• No results found

Figuur 5.7: Gebruik gfe-voorzieningen voor en na de vragenlijst. Links staat de groep die wel de vragenlijst heeft ontvangen, rechts de groep die geen vragenlijst heeft ontvangen.

percentage huishoudens dat hun gfe apart aanbiedt

effect, zien we dat het gelijktijdig uitvoeren van beide interventies niet leidt tot een significante stijging van de frequentie van het gebruik van de gfe-faciliteiten, ten opzichte van de

gebruiksfrequentie van de huishoudens in de ‘groepsdoelen stellen &

feedback’-interventie.

Zowel in Rotterdam als in Schiedam, heeft het combineren van interventies niet geleid tot een beter scheidingsgedrag dan de interventies los van elkaar.

5.2.5 Tijd slijt?

Bij het implementeren van gedragsinterventies is het ook belangrijk om te kijken hoe lang een interventie effect heeft. In figuur 5.8 hieronder is te zien dat eigenlijk alle interventies na verloop van tijd (2-3 maanden) geen of minder effect hebben. De interventies die het meest robuust lijken te zijn, zijn de ‘opslag in huis faciliteren’, ‘groepsdoelen

stellen & feedback’ en ‘attitude beïnvloeding (nut van afvalscheiding)’. Opvallend

is dat in al deze interventies een vorm van herhaling plaatsvindt; het bakje in huis is een continue reminder aan het scheiden van afval, de feedback over doelen werd meerdere keren in de tijd gedaan, en de

‘attitude beïnvloeding’ bestond uit twee opeenvolgende brieven met een

handzeepje als voorbeeld van het nut om te recyclen. Voor een stabiele gedragsverandering is het dus aan te raden om het gewenste gedrag gedurende een langere periode te blijven stimuleren.

Conclusies

• De interventies die de grootste effectiviteit hebben, zijn ‘opslag in

huis faciliteren’, ‘groepsdoelen stellen & feedback’ en ‘attitude

beïnvloeding (nut afvalscheiding)’.

• ‘Opslag in huis faciliteren’ is in drie pilots op verschillende wijze toegepast en is zeer effectief (ten opzichte van andere interventies). Zowel gfe-bakjes voor het aanrecht als de multisorteerbakken zijn effectieve interventies om

scheidingsgedrag te verbeteren. De voordelen van de bakjes zijn het handzame formaat, het gebruikersgemak en de voordelige aanschafprijs. Het voordeel van de multisorteerbak is de continue uitnodiging om een scheidingskeuze te maken. ‘Opslag in huis

faciliteren’ is geschikt om huishoudens die nog niet (structureel)

scheiden te overtuigen om te starten met structureel scheiden van hun afval. Ruimte en opslag in de woning vormen het grootste knelpunt in de uitvoering. Deze interventie werkt beter als de situatie in de woning en de wensen van bewoners op elkaar zijn afgestemd. Tevreden bewoners gebruiken de bak meer. Het aantal commentaren op de bruikbaarheid van bakje en zakjes suggereert dat het gebruik nog te verbeteren is: het bakje is te klein, het bakje en/of zakje lekt vocht, het zakje sluit niet goed, het bakje en/of zakje gaat kapot. Afstemming van ontwerp en uitvoering op wensen van bewoners zou het gebruik verder kunnen verbeteren. • ‘Groepsdoelen stellen & feedback’ scoort drie sterren en is dus zeer

effectief. Het stellen van doelen bleek effectief om een aangeboden (niet zelf bepaald), collectief doel te halen, waarbij de interventie versterkt werd door herhaalde feedback over de groepsprestatie.

• ‘Attitude beïnvloeding (nut afvalscheiding)’ scoort drie sterren en is dus zeer effectief. Deze interventie verandert de attitude door bewoners juiste en duidelijke informatie te geven in woord en beeld over afvalscheiding en het nut ervan. De interventie is versterkt door herhaling: er is twee keer een brief is verstuurd. • ‘Afstand tot het inzamelpunt aanpassen’ scoort twee sterren op

effectiviteit en doet het dus goed. Wel is deze interventie iets minder krachtig aangetoond dan interventies met drie sterren. Hoe dichterbij de gfe-container is, hoe groter de kans dat

Figuur 5.8: Effect van de interventies na 2-3 maanden.

Interventie Pilot(s) - Interventie Gedrag - significant Na 2-3 maanden

Opslag in huis faciliteren ALM, RDM

>multisorteerbak DH

>inbouwbak DH

Afstand tot inzamelpunt aanpassen AMS, SCH Persoonlijke doelen & activeren RDM Groepsdoelen stellen & feedback SCH Attitude beïnvloeding (nut afvalscheiding) AMS Sociale norm verterken & activeren ALM, UTR

Social modeling SCH

Weerstand erkennen & verminderen UTR

Cadeau vooraf AMS

Beloning in vooruitzicht stellen AMS

*in geval van opslag in huis faciliteren is de gemiddelde waarde genomen

geen bewijs voor beïnvloeding interventie niet effectief uitgevoerd significante beïnvloeding

bewoners die ook gebruiken om gfe-afval te scheiden. Daarbij is het ook belangrijk om te letten op de afstand tot de restafval-container: een gfe-container die verder wegstaat dan een restafvalcontainer, wordt minder vaak gebruikt.

