• No results found

Eindconclusie en aanbevelingen

De hoofdvraag van dit onderzoek luidde: “Hoe is de handhaving van het auteursrecht ingeval van downloaden en streamen uit illegale bron momenteel geregeld en welke alternatieven zijn er denkbaar waardoor handhaving ten aanzien van hierbij betrokken partijen effectiever en rechtvaardiger wordt”

Streamen en downloaden kennen drie betrokken partijen: de aanbieder, afnemer en de ISP. Dit betekent dat rechthebbenden, hun collectieve beheersorganisatie of BREIN ook bij elk van deze partijen kan ingrijpen om illegaal uitwisselen van films tegen te gaan. Hierbij kunnen vrijwel alle privaatrechtelijke middelen worden ingezet, waarvan een

schadevergoedingsvorderingen het meest gehanteerd wordt. Een probleem hierbij is dat de schade zich lastig laat bepalen.

Technisch gezien verschilt streamen van downloaden, nu bij streamen geen volledige kopie wordt opgeslagen op de computer van de afnemer, hetgeen bij downloaden wel gebeurd. Hierdoor is, in tegenstelling tot downloaden, het niet duidelijk of streamen uit illegale bron wel of niet is toegestaan. Hierover moet het Hof van Justitie zich nog uitspreken, hoewel het te verwachten is dat zij dit in strijd met het auteursrecht oordeelt.

Het auteursrecht behelst volgens de auteurswet en de wet op de naburige rechten het

exclusieve recht van de maker van een werk op openbaarmaking en verveelvoudiging hiervan. Het aanbieden van werken geldt als openbaarmaking, het afnemen ervan als

verveelvoudiging. Voorheen was het afnemen van illegale films wettelijk toegestaan en werd er een thuiskopievergoeding geheven over gegevensdragers om rechthebbenden te

compenseren voor hun misgelopen inkomsten, totdat het HvJEU in 2014 oordeelde dat downloaden uit illegale bron in strijd is met de auteursrechtrichtlijn. Hierdoor is de grondslag voor de thuiskopieheffing deels vervallen, zonder dat er een alternatieve manier is gekomen om rechthebbenden te compenseren.

Bij het optreden tegen aanbieders en afnemers van illegale films, is civielrechtelijke

handhaving uitgangpunt. Slechts in enkele situaties is strafrechtelijk optreden de geëigende weg, waardoor het aantal strafrechtelijke uitspraken omtrent auteursrechtinbreuken schaars is. Uitbreiding van criteria voor strafrechtelijk optreden is echter niet wenselijk omdat de

geschonden belangen relatief klein zijn en de vereiste opsporingscapaciteit daarentegen juist hoog. BREIN heeft de taak gekregen om op te treden tegen inbreukmakers. Zij richt zich hierbij primair op grootschalige aanbieders van illegale films. De afnemers en kleine

- 47 -

aanbieders blijven dus vaak buiten schot. Dit heeft te maken met het feit dat de te vorderen schadevergoedingen van deze partijen vaak beperkt zijn, bovendien verloopt de opsporing moeizamer in verband met de anonimiteit op internet. Ook bewijsrechtelijke levert dit een knelpunt op. Desalniettemin zal de aanpak van BREIN door het downloadverbod

waarschijnlijk veranderen.

Er zijn enkele alternatieven behandeld om tegen aanbieders en afnemers van illegale films op te treden. Zo zou een met de thuiskopieheffing vergelijkbare regeling via zelfregulering kunnen ontstaan. Omdat het niet wettelijk geregeld is maar via convenanten zou het maatschappelijk draagvlak groter zijn. Te meer omdat bij de totstandkoming ervan verschillende stakeholders betrokken kunnen worden. Een groot voordeel hiervan is de flexibiliteit. Het nadeel hiervan is echter dat men er de jure niet aan gebonden is. Dit kan echter worden opgelost door men er de facto wel aan te binden.

Een laatste alternatief ten aanzien van aanbieders is een licentiesysteem, hoewel dit vooral zinvol is bij minder recent aanbod via user generated content. Een dergelijk licentiesystem lijkt handig in combinatie met een content-ID systeem.

Voor de aanpak van afnemers van illegale films zijn twee alternatieven behandeld. De Duitse regeling waarbij boetes zeer hoog kunnen oplopen is in Nederland niet wenselijk omdat grondrechten hierbij in het geding komen en bewustzijn onder de bevolking dat illegale films verboden zijn, vooralsnog ontbreekt. De Franse regeling lijkt een beter alternatief in

Nederland, waarbij invoering hiervan gecombineerd zou kunnen worden met een wettelijk vermoeden dat degene waarvan het IP-adres is geregistreerd wordt vermoed de illegale afnemer te zijn. Gelijktijdig met invoering van de Franse regeling zou echter het legale aanbod van films verruimd moeten worden, zodat consumenten een gelijkwaardig alternatief hebben. Op die manier blijven alleen hardnekkige illegale afnemers over.

