• No results found

EEX-V°/17 verdrag en het Haags Forumkeuzeverdrag

7.1 INLEIDING

De toepasselijkheid van artikel 23 EEX-V°/17 Verdrag en het Haags Forum-keuzeverdrag wordt beperkt door vier grenzen, te weten het materiële toepas-singsbereik van EEX-V°/Verdrag/Haags Forumkeuzeverdrag (artikel 1 EEX-V°/Verdrag/Haags Forumkeuzeverdrag, zie hiervoor hoofdstuk 4), het internationaliteitsvereiste (hoofdstuk 5), het temporeel toepassingsbereik (hoofdstuk 6) en ten vierde het formele toepassingsbereik. Het laatste omvat mede het territoriale geldingsbereik. Het formele toepassingsbereik, inclusief het territoriale geldingsbereik, komt in dit hoofdstuk aan de orde.

Deze formele grens is niet bepalend voor de geldigheid van de forumkeuze of een voorwaarde voor totstandkoming, maar slechts een voorwaarde voor de toepasselijkheid van artikel 23 EEX-V°/17 Verdrag.1Buiten het toepassings-bereik van artikel 23 EEX-V°/17 Verdrag en het Haags Forumkeuzeverdrag wordt de geldigheid van een forumkeuze getoetst aan het commune internatio-naal privaatrecht. Met andere woorden: zodra artikel 23 EEX-V°/17 Verdrag noch het Haags Forumkeuzeverdrag van toepassing zijn, blijft ruimte bestaan voor een (geldige) forumkeuze onder het commune internationale privaatrecht (of een verdrag over een bijzonder onderwerp).

Artikel 23 EEX-V°/17 Verdrag kent twee voorwaarden voor de (formele) toepasselijkheid:

i) Eén der partijen moet woonplaats hebben in een EG lidstaat (artikel 23 EEX-V°) of verdragsluitende staat (artikel 17 Verdrag);

ii) Een gerecht of gerechten van een EG lidstaat respectievelijk verdragsluiten-de staat moeten zijn aangewezen.2

Beide voorwaarden komen achtereenvolgens in de paragrafen 7.2 en 7.3 aan bod. Een derde voorwaarde voor het formele toepassingsbereik, inhoudende dat zou moeten worden gederogeerd aan de rechtsmacht van een EG lidstaat c.q. verdragsluitende staat, wordt besproken in paragraaf 7.4. Overigens

1 Jeantet, CDE 1972, p. 405; Droz, Compétence Judiciaire, p. 117; Rb. Amsterdam 13 mei 1975, NJ 1976, 323; Krings, Preadvies NVIR 1978, p. 107; ktr Amsterdam 27 april 2000, Prg 2000, nr. 5493.

2 De HR hanteerde deze voorwaarden onder meer om een beroep op artikel 17 EEX af te wijzen in het arrest van 25 april 1997, RvdW 1997, 113, NJ 1998, 665 (Filippijnse Zeelieden).

concludeer ik in laatstgenoemde paragraaf dat deze voorwaarde voor formele toepasselijkheid niet mag worden gesteld.3Het formele toepassingsbereik van artikel 23 EEX-V°/17 Verdrag heeft tot gevolg dat voor het commune inter-nationaal privaatrecht4betreffende forumkeuze slechts ruimte bestaat in drie situaties:

i) Partijen hebben beide woonplaats buiten de EG lidstaten (EEX-V°) c.q. verdragsluitende staten (Verdrag) en hebben een gerecht van een EG lidstaat respectievelijk verdragsluitende staat aangewezen. Artikel 23 EEX-V°/17 Verdrag is dan in afwijking van de hoofdregel ten dele toch toepasselijk. Indien niet aan het woonplaatsvereiste is voldaan, wordt derogatie toch door artikel 23 EEX-Vº/17 Verdrag beheerst. Dit onderwerp wordt niet in hoofdstuk 7 behandeld, omdat de prorogatie van de rechter van de EG lidstaat c.q. verdragsluitende staat niet op basis van artikel 23 EEX-Vº/17 lid 1, laatste zin Verdrag plaatsvindt. Derogatie ingevolge artikel 23 lid 3 EEX-Vº/17 lid 1, laatste zin Verdrag komt aan bod in paragraaf 10.7.4.

