• No results found

4 Inkadering

4.3 Effectketens

4.3.1

BELEIDSUITSPRAKEN IN DE OVERSTROMINGSRISICOBEHEERPLANNEN

4.3.1.1

OP ORDE BRENGEN PRIMAIRE WATERKERINGEN O.B.V. HWBP

Tabel 16: Effectketens waterkeringen HWBP

Activiteiten Drukfactoren Milieuveranderingen Effecten op

Aanlegfase Habitattypen Soorten

Graafwerkzaamheden, grondverzet en overige aanlegwerkzaamheden.

Ruimtegebruik Oppervlakteverlies X X Mechanische aantasting Verstoring bodem X X Emissie geluid en trillingen Verstoring X Beweging van mensen en

materieel

Optische verstoring X

Aanlegfase

Het op orde brengen van primaire waterkeringen kunnen ingrijpende projecten zijn, waarbij langdurig werkzaamheden plaatsvinden en inzet van zwaar materieel noodzakelijk is. Het verplaatsen, verbreden en/of ophogen van een waterkering kan tot oppervlakteverlies van habitattypen en/of leefgebieden van soorten leiden. Verplaatsingen in de directe omgeving, bijvoorbeeld voor transport van zand, kunnen tot mechanische effecten (tijdelijk ruimtebeslag) en verstoring leiden. Ook overige werkzaamheden, zoals heien en graven, kunnen tot verstoring leiden. Het gaat hierbij om verstoring door geluid en trillingen en optische verstoring.

4.3.2

BELEIDSUITSPRAKEN IN DE BELEIDSNOTA NOORDZEE EN PROGRAMMA VAN

MAATREGELEN MARIENE STRATEGIE

4.3.2.1

OLIE- EN GASWINNING

Aanlegfase

Voor het vinden van aardgas en aardolie en daarmee de juiste boorlocatie wordt in eerste instantie seismisch onderzoek verricht. Dit onderzoek veroorzaakt trillingen die zich onder water voorzetten als geluid. Wanneer de boorlocatie is vastgesteld kunnen tijdens de aanlegfase een aantal drukfactoren optreden. Door het plaatsen van een boorplatform kan oppervlakteverlies binnen een habitattype optreden. Het gaat hierbij specifiek om het oppervlakteverlies als gevolg van de voetafdruk van het platform (plaats van de poten) en het plaatsen van pijpleidingen van en naar het platform. Door het plaatsen van een platform en pijpleidingen wordt er tevens nieuw (hard) substraat geïntroduceerd, waarop zich andere soorten kunnen vestigen.

Tijdens het plaatsen van een platform en pijpleiding wordt zwaar materieel (schepen, kranen etc.) ingezet en kunnen heiwerkzaamheden worden uitgevoerd. Deze activiteiten kunnen tot verstoring leiden, het gaat hierbij om verstoring door geluid, trillingen, licht en optische verstoring.

Tabel 17: Effectketens olie- en gaswinning

Activiteiten Drukfactoren Milieuveranderingen Effecten op

Aanlegfase Habitattypen Soorten

Seismisch onderzoek Emissie van geluid en trillingen Verstoring X Plaatsing platforms &

aanleg leidingen

Ruimtegebruik Oppervlakteverlies X X Mechanische aantasting Verandering substraat X X

Emissie van licht Verstoring X

Emissie van geluid en trillingen Verstoring X Beweging van mensen en

materieel

Verstoring X

Gebruiksfase Habitattypen Soorten

Boor- en

productieactiviteiten

Opwerveling slib Vertroebeling X X Mechanische aantasting;

vrijkomen boorgruis

Verandering substraat X X Vrijkomen milieuvreemde stoffen Verontreiniging X Beweging van mensen en

materieel

Optische verstoring X

Emissie van licht Verstoring X

Aan- en afvoer personeel en materiaal

Emissie van geluid Verstoring X

Emissie van licht Verstoring X

Beweging van materieel Verstoring X

Gebruiksfase

In de gebruiksfase kunnen boor- en productieactiviteiten tot een toename van geluid en trillingen zorgen, wat verstoring tot gevolg kan hebben. Daarnaast zorgt verlichting van platforms voor lichtverstoring. De aanwezigheid van het platform zelf kan tevens tot optische verstoring leiden, doordat dieren de directe omgeving vermijden. Het boren van putten en de lozing van boorspoeling en boorgruis kan in de directe omgeving van het platform tot een verandering van het substraat en vertroebeling zorgen. Als gevolg van de werkzaamheden in de gebruiksfase kunnen ook lichte verontreinigingen optreden. Emissies naar het water komen voornamelijk voor tijdens booractiviteiten (boorspoeling en boorgruis, sanitair-, regen-, spoel- en schrobwater), tijdens productieactiviteiten (productiewater, sanitair-, regen-, spoel- en schrobwater) en door aangroeiwering en corrosiepreventie.

