• No results found

Effectgerichte indicatoren (ref. 3.2)

In document Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest (pagina 28-32)

3.4. Statistische verwerking

3.4.1. Effectgerichte indicatoren (ref. 3.2)

Voor het opvolgen van de gezond-heidsdoelstellingen worden 3 indica-toren ingevoerd. Twee ervan houden verband met de langetermijndoel-stelling voorgesteld in de nieuwe EU-richtlijn 2002/3/EG n.l. 120 µg/m³ als hoogste 8-uursgemiddelde van een dag. Zij beschrijven de piekoverlast.

Een derde indicator die ook van lang is voor de volksgezondheid be-schrijft niet zozeer de pieken maar eerder de totale concentratie.

Het betreft:

• NET60ppb-max8u (Number of Exceedances of Threshold): aantal dagen per kalenderjaar waarop (op minstens 1 meetplaats in Vlaanderen) een overschrijding van 120 µg/m³ door de hoogste 8-uursgemiddelde van een dag wordt geregistreerd;

• AOT60ppb-max8u (Accumulated excess Over Threshold): gecumu-leerd overschot boven 120 µg/m³ van alle hoogste 8-uursgemid-delde van elke dag gedurende een kalenderjaar;

• Een derde indicator is de gemid-delde waarde van alle gemeten ozonconcentraties gedurende het jaar: het jaargemiddelde.

Voor de opvolging van de vegetatie-doelstellingen worden 2 indicatoren gedefi nieerd:

• AOT40ppb-vegetatie: voor de be-scherming van gewassen en semi-natuurlijke vegetatie. AOT 40ppb -vegetatie is het overschot boven 80 µg/m³ van alle uurwaarden tussen 8 en 20u MET (Midden Europese Tijd = Universele tijd (UT) +1) in de maanden mei, juni en juli.

• AOT40ppb-bossen: voor de be-scherming van bossen. De overlast wordt berekend in de periode april tot en met september, even-eens tussen 8 en 20u MET.

De beschrijving van de huidige situ-atie wordt weergegeven aan de hand van kaarten die de ruimtelijke verde-ling van een 2-tal indicatoren tonen.

3. Ozon

>

3.4.1.1. Streefwaarde voor de bescherming van de gezondheid

Als toestandsindicator voor de volks-gezondheid wordt zowel de over-schrijdingsindicator NET60ppb-max8u als de AOT60ppb-max8u berekend.

Overschrijdingsindicator NET60ppb-max8u

In de ozonrichtlijn 2002/3/EG is de langetermijndoelstelling (LTD) voor de overschrijdingsindicator gelijk aan 0 d.w.z. de 8-uursgemiddelde ozon-concentratie in de omgevingslucht mag op geen enkele dag nog boven de 120 µg/m³ uitstijgen. Als mid-dellangetermijndoelstelling (MLTD) wordt vanaf het jaar 2010, gemiddeld over 3 jaar, nog slechts 25 dagen per kalenderjaar toegestaan waarop de LTD mag worden overschreden.

In 2004 waren er 39 dagen waarop in Vlaanderen ergens een 8-uursge-middelde groter dan 120 µg/m³ werd geregistreerd waardoor het 3-jaar gemiddelde oploopt tot net boven de 40 dagen (fi guur 3.1). Om de MLTD van 25 dagen te halen zullen bijge-volg verder duurzame reductiemaat-regelen moeten geïmplementeerd worden. De overschrijdingsindicator kan binnen EU-verband nog niet

ge-evalueerd worden omdat 2004 het eerste jaar was waarin deze indica-torparameter diende gerapporteerd te worden. Het algemeen beeld is echter wel dat Vlaanderen samen met de aangrenzende regio’s in de buurlanden, een dichtbevolkte en

economisch drukke ‘hotspot’ zone uitmaakt waar de ozonproblematiek en de benodigde maatregelen verge-lijkbaar zijn.