ii) Eén of meer partijen hebben woonplaats in een EG lidstaat c.q. verdrag-sluitende staat en hebben een gerecht buiten de EG lidstaten (EEX-V°) respectievelijk verdragsluitende staten (Verdrag) aangewezen;

iii) Partijen hebben beide woonplaats buiten de EG lidstaten (EEX-V°) c.q. verdragsluitende staten (Verdrag) en hebben een gerecht buiten de EG lidstaten respectievelijk verdragsluitende staten aangewezen.

Slechts in de gevallen (i), (ii) en (iii) zal de aangezochte rechter van een EG lidstaat c.q. verdragsluitende staat de forumkeuze toetsen aan zijn commuun internationaal privaatrecht. In de eerste situatie kan de rechter geprorogeerd of gederogeerd zijn; in de situaties twee en drie zal de rechter gederogeerd zijn.

De nationaliteit van partijen doet niet terzake. Zulks zou een ongeoorloofde discriminatie onder artikel 12 EG-Verdrag zijn.5Het verbod tot discriminatie van niet-onderdanen van de EG vloeit voort uit artikel 2 lid 2 EEX-V°/Verdrag dat gelijke behandeling tussen onderdanen en niet-onderdanen voorschrijft.6

Het eerste lid van hetzelfde artikel benadrukt dat nationaliteit geen rol speelt. Een laatste probleem is de samenloop van het formele toepassingsbereik van de artikelen 23 c.q. 17 EEX-V°/Verdrag met het toepassingsbereik van een ander artikel dat betrekking heeft op forumkeuze. Bijvoorbeeld: samenloop van het formele toepassingsbereik van artikel 23 EEX-V° met 17 EEX of met

3 HvJ 1 maart 2005, zaak C-281/02, Owusu/Jackson, Jur. 2005, p. I-1383, NJ 2007, 369, r.o. 26 e.v.

4 Artikel 8 Rv in het Nederlandse commune internationaal privaatrecht en artikel 7 WIPR in het Belgische commune internationaal privaatrecht.

5 HvJ 10 februari 1994, zaak C-398/92, Mund & Hatrex, Jur. 1994, p. I-467, NJ 1994, 385. 6 OLG Bamberg 23 februari 1979, RIW/AWD 1979, p. 566.

het formele toepassingsbereik van artikel 17 EVEX. Ook is samenloop denkbaar tussen artikel 17 EEX en 17 EVEX. Welk artikel dient de Nederlandse rechter toe te passen, indien partijen met woonplaats in Zwitserland en Denemarken de bevoegdheid van de Nederlandse rechter zijn overeengekomen?7Doordat het formele toepassingsbereik van artikelen 23 EEX-V°, 17 EEX en 17 EVEX verschilt, kunnen zich conflicten voordoen. Hierover gaat paragraaf 7.5. Ten slotte vergelijk ik het formeel toepassingsbereik van artikel 23 EEX-Vº/17 Verdrag met het formeel toepassingsbereik van het Haags Forumkeuzeverdrag in paragraaf 7.6. Het Haags Forumkeuzeverdrag heeft een ander uitgangspunt voor het formele toepassingsbereik, omdat slechts de aanwijzing van een gerecht van een verdragsluitende staat is vereist. De woonplaats van partijen is niet relevant, tenzij de partijen woonplaats hebben in dezelfde staat. Dit hoofdstuk eindigt met een conclusie in paragraaf 7.7.

