• No results found

Hoe Je Eigen Stek (JES) in Amsterdam aanzet tot leren van alle betrokkenen

Max A. Huber & Martin Stam, m.m.v. Jamal Mechbal, Michiel Lochtenberg, Elisa Passavanti. HvA, Wmo-werkplaats Amsterdam

Samenvatting

1. Door wie wordt er geleerd?

Burgerkracht: bewoners, ervaringsdeskundigen. Beroepskracht: ondersteuners. Stuur-kracht: beleidsmakers. KennisStuur-kracht: JES als collectief, onderzoekers.

2. In welke setting wordt er geleerd?

Binnen een doorstroomvoorziening in zelfbeheer voor mensen die dak- of thuisloos zijn.

3. Wat is het doel van het leren?

Voor bewoners is het primaire doel het toewerken naar een zelfstandige woning en het verkrijgen van vaardigheden en kennis die daar naartoe werken. Ervaringsdeskundigen en ondersteuners leren zelfbeheer te faciliteren en te bewaken. JES als collectief ontwik-kelt zelfbeheer steeds verder. Beleidsmakers leren een voorziening als JES te faciliteren en daarmee vorm te geven aan de transities en transformaties in de praktijk. Onderzoe-kers leren over het realiseren van zelfbeheer en over hoe daar als critical friend aan bij te dragen.

4. Hoe en door wie wordt het leren gefaciliteerd?

Omdat alle actoren met elkaar en van elkaar leren, meer of minder expliciet, heeft ieder-een ieder-een meer of minder bewuste faciliterende rol. In de praktijk ligt het initiatief voor leerprocessen bij de ervaringsdeskundige en de ondersteuners, gevoed door onderzoe-kers.

5. Welke conclusie kun je trekken over deze leerervaring?

JES is al vanaf het begin een casus met veel leerpotentieel voor de verschillende stake-holders en krachten op verschillende niveaus. De casus verheldert en concretiseert de principes van transformatieleren zoals die in dit boek beschreven staan. Het belangrijk-ste van deze principes is het vertrekken vanuit de praktijk en wat daar gebeurt, inclusief alle onzekerheid en onvoorspelbaarheid die daarbij komen kijken, wel met de zekerheid van een stevige waardenbasis.

Inleiding

In 2007 is vanuit HVO-Querido het initiatief genomen tot het oprichten van een opvang-voorziening in zelfbeheer, geïnspireerd door vergelijkbare initiatieven in Utrecht en Nij-megen. Een groep van circa elf mensen, die op dat moment dak- of thuisloos waren, heeft in samenwerking met een sociaal werker, een cliëntenraadondersteuner en een projectmanager dit idee uitgewerkt, met als resultaat de opening van Je Eigen Stek (JES) in 2008. JES werd een tijdelijke voorziening voor zestien bewoners. Van deze door-stroomvoorziening is sinds dat moment door circa tachtig mensen gebruik gemaakt. In 2015 voorziet JES nog steeds in de behoefte van mensen die dak- of thuisloos zijn en in eigen beheer aan doorstroom willen werken. JES is een schoolvoorbeeld van informeel en collectief leren van alle betrokkenen bij de transities.

De doelstelling van JES is dat bewoners binnen circa een jaar doorstromen naar een zelf-standige woning, indachtig de oorspronkelijke doelstelling van JES: ‘Het doel van het project is om zoveel mogelijk onbehuisden aan een eigen woning te helpen.’ (Project-plan Je Eigen Stek, 2008). In de praktijk varieert dit van enkele maanden tot twee jaar, met enkele uitschieters beide kanten op (mensen die maar een paar dagen blijven tot mensen die er nog steeds wonen). JES richt zich primair op mensen die dak- of thuisloos zijn, maar wel een hoge mate van zelfstandigheid hebben, dat wil zeggen geen (ern-stige) fysieke, psychiatrische of verslavingsproblemen.

Zelfbeheer is een vergaande vorm van cliëntenparticipatie, waarbij de bewoners van JES verantwoordelijk zijn voor het beleid en de uitvoering daarvan. De betrokken profes-sionals ondersteunen en faciliteren dit proces en hebben formeel geen stem- of beslis-singsbevoegdheid. De bewoners van Je Eigen Stek zijn primair zelf verantwoordelijk voor zowel de dagelijkse gang van zaken als de ontwikkeling van de voorziening. Daarbij wor-den de bewoners ondersteund door twee parttime ondersteuners (een sociaal werker en een ervaringsdeskundige) en een extern adviseur.