Tot slot zijn ISP’s partij bij het uitwisselen van illegale films. De wet onderscheid drie soorten diensten: mere conduit, caching en hosting. Onder mere conduit vallen access providers, welke samen met hosting providers een bijzondere taak hebben om gevrijwaard te blijven van aansprakelijkheid. Access providers kunnen verzocht en verplicht worden om NAW-gegevens van klanten te verstrekken en websites te blokkeren en hostingproviders om websites of content daarop te verwijderen. Vereist hiervoor is dat gebruikers van de dienst onmiskenbaar onrechtmatig handelen of dat voldaan is aan de Lycos/Pessers criteria. Hiermee krijgen ISP’s de taak toebedeeld om te bepalen wat onmiskenbaar onrechtmatig is, met als risico enerzijds

- 48 -

wanprestatie te plegen jegens hun gebruikers en anderzijds aansprakelijk te zijn jegens auteursrechthebbenden.

Nu deze taak van de ISP niet bij haar expertise past, zijn een aantal alternatieve regelingen behandeld. Een preventieve filter die al het internetverkeer monitort en onrechtmatigheden eruit filtert, is geen optie volgens het Hof. Een haalbare optie lijkt wel het instellen van een onafhankelijke instelling die toetst of access providers NAW-gegevens moeten afstaan. ISP’s nemen dan geen plaats meer op de stoel van de rechter. Hierbij kan tevens een wettelijk vermoeden worden ingevoerd dat gratis aangeboden films onrechtmatig zijn.

Tot slot is een optie voor hostingproviders waarvan de dienst zich richt op user generated content, invoering van een content ID-systeem. Dit kan eventueel gecombineerd worden met een licentiesysteem, waardoor rechthebbenden zelf de keuze krijgen om eventueel nog te kunnen verdienen aan eerder illegaal geüploade films.

6.1 Aanbevelingen

Op basis van deze scriptie kunnen er een aantal aanbevelingen gedaan worden welke

tenminste het onderzoeken waard kunnen zijn, om de handhaving van het auteursrecht in de digitale wereld te verbeteren.

In de eerste plaats moet er meer gebruik worden gemaakt van de kansen die het internet biedt voor innovatie op het gebied van auteursrecht. Zo kan een voorbeeld worden genomen aan Netflix en Spotify. Hierbij kan erop gewezen worden dat het legale filmaanbod nog

aanzienlijk uitgebreid dient te worden om daadwerkelijk te kunnen concurreren met het illegale aanbod.

Indien het legale aanbod vrijwel gelijkwaardig wordt aan het illegale aanbod, blijven vermoedelijk alleen de hardnekkige illegale afnemers over. Het verdient aanbeveling om nader te onderzoeken of een graduate responseregeling kan worden ingevoerd om deze

hardnekkige illegale afnemers aan te pakken. Aangezien het op dit moment door het jarenlang wettelijk toestaan van het afnemen van illegale films, vrij onbekend is dat dit verboden is, zou de graduate responseregeling wel gepaard moeten gaan met goede voorlichting hierover. Rechthebbenden bevinden zich op dit moment in een lastige positie ten opzichte van inbreukmakers; eerst moeten zij de NAW-gegevens van een IP-adres achterhalen en vervolgens moeten zij nog bij de rechter kunnen bewijzen wie de illegale inbreukmaker is.

- 49 -

Om rechthebbenden enigszins tegemoet te komen hierin, verdient het nog aanbeveling om te onderzoeken in hoeverre een onafhankelijke instelling zou kunnen beoordelen of ISP’s NAW-gegevens moeten verstrekken. Dit zou gepaard kunnen gaan met een wettelijk vermoeden dat degene op wiens naam een IP-adres geregistreerd is, de inbreukmaker is geweest.

Wat betreft de handhaving van het auteursrecht ten aanzien van aanbieders en afnemers bevinden we ons mijns inziens aardig op de goede weg. Ten aanzien van ISP’s zijn er zeker nog verbeteringen door te voeren.

- 50 -

7. Literatuurlijst

Literatuur, tijdschriftartikelen, Rapporten, Kranten en internetartikelen

Alberdingk Thijm 2011

Ch Alberdingk Thijm, ‘Downloadverbod: back to the future’ NJB 2011/ 857, p. 1121.

Alberdingk Thijm 2001

Ch. Alberdingk Thijm, Privacy vs. auteursrecht in een digitale omgeving, ITeR 2001, p. 9 (rapport).

Bernt Hugenholtz 2010

P. Bernt Hugenholtz, Codes of conduct and copyright enforcement in cyberspace, in: Stamatoudi, Kluwer 2010, p.304.

Chavannes 2015

R.D. Chavannes, ‘’juist evenwicht’ in de praktijk’, AMI 2015/ 2, p. 47.

