• No results found

Effecten voor de drinkwatervoorziening, regionale thema’s

4 Toekomstverkenning Nederlandse drinkwatervoorziening

4.4 Effecten voor de drinkwatervoorziening, regionale thema’s

Oppervlaktewaterwinningen en oevergrondwaterwinningen zijn de voornaamste bronnen voor drinkwater voor West-Nederland (regio Randstad in de

terminologie van de WLO-scenario’s) en Midden-Limburg (regio Overig Nederland uit de WLO-scenario’s) (zie ook Figuur 3.2).

Grondwater vormt de voornaamste bron voor drinkwater in de rest van Nederland (regio’s Overgangszone en Overig Nederland). Overijssel en Groningen beschikken daarbij ook over een oevergrondwater- respectievelijk oppervlaktewaterwinning voor drinkwaterbereiding.

De ontwikkeling van de drinkwatervraag in 2040 per regio is, voor de vier WLO- scenario’s, weergegeven in Figuur 4.3. Uit deze figuur blijkt dat ook per regio, afhankelijk van het scenario, er sprake kan zijn van groei, krimp of stabilisatie van de drinkwatervraag.

Figuur 4.3 Regionale ontwikkeling watervraag voor vier WLO-scenario’s (Baggelaar et al., 2010).

4.4.1 Randstad

De beschikbaarheid van Maaswater wordt, in droge periodes, in toenemende mate een knelpunt. Nu al wordt de inlaat van Maaswater in de Biesbosch- bekkens in de zomermaanden soms enkele dagen onderbroken vanwege een te lage afvoer op de Maas.

Waterkwaliteitsproblemen als gevolg van een verminderde afvoer spelen voor zowel Rijn, IJssel, Maas als IJsselmeer een rol. Bijdragen van regionale emissies hebben gedurende lage afvoerperioden een relatief grote invloed op de

waterkwaliteit. Er is minder verdunning, omdat de rivierafvoer zelf op dat moment zeer laag is.

Verzilting van oppervlaktewater- en oevergrondwaterwinningen is aan de orde in het westen van Nederland. Het deelprogramma Zoetwater (Deltaprogramma) heeft berekend dat in 2100 gedurende droge perioden verzilting wordt verwacht voor een deel van de Rijn en voor het IJsselmeer. Gedurende deze perioden wordt de norm voor drinkwaterbereiding op een aantal locaties overschreden (zie Figuur 4.4). Ook zouden ziekteverwekkers die zich bij deze hogere

zoutgehalten kunnen handhaven en vermeerderen, een probleem kunnen gaan vormen.

Afhankelijk van het scenario vindt in meer of mindere mate verstedelijking plaats. Voor zover het de verstedelijking in de Randstad zelf betreft, is deze vooral van invloed op de beschikbare ruimte voor (oever)grondwaterwinningen en de toename van de watervraag in steden. Verstedelijking bovenstrooms (buiten de regio of zelfs de landsgrenzen) is van invloed op de kwaliteit van het oppervlaktewater dat wordt gebruikt als bron voor drinkwaterproductie in de Randstad-regio. De ontwikkeling van de kwaliteit van het oppervlaktewater dat in de Randstad wordt gebruikt voor drinkwaterproductie, wordt vooral bepaald door ontwikkelingen in het bovenstrooms gelegen deel van het stroomgebied.

Totaal drinkwatergebruik in 2040 per regio

0 100 200 300 400 500 600 700

Randstad Overgangszone Overig Nederland

[miljoen m3/jaar] Basisjaar 2007 Global Economy Strong Europe Transatlantic Market Regional Communities

Dit betekent echter niet dat de regionale component mag worden vergeten. Zo wordt de waterkwaliteit van de Afgedamde Maas in belangrijke mate beïnvloed door emissies uit het omringende gebied.

4.4.2 Overgangszone

In de overgangszone wordt drinkwater voornamelijk bereid uit grondwater. De verstedelijking die in de scenario’s wordt beschreven, heeft in deze regio vooral invloed op de beschikbare ruimte voor winningen en een verschuiving van de watervraag van het landelijk naar het stedelijk gebied. Daarnaast vormt verstedelijking binnen intrekgebieden van grondwaterwinningen een risico voor de grondwaterkwaliteit. Lekkages van (bedrijfsmatige) activiteiten, afkoppelen van hemelwaterafvoer en lekkages van rioleringen vormen risico’s voor de grondwaterkwaliteit.