De wekelijkse bewonersvergadering speelt binnen JES een belangrijke rol, als besluit-vormend orgaan. Tijdens deze vergadering wordt gesproken over de dagelijkse aspec-ten van het samenwonen (inclusief facilitaire zaken), nieuwe aanmeldingen, wie uit kan stromen, verdere ontwikkeling van JES en andere zaken. Deze bijeenkomst wordt geleid door de voorzitter van JES, een door de bewoners uit hun midden gekozen ver-tegenwoordiger. Binnen JES is ook een werkgroep actief, die meer structurele projecten oppakt in samenwerking met ondersteuners en externe betrokkenen, maar onder aan-sturing en verantwoordelijkheid van de bewonersgroep.

Vanuit de doelstellingen van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en Welzijn nieuwe stijl bezien is Je Eigen Stek een interessante casus. Thema’s als het aanspreken op de eigen kracht, de collectieve aanpak, de professional die vanuit een vrije taakopvat-ting ondersteunend is aan de groep, etc. In deze praktijk zien we de kanteling van cliënt/ consument naar coproducent, van leidende naar volgende professional en van een

orga-nieuwe manieren van organiseren én nieuwe competenties voor zowel burgers, profes-sionals en bestuurders. In en vanuit JES zoeken betrokkenen samen naar nieuwe vormen en verhoudingen en stimuleren daarmee elkaars leerproces (gewild en ongewild). JES participeert sinds 2009 in diverse onderzoeken, grotendeels vanuit de Wmo-werk-plaats Amsterdam (Huber & Bouwes, 2011) en in 2011-2012 in een vergelijkend onderzoek van het Trimbosinstituut (Boumans et al., 2012). De uitkomsten van deze onderzoeken zijn opgenomen in de interventiebeschrijving Maatschappelijke opvang in zelfbeheer (Tuynman & Huber, 2014). In 2014 is een onderzoek naar oud-bewoners van JES uitge-voerd door de Wmo-werkplaats Amsterdam en Eropaf! & Co u.a. (Akkermans & Huber, 2015). Door te participeren in deze onderzoeken draagt JES bij aan de kennis over zelfbe-heer in de maatschappelijke opvang. Die kennis bestond daarvoor nauwelijks. Door de uitkomsten van dit onderzoek te gebruiken stelt JES zich ook op als een lerende organi-satie. Door zich te blijven ontwikkelen en door strategische relaties aan te gaan en te onderhouden met sleutelfiguren, weet JES ook uit de projectencarrousel (zie Giltay Veth, 2009) te blijven. Dit in tegenstelling tot veel andere beloftevolle praktijken, die in alle turbulentie als gevolg van de decentralisaties voortijdig stoppen, waardoor er weinig van geleerd kan worden.

De ontwikkeling van JES in deze periode sluit aan bij de leer- en ontwikkelprincipes zoals die in dit boek gehanteerd worden: het leggen van het primaat bij de praktijk en de vra-gen die daarbij spelen, het benutten van onzekerheid en spanninvra-gen, het inductief wer-ken, het integraal werken en dialogische betekenisgeving.

De ontwikkeling van JES in 2008 tot JES in 2014: geleerde lessen

JES in 2014 is niet fundamenteel veranderd ten opzichte van JES in 2008, maar er is wel een aantal aanpassingen doorgevoerd, op basis van praktijkervaring en/of onderzoek-suitkomsten. Daarbij gaat het vooral om veranderingen in de ondersteuning. Deze veranderingen zijn hieronder uitgewerkt als geleerde lessen. Ook de organisatorische inbedding en omgeving verschuift, maar gezien de focus van dit hoofdstuk wordt daar hier niet veel dieper op ingegaan. Belangrijk is om te constateren dat de verhouding tussen enerzijds de georganiseerde systeemwereld van lokale overheid en grote zorg-organisatie en anderzijds de ongeorganiseerde leefwereld van JES-bewoners voor uit-dagingen zorgt. Een belangrijk discussiepunt is de aansluiting van JES op de keten van de maatschappelijke opvang en de bijbehorende procedures, maar ook de bijbehorende toegang tot uitstroomwoningen, een voortdurend aandachtspunt voor JES. Voor JES zijn de gevraagde voorwaarden en formulieren een brug te ver, vooral omdat de formulie-ren te uitgebreid zijn, te ontoegankelijk voor leken en te veel probleem-georiënteerd. Andersom is het voor beleidsmedewerkers lastig dat er bij JES weinig constante aan-spreekpersonen zijn die bovendien niet gewend zijn om met beleidsmedewerkers te werken. Tot slot is OGGz-problematiek een belangrijk toelatingscriterium tot zorg.