Aan- en afvoer van personeel en materiaal vindt plaats met behulp van schepen en helikopters. Deze kunnen tot verstoring van de directe omgeving leiden als gevolg van een toename van geluid, licht en silhouetwerking.

4.3.2.2

CO2- OPSLAG

Aanlegfase

Voor CO2-opslag worden lege gasvelden gebruikt. Hiervoor worden installaties geplaatst om CO2 in de gasvelden te pompen en op druk te houden. Aanvoer van CO2 vindt plaats per schip of met behulp van een buisleiding. In het geval van het laatste, vinden er tijdens de aanlegfase werkzaamheden plaats die betrekking hebben tot het realiseren van deze buisleiding. Als gevolg van deze werkzaamheden kan verstoring optreden.

Het gaat hierbij om verstoring door licht, geluid en trillingen en optische verstoring. Door het plaatsen van de pijpleiding wordt er tevens nieuw (hard) substraat geïntroduceerd. Ter plekke van de buisleiding is sprake van oppervlakteverlies.

Tabel 18: Effectketens CO2-opslag

Activiteiten Drukfactoren Milieuveranderingen Effecten op

Aanlegfase Habitattypen Soorten

Plaatsen van installaties en pijpleidingen

Ruimtegebruik Oppervlakteverlies X X

Mechanische aantasting Verandering substraat X X

Opwerveling slib Vertroebeling X X

Emissie van licht Verstoring X

Emissie van geluid en trillingen Verstoring X Beweging van mensen en materieel Verstoring X

Gebruiksfase Habitattypen Soorten

Aan- en afvoer met schepen

Emissie van licht Verstoring X

Emissie van geluid en trillingen Verstoring X

Beweging schepen Verstoring X

Gebruiksfase

In een situatie waarbij de CO2 met behulp van schepen naar de opslag wordt aangevoerd, zullen scheepvaartbewegingen tot verstoring van de directe omgeving leiden. Het gaat hierbij om verstoring door licht, geluid en trillingen en optische verstoring.

4.3.2.3

DUURZAME ENERGIE

Tabel 19: Effectketens windenergie

Activiteiten Drukfactoren Milieuveranderingen Effecten op

Aanlegfase Habitattypen Soorten

Seismisch onderzoek

Emissie van geluid en trillingen Verstoring X Plaatsen van de

windturbines

Emissie van geluid en trillingen Verstoring X Beweging van mensen en materieel Verstoring X Mechanische aantasting Verandering substraat X X Ruimtegebruik Oppervlakteverlies X X Gebruiksfase

Aanwezigheid windturbines

Emissie van geluid en trillingen Verstoring X Aanwezigheid windmolens Barrièrewerking X Aanwezigheid windmolens Aanvaringen X

Onderhoud Emissie van geluid Verstoring d X

Beweging van mensen en materieel Optische verstoring X

Aanlegfase

Tijdens de aanleg van de funderingen van de windturbines zullen heiwerkzaamheden plaatsvinden, waardoor trillingen geproduceerd worden die onder water tot op grote afstand voor geluidsverstoring kunnen zorgen. Naast de heiwerkzaamheden zorgt ook seismisch onderzoek, dat voorafgaand de aanleg

wordt uitgevoerd, voor geluidsverstoring onderwater. Scheepvaartbewegingen en gebruik van ander groter materieel tijdens de aanleg kunnen eveneens tot verstoring leiden.

Het gaat hierbij om verstoring door geluid en optische verstoring. Oppervlakteverlies kan optreden door het plaatsen van de windturbines, waardoor eveneens ook substraat wordt toegevoegd.

Effecten van de aanleg van kabels richting een windmolenpark zijn hiervoor reeds beschouwd onder ‘kabels en leidingen’ en waarvan in paragraaf 4.2.3 is vastgesteld dat mogelijke effecten bij voorbaat mitigeerbaar zijn en dus niet langer beschouwd worden in deze passende beoordeling.

Gebruiksfase

Windturbines produceren geluid en trillingen, wat een verstorend effect kan hebben. Verstoring door scheepvaartbewegingen tijdens de gebruiksfase is eveneens mogelijk. Voor onderhoud zal een windpark namelijk met enige regelmaat moeten worden bezocht. De aanwezigheid van een windpark kan er daarnaast voor zorgen dat vogels moeten omvliegen (barrièrewerking). Daarnaast is het mogelijk dat vogels of vleermuizen in botsing komen met de mast of wieken en daardoor komen te overlijden. Dit effect speelt met name een rol op of nabij belangrijke trekroutes.