De druk op de beschikbaarheid van oppervlaktewater van goede kwaliteit kan leiden tot een verhoogde druk op de beschikbare grondwatervoorraad. 4.4.3 Overig Nederland

Zoals beschreven in paragraaf 4.4.1 wordt de beschikbaarheid en kwaliteit van Maaswater, in droge periodes, in toenemende mate een knelpunt. De kwaliteit van de Maas leidt ook nu al regelmatig tot innamestops bij het

Waterproductiebedrijf Heel van WML. Zo was in 2010 de inname 70 keer gesloten voor enkele uren tot dagen. Langdurige innamestops in de ordegrootte van maanden zijn sinds 2002 twee keer voorgekomen. Een innamestop van meer dan drie weken betekent voor Waterproductiebedrijf Heel dat er moet worden overgeschakeld op een alternatieve bron: grondwater. De capaciteit die nu daarvoor voorhanden is, is onvoldoende. De ontwikkeling van een nieuwe winning blijkt planologisch moeilijk inpasbaar (zie ook Tekstbox 3.1).

In het WLO-scenario Regional Communities neemt de watervraag af. Vooral voor de regio Overig Nederland wordt een leegloop op het platteland beschreven. Dit leidt tot krimp van de watervraag. Dit vormt een aandachtspunt voor de

exploitatie van winningen en distributiesystemen, zowel vanuit financieel oogpunt als vanuit technisch oogpunt (achteruitgang waterkwaliteit door lange verblijftijden).

Figuur 4.4 Innamepunten met risico op verzilting door klimaatverandering (data uit: Kielen et al., 2011). De innamepunten langs de rivier de Noord zijn nog niet meegenomen in de knelpuntenanalyse.

4.5 Resumé

Verschillende ontwikkelingen kunnen van invloed zijn op de drinkwatervoorziening in 2040:

 Een stabiele watervraag kan niet zonder meer worden verondersteld; afhankelijk van het scenario kan de vraag zowel sterk toe- als afnemen. De ontwikkeling van de omvang en samenstelling van de bevolking,

economische groei en innovatie zijn hierin belangrijke factoren.

 De hoeveelheid oppervlaktewater die geschikt is voor drinkwaterbereiding staat in elk scenario onder druk. In het bijzonder geldt dat:

o de beschikbaarheid van Maaswater in droge periodes in toenemende mate een knelpunt wordt;

o een beperkte beschikbaarheid van oppervlaktewater kan leiden tot verhoogde druk op de beschikbare grondwatervoorraad.

 In droge periodes verslechtert de oppervlaktewaterkwaliteit door verzilting van de delta en de relatief grotere bijdrage van lozingen. Vanwege de tegelijkertijd ook extremere regenval kunnen sterkere piekverontreinigingen voorkomen die door de zuivering moeten worden afgevangen of waarvoor de inname moet worden onderbroken.

 De verwachte temperatuurstijging door klimaatverandering, zowel direct als indirect door bijvoorbeeld toenemende lozingen van koelwater, kan leiden tot een verhoogde (na)groei van bepaalde ziekteverwekkers. Ook dat kan gevolgen hebben voor de beschikbaarheid van oppervlaktewater van voldoende kwaliteit.

 Demografische ontwikkelingen als vergrijzing en immigratie en een veranderend consumptie- en recreatiepatroon leggen extra druk op de kwaliteit van drinkwaterbronnen en veroorzaken schommelingen in de watervraag.

 Met verstedelijking neemt:

o de beschikbare ruimte voor (oever)grondwaterwinningen af; o de watervraag in steden toe;

o de watervraag in landelijk gebied af.

 In krimpgebieden zal de verblijftijd van drinkwater in het distributienet toenemen, met mogelijk risico’s voor de waterkwaliteit tot gevolg (nagroei van micro-organismen).

 Innovatie speelt in toenemende mate een rol in het beschikbaar maken en houden van drinkwaterbronnen en verdere waterbesparing.

 De drinkwatersector kan er flink anders uit gaan zien (brongebruik, kennisontwikkeling, onderlinge samenwerking, waterketenbenadering). Afhankelijk van het scenario kan daardoor de positie van de overheid ten opzichte van de drinkwaterbedrijven veranderen.