begin september 1944 riep Seyss-Inquart in Nederland de uitzonderingstoestand uit. Er was sprake van angst dat de Nederlandse bevolking in opstand zou komen en dat het verzet in een hoog tempo zou toenemen. De Duitsers beschouwden de situatie in Nederland als gevaarlijk en zagen harde maatregelen als geoorloofd om de rust achter het front te waarborgen.277 Op Hitlers instructie autoriseerde

275 SMH. Collectie 0205. Archief van Gemeente Waddinxveen. Inv. no. 900: Vorderingen van diensten ten behoeve van de Duitse Wehrmacht, 1944-1945. Brief Hauptmann und Kommandant Stemmer an Bürgemeister zu Waddinxveen, 07.09.1944.

276

Madelon de Keizer, Putten. De razzia en de herinnering (Amsterdam 2000) 130. 277 De Keizer, Putten, 131.

86

Seyss-Inquart de politie en de SS om arrestanten standrechtelijk te executeren

en in september ging het Oberkommando des Heeres (OKH) eveneens akkoord met het voorstel van Christiansens om daders van verzetsactiviteiten begaan tegen het Duitse leger standrechtelijk te straffen.278 De militaire situatie was uiterst gespannen, met name vanaf midden september, toen door de geallieerde opmars vanuit België en de luchtlandingen bij Arnhem (Market-Garden) een begin werd gemaakt met de bevrijding van de Nederlandse gebieden beneden de rivieren. Christiansen nam het gezag in het bezette Nederland in handen, waardoor hij vrijwel het gehele uitvoerende apparaat onder zich kreeg. ‘Ook aan de Wehrmacht in bezet Nederland was de vrije hand gegeven’, aldus Geraldien von Frijtag Drabbe Künzel. En de gevolgen daarvan werden in de laatste periode van de bezetting duidelijk.279 Een extreem voorbeeld is de razzia in het Gelderse Putten, waar eind september na een aanslag op een auto met officieren van de Wehrmacht op bevel van Christiansen Duitse soldaten ruim honderd woningen in brand staken en het grootste deel van de

mannelijke inwoners naar concentratiekamp Neuengamme vervoerd werd. Slechts 48 mannen zouden uiteindelijk terugkeren.

Discipline onder de Duitse troepen

Dit alles had ook gevolgen voor de Duitse troepen in het bezette Nederland, voor wie de tijd van relatieve rust voorbij was. ‘Es ist höchste Zeit’, zo werd in januari 1944 door de

Ortskommandant van Gouda bevolen, ‘daβ der deutsche Soldat in den Niederlanden aus seiner bürgerlichen Lebensführung heraustritt und sich seiner Aufgabe betreffende die Sicherung der Niederlande voll bewuβt wird’.280

Al vanaf midden 1943 wees de Duitse legerleiding de soldaten erop dat ze strenger moesten optreden tegen beledigingen en andere uitingen van verzet.281 Bovendien moesten de Duitse soldaten zich bewust blijven van het feit dat de Nederlanders de vijand waren en achtte de legerleiding de omgang met de bevolking steeds meer als ongewenst.282 Begin 1944 vond er een aanpassing plaats van de richtlijnen met betrekking tot de omgang met buitenlanders buiten de diensttijd. ‘Das Bewuβtsein, Deutscher zu sein, bestimmt das Verhältnis zu Ausländern’, zo verwoordde de chef van het

278 Künzel, Het recht van de sterkste, 198; Romijn, ‘”Liberators and patriots”. Military interim rule and the politics of transition in the Netherlands, 1944-1945’, in: Stefan-Ludwig Hoffmann e.a. ed., Seeking peace in the wake of war. Europe, 1943-1947 (Amsterdam 2015) p.117-144, aldaar 125.

279

De Keizer, Putten 198.

280 SMH. Collectie 0198. Archief van de Ortskommandantur van het Duitse leger (Wehrmacht) te Gouda. Bevelschriften van de Ortskommandant, ‘Kampf den Banditen!’, 22.01.1944.

281 Ibidem, ‚Auftreten gegen Holländer‘, 20.04.1943; ‚Auftreten gegen Niederländer‘, 29.05.1943. 282

Ibidem, ‘Vorsicht in Gesprächen’, 08.08.1942 ‘; ‘Verkehr mit Ausländern’, 03.04.1943; ‘Außerdienstlicher Verkehr mit Ausländer’, 24.04.1944.