Dit wordt vastgesteld via diagnoses en screening, waar JES niet aan mee wil werken. Tegelijkertijd leren de twee werelden wel beter elkaars taal te spreken, doordat JES een betere registratie bijhoudt en tot op zekere hoogte informatie verstrekt en doordat JES bovendien in een aantal eisen ontzien wordt. De ondersteuners spelen hierbij een belangrijke rol als verbinder en vertaler.

Les 1: zorg voor duidelijkheid over de rol van de ondersteuner en het sociaal werk Al vrij snel na de start van JES wordt duidelijk dat om succesvol toe te werken naar uitstroom meer nodig is dan tijdelijk onderdak. Bij de start bestaat de ondersteuning uit de bij de oprichting betrokken sociaal werker, die op afstand ondersteuning biedt, en een oud-bewoner die als secretaris is aangesteld en zich primair met de adminis-tratieve afhandeling bezighoudt. Er wordt een coach ingehuurd die het groepsproces moet ondersteunen en er wordt contact gezocht met maatschappelijke dienstverlening (PuurZuid). Het contact met de coach wordt verbroken, omdat een aantal bewoners het onzin vindt. Tegelijkertijd ontstaat er een tweedeling in de groep, waar een klein deel het beheer doet en een groter deel afhaakt. Voor individuele bewoners houdt PuurZuid een spreekuur bij JES, voor materiële en andere vragen. Daarnaast biedt PuurZuid bege-leiding aan een aantal uitgestroomde oud-bewoners. In de praktijk blijkt echter dat de bewoners van JES en de betrokken maatschappelijk werkers andere opvattingen hebben over hoe dit ingericht moet worden. De maatschappelijk werkers wachten op vragen van bewoners, met een beroep op eigen regie, terwijl de bewoners vinden dat de maatschap-pelijk werkers proactiever moeten werken, zeker met de uitgestroomde oud-bewoners. Uiteindelijk wordt het contact opgezegd en wordt de begeleiding tijdelijk overgenomen door een oud-bewoner die zelf van oorsprong maatschappelijk werker is. Na een paar maanden geeft zij haar opdracht terug, omdat zij vindt dat er naar een meer perma-nente oplossing gezocht moet worden.

Naar aanleiding van het Wmo-werkplaats onderzoek dat in 2010 loopt wordt een evalu-atie met alle betrokkenen georganiseerd. De conclusie daarvan is dat er sprake is van begripsverwarring over de betekenis van zelfbeheer in de interactie met PuurZuid. Het contact tussen JES en PuurZuid wordt hersteld en het op orde hebben van de financiën wordt als voorwaarde gesteld voor uitstroom. Tegelijkertijd wordt er geconcludeerd dat om zelfbeheer tot bloei te laten komen, meer ondersteuning nodig is bij het groepspro-ces. Daarom wordt begin 2011 een ondersteuner aangesteld die een aantal dagen in de week binnen JES actief is om collectief en individueel ondersteuning te bieden. Als de secretaris met pensioen gaat krijgt zijn opvolger, wederom een oud-bewoner, ook expli-ciet de opdracht mee om samen met de andere ondersteuner op te treden als ‘bewaker van (de doelstellingen van) zelfbeheer’.

Les 2: De waarde van zelfbeheer is groot, maar wat die waarde is hangt af van je perspectief

Drie perspectieven op zelfbeheer

Zelfbeheer kan grofweg vanuit drie perspectieven worden beschreven, namelijk vanuit de bewoners (burgerkracht), ondersteuners of betrokken professionals (beroepskracht) en bestuurders (stuurkracht) (Boumans et al., 2012; Huber & Bouwes, 2011; Stam; 2012). Alle drie de krachten hebben verschillende perspectieven, motieven en belangen bij de ontwikkeling van zelfbeheer in de maatschappelijke opvang.

1. Perspectief van de bewoners

Voor de bewoners biedt de voorziening in zelfbeheer in de eerste plaats de rust om bij te komen. Het vormt de basis voor een gevoel van vrijheid en ruimte van waaruit men verder kan bouwen. Volgens de bewoners is JES een plek waar het verantwoor-delijkheidsgevoel (weer) wordt aangeboord. De bewoners krijgen de mogelijkheid om verantwoordelijkheid te nemen. Dit kan in het beste geval leiden tot een verantwoor-delijkheidsgevoel voor zichzelf en de voorziening, wat bijvoorbeeld blijkt uit het samen oppakken van huishoudelijke taken. De bewoners kunnen al doende zorg voor elkaar en de voorziening dragen, en dit draagt bij aan een versterking van de eigenwaarde. Door dit lotgenotencontact ervaren de bewoners zich meer als ‘mens’ dan als ‘een num-mertje’. Het krijgen van verantwoordelijkheid, zelfstandigheid en vrijheid wordt door bewoners als een belangrijk middel voor verandering gezien. Tussen zelfbeheer en her-stelondersteunende zorg zijn overeenkomsten te zien (Tuynman & Huber, 2014). Het perspectief van de bewoners wordt prachtig toegelicht door Jamal Mechbal in zijn Tedx-lezing (te vinden op YouTube).