7.2 WOONPLAATS IN EEN EG C.Q.VERDRAGSLUITENDE STAAT

7.2.1 Inleiding

Artikel 23 EEX-V°/17 lid 1 Verdrag schrijft voor dat ten minste één van de partijen woonplaats moet hebben op het grondgebied van een EG lidstaat respectievelijk verdragsluitende staat. Achtergrond van deze voorwaarde is dat EEX-V°/Verdrag de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen beoogt te vergemakkelijken.8Deze voorwaarde zal op het eerste gezicht niet veel problemen opleveren.9 De woonplaatsen en de partijen zullen bekend en redelijk stabiel zijn (op korte termijn), zodat de conclusie in de regel snel zal zijn getrokken. In de praktijk is deze voorwaarde niet vaak een probleem. De doctrine heeft daarentegen veel aandacht besteed aan deze voorwaarde. Met name door verandering van de woonplaats (bijvoor-beeld door verhuizing) of overgang van de forumkeuze (bijvoor(bijvoor-beeld door een cognossement dat overgaat naar de ladingbelanghebbende), treden wijzi-gingen op die de toepasselijkheid van artikel 23 EEX-V°/17 Verdrag kunnen beïnvloeden.

7 De EG heeft met Denemarken op 19 oktober 2005 een Overeenkomst gesloten over de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlij-ke en handelszaburgerlij-ken (PbEG L 299/62 d.d. 16 november 2005) op grond waarvan art. 23 EEX-V° ook in de betrekkingen tot Denemarken van kracht zal zijn. De Raad heeft de Overeenkomst op 27 april 2006 goedgekeurd (PbEG L 120/22 d.d. 5 mei 2006), maar de Overeenkomst is in werking getreden op 1 juli 2007 (PbEG L94/70 d.d. 4 april 2007). 8 HvJ 9 november 2000, zaak C-387/98, Coreck Maritime/Handelsveem, Jur. 2000, p. I–9337,

NJ 2001, 599, r.o. 17.

9 Uitzonderingen bijv. zijn: Ktr ’s-Gravenhage 23 april 1997, NIPR 1999, 191 en HvJ 9 novem-ber 2000, zaak C-387/98, Coreck Maritime/Handelsveem, Jur. 2000, p. I-9337, NJ 2001, 599.

De volgende vragen over het formele toepassingsbereik van artikel 23 EEX-V°/17 Verdrag kunnen rijzen en worden hierna achtereenvolgens behan-deld:

i) Welke partijen bedoelt artikel 23 lid 1 EEX-V°/17 lid 1 Verdrag; de partijen bij (het sluiten van) de forumkeuze of de procespartijen? (paragraaf 7.2.2) ii) Wanneer moet tenminste één der partijen woonplaats hebben op het grondgebied van een EG lidstaat respectievelijk verdragsluitende staat: ten tijde van het overeenkomen van de forumkeuze of ook daarna, bijvoor-beeld bij het begin van de procedure (paragraaf 7.2.3)?

iii) Wat wordt verstaan onder ‘woonplaats’ (paragraaf 7.2.4)?

iv) Moeten partijen in verschillende EG lidstaten (EEX-V°) c.q. verdragsluitende (Verdrag) staten woonplaats hebben (paragraaf 7.2.5)?

v) Wat omvat het grondgebied van de EG lidstaten (EEX-V°) c.q. verdrag-sluitende (Verdrag) staten (paragraaf 7.2.6)?