87 OKH, Wilhelm Keitel, het op 13 mei 1944.

‘Das Groβdeutsche Reich steht in schwersten Existenzkampf seiner Geschichte. An seiner Seite kämpfen befreundete Nationen, aber ihm stehen auch im eigenen Machtbereich feindlich gesinnte Völker oder Teile von diesen gegenüber. Der Verkehr mit Ausländern kann daher nicht der Entscheidung des Einzelnen überlassen bleiben. In der Regel verbietet das völkische

Zusammengehörigkeitsgefühl Beziehungen zu Ausländern, die auβerhalb des durch dienstliche Notwendigkeiten gegebenen Rahmens liegen.’283

Ook in Nederland verklaarde Christiansen deze richtlijnen van toepassing. Omgang met buitenlandse officieren, regeringsleden of ambtenaren en vertegenwoordigers van de pers werd verboden, maar ook ander ‘auβerdienstliche Verkehr und Schriftwechsel von

Wehrmachtangehörigen mit Ausländer, insbesondere Niederländern (…) ist unerwünscht und auf zwingende Ausnahmefälle zu beschränken’.284

Ook was er al vanaf eind 1943 sprake van een verandering in de houding die Duitse soldaten in het bezette Nederland aannamen. De discipline onder de leden van het

bezettingsleger nam af en in de loop van 1944 leek de Duitse legerleiding steeds minder in staat te zijn om de vrijetijdsbesteding van de soldaten te reguleren. In het bijzonder vanaf begin september, toen de situatie steeds hopelozer leek te worden, lieten de Duitse soldaten in Nederland in toenemende mate hun terughoudendheid vallen. De discipline van de Duitse troepen had onder de oorlog geleden. Velen beseften zich dat Duitsland er in de oorlog slecht voor stond en de geallieerde bombardementen op hun vaderland baarden hen veel zorgen. Bovendien namen in deze periode de tekorten toe, ook onder de voorraden bestemd voor de Wehrmacht, waardoor plunderingen en eigenhandige vorderingen vanaf de tweede helft van 1944 aan de orde van de dag waren. Met name de naar Duitsland terugtrekkende soldaten namen massaal voedsel en voertuigen in beslag.285 Ten slotte nam Nederland in de

verdedigingsstrategie van de Duitsers een ondergeschikte plaats in, wat tot gevolg had dat Christiansen het met een minimaal aantal wapens en vervoersmiddelen moest stellen en dat er in het bezette Nederland sprake was van een tekort aan mankracht. Er bevonden zich in het bezette Nederland steeds meer slecht getrainde soldaten, zowel jonge als oude nieuwe rekruten, en daarnaast ook veteranen die getekend waren door de oorlog.

283 NIOD. Collectie 001. Wehrmachtsbefehlshaber in den Niederlanden. Inv. no. 7: Circulaires, 1940-1945. ‘Verkehr mit Ausländern’, Berlin, den 13.5.1944, Gez. Keitel.

284 NIOD. Collectie 001. Wehrmachtbefehlshaber in den Niederlanden. Circulaires, 1940-1945, Friedrich Christiansen, ‘Auβerdienstlicher Verkerhr mit Ausländern’, 25.04.1944.

88

Vanaf het midden van 1944 waren in Nederland in toenemende mate soldaten aanwezig, die aan het Oostfront hadden gevochten, wat de discipline onder de troepen niet ten goede kwam. Historica Madelon de Keizer laat in haar studie over de razzia in Putten zien dat de soldaten die betrokken waren bij deze gebeurtenis al eerder in de oorlog ingezet waren voor het bestrijden van partizanen in Polen, Rusland en Italië en in de zomer van 1944 aan het Oostfront hadden gevochten. Hier hadden ze in vreselijke omstandigheden geleefd: ze waren oververmoeid, vies, gedesoriënteerd en dronken alcohol om te overleven, terwijl de

Wehrmacht ‘ijzeren discipline’ vorderde om de eenheid aan het front te behouden. Er

ontstond zodoende een veranderende houding ten aanzien van de civiele bevolking, die door de Duitse soldaten in toenemend mate als de vijand werd beschouwd.286 ‘Die demoralisierten Truppe begannen die grausamsten Taten als legitim zu betrachten, und da sie unbestraft blieben, bildeten sie gleichzeitig eine Art Ventil für die erzwungene und harte

Kampfdisziplin’, aldus De Keizer.287 Het is waarschijnlijk dat het gevoel dat alles kon ook doorwerkte tijdens hun verblijf in Nederland.

De Duitse soldaten gedroegen zich ‘balorig’, gingen steeds slechter gekleed, waren dronken en agressief en voelden zich oppermachtig. De Ortskommandant van Gouda moest er in 1944 steeds weer op wijzen dat de discipline van de soldaten te wensen overliet. ‘Gelegentlich werden in den Standorten bei Wehrmachtangehörigen Anzeichen einer lockeren Auffassung gegenüber der soldatischen Haltung und der Grüβpflicht festgestellt’, aldus de Ortskommandant van Gouda op 31 oktober 1944.288 Niet alleen was dit slecht voor het imago van de Wehrmacht, maar ook belemmerde het de dagelijkse werkzaamheden. ‘Die willkürlichen, vielfach unzweckmäβigen Beschlagnähmen hören nicht auf. Die Klagen, die dadurch an die Kommandantur herantegtragen werden, strören dauernd den Dienstbetrieb’, zo concludeerde de Ortskommandant enkele weken later.289