2. Perspectief van de betrokken professionals

Voor de betrokken professionals, die in het geval van zelfbeheer ondersteuners worden genoemd, is JES in de eerste plaats een vehikel om idealen van empowerment, emanci-patie en herstel te bewerkstellingen. Daarbij balanceren zij tussen ‘zoek het zelf uit’ en ‘ik regel het wel’. Zelfbeheer wordt ingevuld als zelf doen, waarbij de betrokken profes-sionals actief meedenken over de invulling en uitvoering van zelfbeheer en het indi-viduele levensverhaal. Daarbij wordt hoogstens op specifieke vragen als hulpverlener gereageerd. Het uitgangspunt is dat de expertise van de bewoner tot vertrekpunt van handelen en herstel wordt gemaakt en de expertise van de professional ondersteunend in plaats van leidend is (van ‘zorgen voor’ naar ‘zorgen dat’). De rol van de ondersteuners laten zij grotendeels bepalen door de samenwerking met de bewoners en zij zien hun houding als ‘present zijn’.

3. Perspectief van de bestuurders

Vanuit een bestuurlijk perspectief, voor betrokken organisaties en overheid, is JES een manier om te kijken of het mogelijk is om kostenefficiënter en effectiever te werken in de maatschappelijke opvang (naast meer principiële overwegingen over eigen kracht en

zelfbeschikking). Zelfbeheer is dan vooral een vorm om mensen zo snel en verantwoord mogelijk door te laten stromen naar een zelfstandige woning. Door de ‘samenredzaam-heid’ van bewoners aan te spreken zouden (potentieel) een aantal winstpunten behaald kunnen worden: meer doelmatige inzet van ondersteuning (geen generiek aanbod, maar maatwerk dat door bewoners samen wordt gemaakt), minder professionele inzet en meer herstel van eigen kracht en sociale relaties. Daarbij ontstaat een genuanceerd maar tevens essentieel verschil tussen twee perspectieven op zelfbeheer: draait het om een efficiënter en effectiever hersteltraject (vanuit de organisatie bekeken) of om het vormgeven aan het eigen leven (ook als herstel daarbij niet het doel is)?

Bij de oprichting van JES bestond tussen de drie verschillende krachten in brede zin over-eenstemming over het doel van JES (mensen zelfstandig laten wonen) en de urgentie van het oprichten van een innovatieve daklozenvoorziening. Al gauw bleek in de prak-tijk dat de concretisering van het doel van JES spanningen opleverde. De meningen waren bijvoorbeeld verdeeld over het inmengen van professionals bij de uitvoering van zelfbeheer. Er ontstond verwarring over het doel van JES (voorbereiden op zelfstandig wonen) en het middel (zelfbeheer als middel tot herstel). Dit kan leiden tot de paradox van zelfbeheer (Huber & Bouwes, 2011), waarbij de bewoners en betrokken professionals geen gezamenlijke modus operandi vinden, maar op elkaar wachten (omdat bewoners niet het initiatief kunnen of willen nemen en de betrokken professionals vinden dat bewoners het initiatief moeten nemen). Zodoende kwamen de betrokkenen van JES tot het inzicht dat een continue dialoog nodig is om deze paradox te overwinnen. Als dat niet gebeurt, lopen verwachtingen en perspectieven uit elkaar. Deze dialoog heeft diverse vor-men, voortvloeiend uit de diverse aanleidingen: een onderzoek, een concrete situatie waarin een ondersteuner volgens deelnemers te veel of te weinig heeft gedaan, of de instroom van nieuwe deelnemers die met een nieuwe blik naar de rol van de ondersteu-ner kijken.