7.2.2 Welke partijen: de contract- of procespartijen?

Een forumkeuze is een procesrechtelijke overeenkomst die meestal in een wederkerige overeenkomst of statuten voorkomt. De overeenkomst kan leiden tot gebondenheid van derden, door rechtsopvolging onder algemene of bijzon-dere titel, zoals cessie, subrogatie, schuldoverneming, contractsoverneming. De partij bij de forumkeuze behoeft dus niet de procespartij te zijn. Paragraaf 11.2.7 zal handelen over derdenwerking van forumkeuze en de gevolgen van overgang van een forumkeuze voor de toepasselijkheid van artikel 23 EEX-V°/17 Verdrag. Daarom zal de vraag welke partijen artikel 23 EEX-V°/17 Verdrag bedoelt – contract- of procespartijen, indien deze door derdenwerking verschillend zijn – in paragraaf 11.2.7 worden beantwoord. Uit deze paragraaf zal blijken dat de derdenwerking van een forumkeuze in grote lijnen de derdenwerking van overeenkomsten in het algemeen volgt. Het uitgangspunt voor derdenwerking is derhalve dat een forumkeuze in beginsel geen derden-werking heeft, omdat slechts de partijen bij de forumkeuze zijn gebonden. De geldigheid van een forumkeuze moet daarom in beginsel worden be-schouwd in de oorspronkelijke verhouding, derhalve tussen contractspartijen. Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie is het moment van de totstandkoming van de forumkeuze beslissend, indien de partijen bij de forum-keuze niet dezelfde zijn als de procespartijen. Één van de partijen te tijde van het overeenkomen van een forumkeuze moet woonplaats in een EG lidstaat c.q. verdragsluitende staat hebben. Ten tijde van de totstandkoming van de forumkeuze moet bovendien een gerecht van een EG c.q. verdragssluitende staat zijn aangewezen. De woonplaats van de derde(n) – procespartij – noch de plaats van een gewijzigd gerecht is voor de toepasselijkheid van artikel 23 EEX-V°/17 Verdrag van belang. Ik verwijs voor een uitgebreide analyse naar paragraaf 11.2.

7.2.3 Wanneer wordt de ‘momentopname’ gemaakt?

Wanneer moet tenminste één der partijen woonplaats hebben op het grond-gebied van een EG lidstaat (EEX-V°) of verdragsluitende (Verdrag) staat? Bij een forumkeuze zal de datum van totstandkoming van de forumkeuze bijna nooit samenvallen met het begin van de procedure. Aldus kunnen verschillen-de peilmomenten (eventueel gecombineerd) gelverschillen-den waarop vastgesteld kan worden of aan het woonplaatsvereiste is voldaan:

i) Het moment van totstandkoming van de forumkeuze; ii) Het moment van inleiden van de procedure;

iii) Eén van beide momenten (alternatief); iv) Beide momenten (cumulatief).

De laatste, meest strikte variant is tot nu toe niet verdedigd. De reden hiervoor is mij niet bekend. De cumulatieve voorwaarde lijkt streng en zou het formele toepassingsbereik van artikel 23 EEX-V°/17 Verdrag wellicht te veel beperken. Mijns inziens is deze oplossing niet in harmonie met de peildatum in geval van overgang van de forumkeuze. Daar behoeft op het moment van het inleiden van de procedure geen der partijen woonplaats te hebben in een EG lidstaat respectievelijk verdragsluitende staat.10De strenge toets van (iv) zou daarmee niet te verenigen zijn. Deze mogelijkheid laat ik verder buiten be-schouwing.

Voor de andere (combinaties van) peilmomenten zijn verschillende argu-menten aangevoerd. Allereerst volgt een overzicht van de (uiteenlopende) opvattingen over de ‘momentopname’.

De opvatting dat voldaan moet zijn aan het woonplaatsvereiste ten tijde van totstandkoming van de forumkeuze lijkt de meest gangbare (toets (i)).11

De aanhangers van deze visie verwijzen meestal naar de tekst van artikel 17 Verdrag.12Die tekst luidt, voor zover relevant:

10 Zie hierna paragraaf 11.2.7.

11 Ras, TvP 1975, p. 891; Lemaire WPNR 1972, (5188), p. 398, noot 28; Müller, in Bülow-Böckstiegel-Müller, Artikel 17, aant. II,1; Gaudemet-Tallon, Jurisdiction Clauses, p. 130; Gaudemet-Tallon, Les Conventions, p. 74; Gaudemet-Tallon, Compétence en Europe, p. 92; Gothot-Holleaux, La Convention, p. 94; Van Houtte/Pertegás Sender, Het nieuwe Europese IPR, p. 36; Huet, Clunet 1980, p 353; Huet, Clunet 1983, p. 846, Ekelmans, noot Tilly Russ/Nova, CDE 1985, p. 445; Holleaux, Foyer & Geouffre de la Pradelle, p. 386, nr 834; Geimer, IZPR, p. 428; (twijfelend) Kaye, Civil Jurisdiction, p. 1083; Killias, Gerichtsstands-vereinbarungen, p. 82; Nagel/Gottwald, IZPR, p. 131; Schlosser, EZPR, p. 152; vgl. Corte d’Appello di Genova 25 mei 1979, Serie D I-17. 1.2-B 17; Rb. Amsterdam 22 januari 1977, Serie D I-17.1.2 B 7; Hof Amsterdam 20 april 1995, NIPR 1996, 115 en onbeantwoord Rb. Amsterdam 1 oktober 1986, NIPR 1987, 454.

‘Wanneer de partijen, van wie er tenminste één woonplaats heeft op het grond-gebied van een verdragsluitende Staat, een gerecht of de gerechten van een ver-dragsluitende Staat hebben aangewezen...’.

Hieruit kan worden afgeleid dat één van de partijen die de forumkeuze sluit, woonplaats in een verdragsluitende staat moet hebben. Gaudemet-Tallon13

wijst in het bijzonder op het gebruik van de indicatief.14Ook kan worden gewezen op de rechtszekerheid15en voorspelbaarheid die een forumkeuze beoogt te bereiken. Dit doel van een forumkeuze zou ondergraven worden, indien partijen zouden moeten wachten tot het inleiden van de procedure om met zekerheid te weten of artikel 23 EEX-V°/17 Verdrag van toepassing is. Een later peilmoment maakt de toepasselijkheid van artikel 23 EEX-V°/17 Verdrag voorts manipuleerbaar na het sluiten van de overeenkomst. Door verplaatsing van de woonplaats of overdracht van de rechten en verplichtingen uit de overeenkomst kan één partij de geldigheid van de forumkeuze beïnvloe-den.

Ook de tweede opvatting heeft aanhang in de doctrine gevonden.16Het belang-rijkste argument voor deze peildatum volgt uit het arrest Sanicentral/Collin.17

Daarin overwoog het Hof van Justitie dat een forumkeuze eerst rechtsgevolg krijgt op de dag dat de rechtsvordering wordt ingesteld. Vervolgens trekt het Hof van Justitie hieruit de conclusie dat dit het tijdstip is waarvan men dient uit te gaan om de forumkeuze te toetsen aan de dan geldende rechtsregels. De peildatum voor toepassing van artikel 23 EEX-V°/17 Verdrag valt niet samen met totstandkoming, maar met het inleiden van de procedure. Hierin kan inderdaad een aanwijzing worden gelezen dat het moment van het begin van de procedure doorslaggevend is. Gaudemet-Tallon18stelt daartegenover dat het in het arrest Sanicentral/Collin19 ging om het overgangsrecht20van het EEX. Het Hof van Justitie had namelijk te oordelen over de vraag of een nietige forumkeuze daterende voor de inwerkingtreding van het EEX alsnog

13 Gaudemet-Tallon, Les Conventions, p. 74; Gaudemet-Tallon, Compétence en Europe, p. 92. 14 Gaudemet-Tallon, Compétence en Europe, p. 92; anders: Schamp, RW 1988-1989, p. 905. 15 Gaudemet-Tallon, Compétence en Europe, p. 92.

16 Hartley, Civil Jurisdiction, p. 73; Kropholler, EZPR, p. 277, nr. 11 (met uitzondering voor strengere normen na totstandkoming); Schamp, RW 1988-1989, p. 905; Schockweiler, Civil Jurisdiction, p. 122; Westenberg, WPNR 5846 (1987), p. 569; AG Capotorti voor HvJ 13 november 1979, zaak 25/79, Sanicentral/Collin, Jur. 1979, p. 3436, NJ 1980, 510; Beraudo, Juris Classeur, Suppl 3, 1989, p. 16; Diamond, Jurisdiction Clauses, p. 141; HvB Antwerpen 20 december 1978, serie D I-17.1.1-B9.