Desondanks bleef in Nederland de ‘totale ontbinding’ van het Duitse leger uit en bleef de stemming binnen de troepen tot aan de bevrijding over het algemeen relatief goed.290 De Duitse soldaten werden steeds meer een op zichzelf betrokken groep, die ondanks de druk van buitenaf niet desintegreerde. Dat de organisatie van het Duitse leger vanaf september

286 Zie over de ervaringen van de Duitse troepen aan het Oostfront o.a.: Fritz, Frontsoldaten; Christoph Rass, ‘Menschenmaterial’. Deutsche Soldaten an der Ostfront, Innenansichten einer Infanteriedivision, 1939-1945 (Paderborn 2003); Henry Metelmann, Through hell for Hitler. A dramatic first-hand account of fighting on the Eastern Front with the Wehrmacht (Londen 2001).

287 De Keizer, Putten, 144.

288 SMH. Collectie 0198. Archief van de Ortskommandantur van het Duitse leger (Wehrmacht) te Gouda. Bevelschriften van de Ortskommandant. ‘Manneszucht und Straβendisziplin’, 31.10.1944.

289

Ibidem, ‘Mangelnde Manneszucht’, 18.11.1944. 290 Klep, De bevrijding van Nederland, 329.

89

1944 niet geheel ineenstortte en het grootste deel van de soldaten de orders van hun

commandanten bleef opvolgen was volgens Klep het gevolg van verschillende factoren. In de eerste plaats was er onder de soldaten sprake van een sterke onderlinge verbondenheid, met name op de lagere niveaus, en voelden veel Duitse militairen zich door de eed van trouw aan Hitler gebonden. Ook was het van belang dat een groot deel van de soldaten in Nederland niet betrokken raakte bij de strijd en nooit een definitieve nederlaag leden, waardoor ze niet voor de keuze kwamen te staan om door te vechten of zich over te geven. Het meest

doeltreffend bij het handhaven van de militaire tucht waren echter de strenge straffen tegen overtredingen van de discipline en na de stabilisering van het front in de winter van 1944 leek de ‘rust’ onder het Duitse leger in de nog bezette Nederlandse gebieden terug te keren.291

Op straat dansen de geruchten

Toch namen de dagboekschrijvers de invloed van de oorlogsvoortgang op de soldaten waar. Naarmate de geallieerden de Nederlandse grens naderden werden de soldaten van het Duitse bezettingsleger zichtbaar onrustig. ‘De soldaten der bezetting bewegen nerveus’, zo schreef Bert Voeten in augustus 1944.292 Ze gedroegen zich steeds grimmiger en de

geautomatiseerde ‘robots’ maakten in toenemende mate plaats voor ongedisciplineerde en verbitterde oude en jonge mannen. De familie Warmerdam maakte na het vertrek van Mark in 1944 mee dat de school naast hun huis werd betrokken door een nieuwe eenheid Duitse soldaten, maar deze keer bleven de familieleden op afstand en ook de soldaten leken niet langer op contact zitten te wachten. Het lijkt alsof, enkele uitzonderingen daargelaten, de Duitse soldaten in het laatste jaar van de bezetting over het algemeen minder toenadering zochten tot de Nederlandse bevolking. ‘They looked grim, uncommunicative, the war no longer going their way’, zo herinnerde Esther Warmerdam zich. ‘No more parades or beautiful march songs. No more chats over coffee, any leftovers in a pail across our fence. Like the rest of Hillegom, we kept our distance.’293 Met deze mannen had de familie nog maar weinig gemeen en er waren geen raakvlakken meer waar op voortgebouwd kon worden. Vanaf begin 1944 werd het steeds duidelijker dat Duitsland de oorlog niet meer lang zou kunnen volhouden en gespannen wachtte de bevolking op de invasie van de geallieerden. ‘Een koortsachtige stemming trilt in deze eerste Junidagen’, zo schreef Bert Voeten op 3 juni 1944. ‘Duizend geruchten leven een wisselend doch hardnekkig bestaan. De massale aanval

291 Klep, De bevrijding van Nederland, 329-333. 292

Voeten, Doortocht, 04.09.1944, 182.

90

tot de bevrijding van het Westen is aanstaande.’294 Op 6 juni was het dan eindelijk zover en begonnen de geallieerde luchtlandingen op Normandië. Fien Leenders hoorde in de kerk van de invasie. ‘Iedereen was er vol van. Ze beginnen zowaar al met brood en andere

levensmiddelen te slepen.’295 Het einde leek in zicht te komen en ook het Hollandse Meisje was verrukt toen ze het nieuws hoorde, tot ze besefte hoeveel levens bij de aanval verloren zouden gaan. ‘Ik moet aan Cor denken’, zo schreef het meisje in juni 1944. ‘Die jongens hebben in Engeland of in Amerika toch meest ook een meisje, of een moeder. Of misschien al een vrouw. Cor zou misschien zeggen: dat hebben de Duitse jongens ook, maar ik denk toch