De Cock Buning & Van Eek 2009

M. de Cock Buning en D. van Eek, ‘Intellectuele eigen en reclamerecht: aansprakelijkheid van derden bij auteursrechtinbreuk’, IER 2009, 54.

During 2014

W. During, ‘Browsen: hoe zit het met het bekijken van een website met ‘illegale’ publicaties?’, IR 2014, afl. 4, p. 112.

Engelfriet 2010

A. Engelfriet, De wet op internet, Eindhoven: Ius Mentis 2010.

Engelfriet 2013

A. Engelfriet, ‘Komt u maar terug met een gerechtelijk bevel’, Ius Mentis 2013.

Engelfriet 2015

A.P.Engelfriet, ‘Schadevergoeding bij online auteursrechtinbreuk: stand van zaken 2015’ AMI 2015, afl. 5, p. 125-130.

Gedragscode ‘Notice-and-Take-Down’, oktober 2008.

Van Groenendaal & Blokhuis 2014

J. van Groenendaal en F. Blokhuis, ‘Het downloadverbod en de thuiskopievergoeding’, IR 2014, p. 121.

Huygen 2009

Huygen e.a. 2009 A. Huygen e.a., ‘Ups-and-downs: Economische en culturele gevolgen van file sharing voor muziek, film en games’, Delft: TNO 2009 (rapport).

Janssens 2014

M.C. Janssens, ‘De impact van het internet op de sector van het auteursrecht (of is het omgekeerd?) – een analyse aan de hand van de rechtspraak van het Hof van Justitie’, SEW 2014, afl. 10, p. 454-467.

- 51 -

Leeuw 2012

H.B.M Leeuw, ‘Zin en onzin van het downloadverbod: actuele ontwikkelingen in digitale piraterij nader beschouwd’ JV jaargang 2012, nr 1, p. 83.

Leeuw, Leeuw & Morawski 2013

B. Leeuw, F.L. Leeuw & M. Morawski, ‘Evidence-based toezicht en internet: goed gereedschap is het halve werk’, TvT 2013/4, afl. 3, p. 72.

Van der Linden 2014

T. van der Linden, ‘Het is niet goed of het deugt niet: De juridische positie van internet tussenpersonen is onbevredigend!’ Tijdschrift voor internetrecht 2014, nr. 1, p. 4-9.

Molenaar 2007

D.R. Molenaar, ‘De digitale jungle: wie houdt toezicht?’ Tijdschrift voor consumentenrecht en handelspraktijken 2007, afl. 2, p. 44-51.

Poort 2014

J. Poort, ‘Tijd voor meer legale popcorn’, Auteursrechtdebat 14 oktober 2014, IEF 14277.

Ranaivoson & Lorrain 2012

H. Ranaivoson & A. Lorrain, ‘Graduated response beyond the copyright balance: Why and how the French HADOPI takes consumers as targets’, Info Journal 2012/ 14, afl. 6, p. 35.

Rietjens 2006

B. Rietjens, ‘Over leechers, seeds en swarms: auteursrechtelijke aspecten van BitTorrent’, AMI 2006/1, p. 8-16.

Ringnalda 2012

A. Ringnalda, ‘De downloadboete’, Ars Aequi 2012-10, p. 700-702.

Sandvliet & Engelfriet 2012

K.E. Sandvliet en A.P. Engelfriet, ‘Vaststellen schade bij online auteursrechtinbreuk’ AMI 2012, afl. 5, p. 204-209.

Schmitz & Ries 2012

S. Schmitz & T. Ries, ‘Three songs and you are disconnected from cyberspace? Not in Germany where the industry may “turn piracy into profit”’, European Journal of Law and Technology 2012/3 , afl. 1, p. 1.

Seignette 2012

J. Seignette, ‘Auteursrecht in de wolken’, IER 2012/75, p. 1-8.

Siemerink 2008

L.A.R. Siemerink, ‘IE-rechten, P2P en ISP: Handhaving van auteursrechten op internet nog mogelijk?’ MvV 2008, nr. 7/8, p. 184 e.v.

- 52 -

Van der Sloot 2011

B. van der Sloot, ‘De verantwoordelijkheid voorbij: de ISP op de stoel van de rechter’ Tijdschrift voor internetrecht, nr 5, november 2011, p. 136-140.

Van der Sloot 2014

B. van der Sloot, ‘Welcome to the jungle: de aansprakelijkheid van internetintermediairs voor privacyschendingen in Europa’, SEW 2014, nr. 10, p. 431

Spiegeler 2010

B. Spiegeler, ‘Driemaal is scheepsrecht?: de Franse three-strikes wet nader beschouwd’ Tijdschrift voor internetrecht, nr 1 februari 2010, p. 13-18.