Les 3: JES als leeromgeving voor individuele bewoners: vooral eigen keuzevrijheid werkt (maar maakt ook kwetsbaar)

De werkwijze van JES past binnen de herstelbenadering en in de interventiebeschrijving is het bijdragen aan het herstel van deelnemers dan ook als voornaamste doel van zelf-beheer benoemd (Tuynman & Huber, 2014). Herstel wordt gedefinieerd als ‘een proces waarbij iemand weer grip krijgt op zijn of haar leven… Het gaat hierbij om het opnieuw ontwikkelen van vaardigheden, het weer oppakken van betekenisvolle relaties, rollen en doelen in het leven. Het doel van herstel is uiteindelijk het verhogen van iemands ervaren kwaliteit van leven.’ (Driessen et al, 2013, p. 17). De meeste respondenten in het onderzoek onder oud-bewoners geven aan nu een hogere kwaliteit van leven te hebben dan voor ze bij JES kwamen, vooral op materieel gebied, waarbij JES als ondersteunende context heeft gefungeerd. Ook op andere herstelgebieden (maatschappelijk,

functio-worden drie groepen JES-bewoners onderscheiden: een groep voor wie JES vooral (sta-biel) onderdak is om zelfstandig het leven op orde te krijgen, een groep voor wie JES op alle fronten een plek is om aan het eigen herstel te werken en een groep voor wie JES vooral een plek is om vrij te zijn van bemoeienis. Voor deze laatste groep is uitstroom geen direct doel (Akkermans & Huber, 2015). In alle gevallen is herstel geen lineair pro-ces, want periodes van vooruitgang kunnen afgewisseld worden met terugval. Het is moeilijk te voorspellen wie op welk moment welke vooruitgang boekt (Driessen et al, 2013).

Een belangrijke uitdaging voor JES is dat deelnemers niet over persoonlijk herstel (zin-geving, regie, hoop) willen praten, omdat ‘er met mij niks aan de hand is, ik heb alleen geen huis.’ Dit is op twee manieren een uitdaging. Enerzijds wordt zo de potentie van met lotgenoten in zelfbeheer wonen niet optimaal gebruikt, anderzijds is het ook moei-lijk om wat er op het gebied van persoonmoei-lijk herstel gebeurt te laten benoemen door deelnemers, terwijl er wel sterke aanwijzingen zijn dat hier zeker sprake van is, zij het vooral informeel.

JES biedt een omgeving waarin je als bewoner op je eigen manier en volgens je eigen agenda kan werken aan het verbeteren van je leven. Deze vrijheid kan je gebruiken, dan gaat het snel, of je kan haar misbruiken en dan gebeurt er ogenschijnlijk niks. Door sta-biliteit te organiseren in een aantal basisvoorwaarden (bed, bad & brood), het tegen-gaan van schaarste in de dagelijkse behoeften, ontstaat bandbreedte (Mullainathan & Shafir, 2013), de ruimte om te plannen en aan structurele verbetering te werken. Dit nodigt bewoners die zich in eerste instantie passief of negatief op stellen uit om nieuw, positiever, gedrag uit te proberen. Als het goed gaat word je beloond, als het niet goed gaat zijn daar (in principe) geen consequenties aan verbonden. JES-bewoners moeten zelf op zoek naar wat voor hen zelf werkt. Sommigen gaan helemaal op in het zelfbeheer en werken via die weg aan hun herstel. Anderen trekken zich zo min mogelijk aan van het zelfbeheer en gaan hun eigen gang. En een enkeling schopt flink om zich heen, om uit-eindelijk tot de constatering te komen dat dat niet werkt, waarna andere strategieën gezocht worden. Linksom of rechtsom bereikt JES op die manier haar doelstelling. Een enkele uitzondering daargelaten willen alle bewoners toewerken naar uitstroom, wat alleen lukt als ze aan de slag gaan. In dat proces komen oude vaardigheden en nieuwe talenten bovendrijven.

Bewoners bieden elkaar ook ondersteuning hierbij, door praktische tips rondom schuld-hulp en regelingen uit te wisselen. Op basis van de ervaringen van bewoners van JES is in samenwerking met PuurZuid een programma ontwikkeld voor schuldhulpverlening. De immateriële problemen waar bewoners mee worstelen, door JES de hete brij genoemd, worden minder besproken, in ieder geval niet in georganiseerd verband. In kleiner verband, een op een of in kleine groepjes gebeurt dit wel, maar dat wordt niet breder gedeeld. Wat daar geleerd wordt blijft impliciet. Verschillende betrokkenen benoemen het belang van hoop en veiligheid die JES biedt, maar dit is niet in een structuur gegoten.

De consequentie van deze impliciete, contextuele benadering waarbij de verantwoorde-lijkheid voor het leerproces bij de bewoner ligt, is dat dit voor een aantal bewoners om trage processen gaat, waarbij iemand een flink aantal keren onderuit gaat of zijn kont