• Ook de interventies ‘social modeling’, ‘cadeau vooraf’ en ‘beloning in vooruitzicht stellen’ scoren twee sterren op effectiviteit en doen het dus goed.

• De interventie ‘Persoonlijke doelen stellen & activeren’ bleek weinig tot niet effectief. Het door bewoners zelf laten stellen van een doel is minder effectief omdat bewoners een weinig ambitieus doel stellen. Dit pleit voor een aangeboden doel, zoals het geval was bij ‘groepsdoelen stellen & feedback’. Ook de interventie ‘Weerstand erkennen & verminderen’ bleek weinig tot niet effectief. De boodschappen over weerstandsreductie werden onvoldoende herinnerd.

• ‘Sociale norm versterken & activeren’ heeft geen score gekregen omdat deze interventie niet effectief is uitgevoerd. “The devil is

in the detail”. De les is om interventies eerst te testen in kleinere

setting (‘pre-testen‘) voordat het geïmplementeerd wordt in een grotere pilot.

• Interventies kunnen goed gecombineerd worden om elkaar aan te vullen. Tijdens de pilots zijn deze aanvullende effecten vastgesteld, maar er zijn geen versterkende effecten

geconstateerd: er is geen additioneel beter (of slechter) scheidingsgedrag vastgesteld, dan de interventies los van elkaar bereikt hebben. Zowel in Rotterdam als in Schiedam, heeft het combineren van interventies niet geleid tot een beter scheidingsgedrag dan de interventies los van elkaar. • Een onverwachte bijvangst is dat de gfe-scheiding van

ondervraagden met 20% is verbeterd door een (deur-aan-deur) enquête, ten opzichte van de groep waarbij geen enquête is afgenomen. Het is de moeite waard om in een vervolgstudie nader in te gaan op deze bijzondere interventievorm. • Het effect van interventies neemt over tijd af. De interventies

die na twee tot drie maanden nog steeds een significant effect hebben (‘opslag in huis faciliteren’, ‘groepsdoelen stellen & feedback’ en ‘attitude beïnvloeding’), worden gekenmerkt door een vorm van herhaling. Voor een stabiele gedragsverandering is het dus aan te raden om het gewenste gedrag gedurende een langere periode te blijven stimuleren, dan wel interventies periodiek uit te voeren.

5.3 Kwaliteit versus kwantiteit

In alle gemeentelijke pilots zijn sorteeranalyses uitgevoerd op het ingezamelde gfe- en restafval. Deze analyses zijn gedaan aan het eind van elke fase in een pilot (basisperiode, interventieperiode, en een eventuele tweede interventieperiode). De analyses zijn uitgevoerd om een beeld te krijgen van de kwaliteit van het ingezamelde gfe-afval en om te kijken of er een effect

waarneembaar is op de samenstelling van het restafval. In figuur

1 https://www.afvalcirculair.nl/onderwerpen/monitoring-cijfers/afvalcijfers/afvalcijfers-land/samenstelling/

5.9 is een voorbeeld te vinden van de sorteeranalyse van ingezameld gfe. Het was niet mogelijk om de sorteeranalyses te koppelen aan interventies: in de verzamelcontainers waaruit de monsters zijn genomen zit afval van zowel de interventiegroep als de controlegroep.

De bevindingen zijn:

• De sorteeranalyses van het restafval uit de pilotgemeenten komen goed overeen met de gemiddelde samenstelling van huishoudelijk restafval zoals door Rijkswaterstaat

gepubliceerd1

• Er is geen effect waarneembaar op de samenstelling van het restafval, ook niet in pilots waar een groot deel van de inwoners in de interventiegroep zat;

• Het ingezamelde gfe-afval bevat aan het einde van de basisperiode gemiddeld 12% vervuiling (met name plastic, metaal/blik, textiel, luiers). Waarschijnlijk speelt de nieuwheid/gewenning een rol, maar dat hebben we niet kunnen meten met één meetpunt. Schiedam en Utrecht scoorden het best, met respectievelijk 6 en 2% vervuiling. Den Haag had met 23% de meest vervuilde fractie.

• Aan het einde van de interventieperiodes bleek de kwaliteit van het ingezamelde gfe-afval verbeterd, naar gemiddeld 7% vervuiling. In Amsterdam en Utrecht was het gfe-afval praktisch helemaal schoon (met uitzondering van dragers). In Almere was 3 procentpunt van 7% vervuiling door luiers, wat te verklaren is door het huidige beleid elders in de gemeente (waar luiers bij gft of gfe aangeboden mogen worden). Den Haag had met 10% meer vervuiling dan gewenst. Zie tevens figuur 5.10. In Schiedam en Rotterdam zijn geen analyses uitgevoerd op het gfe-afval na afloop van de interventieperiode.

Figuur 5.9 Voorbeeld van sorteeranalyse van ingezameld gfe. De foto links is voor het sorteren en de foto rechts is na het sorteren (Almere).

Figuur 5.10: Samenstelling gfe in vier pilots aan het einde van de interventieperiode.