Spoor, Verkade & Visser 2011

J.H. Spoor, D.W.F. Verkade en D.J.G. Visser, Auteursrecht – auteursrecht, naburige rechten en databankenrecht, Deventer: Kluwer 2011.

De Vey Mestdagh & Millenaar 2009

C.N.J. de Vey Mestdagh en P.A. Millenaar, ‘Downloaden, auteursrecht en het internet: status quo en perspectief’, Ars Aequi 2009, nr. 10, p. 727-732.

J. Weda e.a., ‘Digitale drempels: Knelpunten voor legaal digitaal aanbod in de creatieve industrie’, SEO: Amsterdam 2012 (Bijlage bij Kamerstukken II 2011/2012, 26 643, 248).

Werkers & Gilio 2006

E. Werkers en F. Gilio, ‘Computerrecht, de complexe verhouding tussen peer-to-peer netwerken en de exceptie van de privékopie: Kan de driestappentest een evenwicht tot stand brengen?’, Computerrecht 2006, 166.

De Wit 2009

A.P. de Wit, ‘De civielrechtelijke aansprakelijkheid van internetproviders (Deel I)’, Tijdschrift voor Internetrecht 2009, nr. 2, p. 37-42.

De Wit 2009

A.P. de Wit, ‘De civielrechtelijke aansprakelijkheid van internetproviders (Deel II)’, Tijdschrift voor Internetrecht 2009, nr. 3, p. 72-76.

Zeegers 2013.

A.Zeegers, ‘We zijn er bijna, maar nog niet helemaal’, AMI 2013 afl. 2 p. 73-75.

Rechtspraak

EHRM 16 juni 2015, NJB 2015, 1630 (Delfi AS/ Estland).

HvJ EU 7 december 2006, C-306/05, AMI 2007/2 m.nt. K.J. Koelman. HvJ EU 29 januari 2008, C-275/06 (Promusicae).

HvJ EU 16 juni 2011, C-462/09 (Thuiskopie/Opus Supplies). HvJ EU 4 oktober 2011, C-403/08 en C-429/08, IER 2012/26.

HvJ EU 24 november 2011, ECLI:NL:XX:2011:BU6683, IER 2012, 34 (Scarlet / SABAM). HvJ EU 19 april 2012, C-461/10 (Bonnier Audio).

- 53 -

HvJ EU 7 maart 2013, C-607/11, ECLI:EU:C:2013:147 (ITV/TV Catchup). HvJ EU 13 februari 2014, C-466/12 (Svensson e.a.).

HvJ EU 27 maart 2014, C-314/12, IER 2014, 45 m.nt S. Kulk (UPC Telekabel Wien). HvJ EU 10 april 2014, C-435/12 (ACI/ Thuiskopie en SONT).

HvJ EU 5 juni 2014, C-360/13 (Public Relations Consultants Association/ Newspaper Licensing Agency).

HR 9 maart 1979, NJ 1979, 341 (Dreeshuis/Buma). HR 27 januari 1995, NJ 1995, 669 (Bigott/Doucal).

HR 19 december 2003, AMI 2004/1, m.nt. P.B. Hugenholtz (Buma/KaZaA). HR 25 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU4019, IER 2006/2 (Lycos/Pessers). HR 16 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH7602 (Buma/ Chellomedia).

HR 29 mei 2015, ECLI:NL:PHR:2015:729 conclusie (Brein/ Ziggo en XS4ALL ). HR 13 november 2015, RvdW 2015, 1230 (Brein/ Ziggo en XS4ALL).

Hof Amsterdam 15 juni 2006, NJF 2006, 427 (Brein/ Techno Design). Hof ’s-Hertogenosch 12 januari 2010, IER 2010, 34 (C More/ My P2P).

Hof ‘s-Gravenhage 15 november 2010, ECLI:NL:GHSGR:2010:BO3982, IER 2011/28 m.nt. K.J. Koelman (FTD/Eyeworks).

Hof Leeuwarden 22 mei 2012, computerrecht 2012, 155 (Stokke / Marktplaats) m.nt. Lodder. Hof ’s Gravenhage 27 januari 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:84 (4887 illegale e-books). Hof ’s Hertogenbosch 6 oktober 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:3904.

Rb. Rotterdam 24 juli 2007, ECLI:NL:RBROT:2007:BB0268.

Rb. Zeeland-West-Brabant 9 februari 2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:836.

Rb. ’s Gravenhage 18 februari 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:1740 (namaak merkhorloges). Rb Midden Nederland 30 september 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:7192 (Filmspeler). Rb. Midden Nederland 16 december 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:8974 (Filmspeler).

Vzr. ’s-Gravenhage 1 november 2013, IT 1330 (Eksmo/ Ecatel). Vzr. Amsterdam 28 januari 2015, IEF 14603.