Uit fi guur 3.2 blijkt dat 0% van de bevolking in 2004 op meer dan 25

��

��

��

��

��

��

��

���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ����

������������

������������������������������������������������������� ������������������������������� Figuur 3.1.: evolutie in de periode 1987-2003 van de overschrijdingsindicator: het aantal dagen waarop ergens in Vlaanderen het hoogste 8-uursgemiddelde groter is dan 120 µg/m³ (NET60ppb-max8u)

© ??© Marc Slootmaekers

3. Ozon

>

dagen werd blootgesteld aan 8-uurs-gemiddelde concentraties groter dan 120 µg/m³ (25 dagen is het door de EU-richtlijn nog maximaal toegelaten aantal in 2010 (MLTD)).

Jaaroverlast (AOT60ppb-max8u) De AOT60ppb-max8u geeft de jaar-lijkse “ozonoverlast” voor de ge-zondheid weer (fi g. 3.3.). In 2004 bedraagt die overlast gemiddeld over Vlaanderen 2 326 (µg/m³).uren, dat is zo’n 3 à 4 keer minder dan in de hete zomer van 2003. De grootste ozon-overlast in 2004 werd vastgesteld in

Vlaams-Brabant (3 115 (µg/m³).uren).

Dan komen Limburg (2 901 (µg/m³).

uren), Antwerpen (2 464 (µg/m³).

uren) en Oost-Vlaanderen (2 270 (µg/m³).uren). Een merkelijk kleinere overlast was er in West-Vlaanderen met 1 285 (µg/m³).uren (fi guur 3.3.).

De hogere overlast in het oostelijk gedeelte van Vlaanderen heeft te maken met de hogere temperaturen en het ontbreken van atmosferische verdunningsprocessen zoals b.v. een land- en zeebries aan de kust.

Met deze gemiddelde overlast van 2 326 (µg/m³).uren komt de zomer

van 2004 beduidend lager dan het gemiddelde over de laatste 10 jaar (3 777 (µg/m³).uren). In de rij van da-lende gezondheidsoverlast komt 2004 uit op de 7de plaats. In 2004 bleef de overlast in Vlaanderen overal onder de EU-MLTD voor 2010 (5 800 (µg/m³).

uren).

Jaargemiddelden (achtergrondwaarden)

De twee vorige indicatoren zijn groot-heden die vertrekken van de idee van

“drempelwaarden” en het aantal en de graad van overschrijding ervan om Figuur 3.2.: percentage van de bevolking dat blootgesteld werd aan aantal NET60ppb dagen (dagen waarop de hoogste 8-uursgemiddelde concentratie van die dag > 120 µg/m³)

��

���

���

���

���

����

���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ����

�������� ��������������������� �������������� ���������������������

������������������

Figuur 3.3.: ruimtelijke verdeling van de indicator AOT60ppb-max8u voor de bescherming van de volksgezondheid

3. Ozon

>

de impact op de volksgezondheid te karakteriseren. De EU-richtlijn ozon is grotendeels gestoeld op deze ge-dachtegang. Sindsdien zijn de opvat-tingen op het gebied van effecten voor de volksgezondheid geëvolu-eerd. Een WHO-werkgroep (Health aspects of air pollution - answers to follow-up questions from CAFE, Bonn, januari 2004) kwam echter tot het be-sluit dat er voor de bescherming van de volksgezondheid in het algemeen

Figuur 3.4: glijdend 3 jaar gemiddelden van jaargemiddelde en AOT60ppb-max8u

��

��

��

��

��

��

���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ����

�����

�����

���������������������� ��������

��������������

������ ��������

�����������

geen drempelwaarden meer kunnen worden vastgesteld waaronder ef-fecten uitgesloten kunnen worden.

Ze bekeek namelijk recente toxicolo-gische en epidemiolotoxicolo-gische gegevens en stelde vast dat over de totale be-volking (dus niet alleen de risicogroe-pen) de blootstelling en de persoon-lijke gevoeligheid zowel in de tijd als over verschillende individuen sterk varieert. In dit perspectief is het niet uit te sluiten dat, behalve de pieken,

ook de lagere ‘alledaagse’ concentra-ties van ozon (soms) schadelijk kun-nen zijn voor (sommige groepen uit) de bevolking. Daarom is het ook van belang om het verloop van de ach-tergrondconcentraties te volgen. Die kunnen o.a. worden gegeven door het verloop van de over Vlaanderen uitgemiddelde jaargemiddelde waar-den van de ozonconcentratie (zie fi g. 3.4.).