4.3.2.4

WINNING OPPERVLAKTEDELFSTOFFEN

Tabel 20: Effectketens winning oppervlaktedelfstoffen

Activiteiten Drukfactoren Milieuveranderingen Effecten op

Habitattypen Soorten

Winning oppervlakte- delfstoffen

Ruimtegebruik Oppervlakteverlies X X Verandering bodemprofiel Veranderingen in

stroming en geomorfologie

X X

Opwerveling slib Vertroebeling X X Emissie van geluid en trillingen Verstoring X Beweging van mensen en

materieel

Verstoring X

Ter plekke van een zandwinlocatie wordt het aanwezige bodemleven vernietigd en is dus sprake van oppervlakteverlies. Bij het opzuigen en overladen van zand gaat een deel van het materiaal verloren. Dit zand en slib komt in de waterkolom terecht en kan tot vertroebeling leiden. De mate van vertroebeling is hierbij afhankelijk van de slibfractie.

Na de winning kan de aanwezigheid van een zandwinput in beginsel leiden tot verschuivingen in stromingspatronen en erosie- en sedimentatieprocessen, waardoor bodem- en geomorfologische structuren op enige afstand van de zandwinputten kunnen veranderen. Bij grote veranderingen kan dit doorwerken naar habitattypen en leefgebieden van soorten. Daarnaast kan slib in de zandwinputten bij storm opnieuw in suspensie komen en voor vertroebeling zorgen wat tot verschillende effecten kan leiden.

4.3.2.5

KABELS EN LEIDINGEN

Tabel 21: Effectketens kabels en leidingen

Activiteiten Drukfactoren Milieuveranderingen Effecten op

Habitattypen Soorten Aanleg en verwijderen kabels en leidingen Ruimtegebruik Oppervlakteverlies X X

Opwerveling slib Vertroebeling X X

Emissie van geluid en trillingen Verstoring X Beweging van mensen en materieel Verstoring X Tijdens de aanleg en het verwijderen van kabels en leidingen wordt substraat verwijderd en later, na aanbrengen of verwijderen van de kabel/leiding weer teruggestort. Hierdoor kan slib in de waterkolom terecht komen wat tot vertroebeling kan leiden. Daarnaast wordt het bodemleven lokaal vernietigd en treedt zodoende oppervlakteverlies op. Ten behoeve van de aanleg of het verwijderen van de kabels en leidingen worden vaartuigen gebruikt. Verstoring door geluid en optische verstoring is hierbij mogelijk.

4.3.3

EFFECTEN VAN STIKSTOFDEPOSITIE

Het NWP2 introduceert geen activiteiten die omvangrijke permanente bronnen van stikstofdepositie bevatten. Verzurende en vermestende effecten als gevolg van stikstof kunnen wel spelen bij de uitvoering van allerlei projecten die het NWP2 mogelijk maakt, en bij het onderhoud en de bevoorrading van

installaties, infrastructuur, water en natuur. De stikstof wordt uitgestoten door materieel dat daarbij wordt gebruikt (schepen, graafwerktuigen, helikopters e.d.).

Hoewel dit overwegend leidt tot tijdelijke en geringe toenames van stikstofdeposities in daarvoor gevoelige Natura 2000-gebieden, soms ook tot op grote afstand, is in de afgelopen jaren in de praktijk gebleken dat hierdoor knelpunten ontstaan. Met name voedselarme gebieden in de duinen, beekdalen, hogere zandgronden, laagveenmoerassen en langs rivieren (stroomdalgraslanden) zijn gevoelig. De meeste effecten kunnen verwacht worden van activiteiten die in de nabijheid van deze gebieden

plaatsvinden vanuit de overstromingsrisicobeheerplannen, de stroomgebiedbeheerplannen en activiteiten vanuit de beleidsnota Noordzee die dicht onder de kust plaatsvinden (zandwinning, kustsuppletie).

Omdat de achtergronddepositie in een groot deel van Nederland hoger is dan de waarde waarbij significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden kunnen worden uitgesloten, leidt iedere verdere verhoging tot een potentieel significant effect. Vanuit het abstractieniveau van de beleidsuitspraken in het NWP2 is moeilijk vast te stellen of, en in welke mate deze effecten optreden. Stikstofdepositie wordt daarom beschouwd als een generiek effect van veel van de beleidsuitspraken die het NWP2 bevat, en wordt daarom in de passende beoordeling niet nader uitgewerkt.

Omdat een generieke aanpak van de stikstofproblematiek noodzakelijk blijkt heeft het kabinet initiatief genomen tot een Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Met deze aanpak kan gewaarborgd worden dat individuele projecten niet leiden tot significante gevolgen voor Natura 2000, voor zover het de effecten van stikstofdepositie betreft. Het wetsvoorstel voor de PAS is op dit moment goedgekeurd door de Eerste Kamer. De verwachting is dat de PAS in 2015 in werking treedt, en daarmee ook toepasbaar is op de activiteiten die voortkomen uit het NWP2.

4.4

BEOORDELING VAN DE RUIMTELIJKE SPREIDING EN REIKWIJDTE VAN DE