Figuur 3.5.: ruimtelijke spreiding van de indicator AOT40ppb-vegetatie voor de bescherming van gewassen

3. Ozon

>

Daar waar de overlast boven drempel-waarden (in dit geval de AOT60ppb -max8u) een dalende tendens verto-nen, is juist het omgekeerde waar voor de jaargemiddelde concentra-ties: ze nemen per jaar met 0,6 µg/m³ toe en bereiken nu 40 µg/m³. Deze toename geldt voor elk seizoen en zowel overdag als ‘s nachts. Ze wordt ook in andere omliggende landen opgemerkt. Doorgaans wordt de toe-name van deze ‘achtergrondconcen-tratie’ toegeschreven aan:

• de algemeen stijgende uitstoot van ozonvoorlopers NOx en VOS (ook van methaan en CO) in het noordelijk halfrond door stijgende emissies zowel in Noord-Amerika als in Azië (zie de exponentiële economische expansie in China).

De ozonvormende vervuiling neemt toe ondanks de afname van de uitstoot in West-Europa.

De ‘schone’ lucht die over de Atlantische Oceaan ten westen van Ierland Europa binnenkomt (Mace Head waarnemingsstation) vertoont een jaarlijkse aangroei van ozon met 0,49 ± 0,13 ppb (≅

1 µg/m³) gedurende de laatste 16 jaar tot een niveau van 39,3 ± 6,0 ppb in 1999-2003;

• de maatregelen die in Noordwest-Europa genomen zijn sinds het

be-gin van de jaren ‘90 om de ozon-pieken te verminderen. Die maat-regelen in het verkeer (waaronder b.v. de veralgemeende invoering van de katalysator) verminderen de uitstoot van VOS waardoor de pieken in een VOS-gecontroleerde regio inderdaad dalen. Maar de bijhorende daling van de NOx -uit-stoot verhoogt in eerste instan-tie de ozonachtergrondniveaus.

Alleen een nog verdergaande da-ling van de emissies kan de situatie uiteindelijk ten goede keren.

3.4.1.2. Streefwaarde voor de bescherming van de vegetatie

Als indicator voor de opvolging van de vegetatiedoelstelling wordt en-kel de AOT40ppb-vegetatie berekend daar dit de enige indicator voor de bescherming van de vegetatie is die weerhouden werd in de ozonrichtlijn 2002/3/EG.

In 2004 bedroeg de overlast voor de gewassen (AOT40ppb-vegetatie) gemiddeld 7 053 (µg/m³).uren op Vlaamse akkergronden met de hoog-ste waarden (tot 9 904 (µg/m³).uren) in de Kempen, Limburg en Vlaams-Brabant. De laagste waarden waren in West- en Oost-Vlaanderen (fi guur

3.5). Deze overlast voor gewassen en semi-natuurlijke vegetatie is in 2004 op ongeveer de helft teruggevallen van die in het sterk ozonvervuilde jaar 2003.

Bekeken over de laatste 5 jaar (zoals gevraagd in de EU-richtlijn) bedraagt de gemiddelde AOT40ppb-vegetatie in Vlaanderen 9 786 (µg/m³).uren (7 037 - 13 330) wat beneden de middellan-getermijn EU-streefwaarde van 18 000 (µg/m³).uren is. De langetermijndoel-stelling van 6 000 (µg/m³).uren (in 2003 nog op 100% van de Vlaamse akkergronden overschreden) werd in 2004 nog op 58% overschreden.

De overlast voor gewassen van 7 053 (µg/m³).uren in 2004 is duide-lijk lager dan het gemiddelde over de laatste 10 jaar (10 430 (µg/m³).uren).

In de rij van dalende overlast voor de vegetatie komt 2004 uit op de 9de plaats.

3.4.2. Sint-Pieters-Leeuw

In document Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest (pagina 28-32)