17 HvJ 13 november 1979, zaak 25/79, Sanicentral/Collin, Jur. 1979, p. 3423, NJ 1980, 510, r.o. 6; voor een bespreking zie paragraaf 6.2.

18 Civil Jurisdiction, p. 130; Compétence en Europe, p. 93.

19 HvJ 13 november 1979, zaak 25/79, Sanicentral/Collin, Jur. 1979, p. 3423, NJ 1980, 510. 20 HvJ 13 november 1979, zaak 25/79, Sanicentral/Collin, Jur. 1979, p. 3423, NJ 1980, 510,

effect kreeg ter zake van een procedure die de eiser na inwerkingtreding van het EEX had aanhangig gemaakt.

Ik meen dat deze redenering wat gemakkelijk is, omdat ook bij het woon-plaatsvereiste de temporele toepassing van artikel 23 EEX-V°/17 Verdrag aan de orde is. Het gaat weliswaar niet (steeds) om overgangsrecht, maar wel om toetsing van een forumkeuze in verband met het toepassingsbereik. Dezelfde vraag is aan de orde: toetst de rechter op het moment van totstandkoming van de forumkeuze of het begin van de procedure. Het belangrijkste verschil tussen beoordeling van het juiste moment voor het woonplaatsvereiste en het overgangsrecht van artikel 23 EEX-V°/17 Verdrag is artikel 66 EEX-V°/54 Verdrag. Het Hof van Justitie was in het arrest Sanicentral/Collin gebonden aan de duidelijke tekst van artikel 54 EEX. Het arrest Sanicentral/Collin21

is dan ook niet zozeer een interpretatie van artikel 17 EEX, maar van artikel 54 EEX. Schockweiler,22voormalig raadsheer in het Hof van Justitie, merkt dan ook op dat het de vraag is of het antwoord op de prejudiciële vraag in Sani-central/Collin betreffende de temporele reikwijdte van het EEX ook mag worden toegepast op het woonplaatsvereiste bij forumkeuze.

Een nadeel van de tweede opvatting over het tijdstip waarop een partij een woonplaats moet hebben is dat in de EG lidstaten c.q. verdragsluitende staten geen uniformiteit bestaat betreffende het moment waarop de procedure begint. Het Hof van Justitie heeft dat overgelaten aan het nationale proces-recht.23Artikel 30 EEX-V° bevat een bepaling hierover, maar deze is slechts van toepassing op afdeling 9 inzake aanhangigheid en samenhang. Artikel 30 EEX-Vº heeft geen betrekking op artikel 23 EEX-Vº.

De derde opvatting is de meest liberale: indien aan het woonplaatsvereiste is voldaan op één van de momenten, is artikel 23 EEX-V°/17 Verdrag van toepassing. De grote aanhanger van de liberale opvatting is Droz24gevolgd enige andere auteurs.25Droz26wijst op het exclusieve en derogerende karak-ter van artikel 17 EEX en de bescherming van de belangen van partijen door de vormvoorschriften. Het eerste argument onderstreept mijns inziens het grote belang van artikel 23 EEX-V°/17 Verdrag en de concentratie van de geschillen bij één gerecht. De tweede reden toont aan dat een liberale opvatting niet leidt tot onevenwichtige nadelen voor partijen, omdat zij door de vormvoorschriften zijn beschermd. Ten derde doet Droz een beroep op artikel 20 EEX27 dat

21 HvJ 13 november 1979, zaak 25/79, Sanicentral/Collin, Jur. 1979, p. 3423, NJ 1980, 510. 22 Schockweiler, Jurisdiction Clauses, p. 120.

23 HvJ 7 juni 1984, zaak 129/83, Zelger/Salinitri, Jur. 1984, 2397, NJ 1985, 331. 24 Droz, Compétence Judiciaire, p. 118; Civil Jurisdiction, p. 262.

25 Van Houtte/Pertegás Sender, Europese IPR-Verdragen, p. 51; Kaye, Civil Jurisdiction p. 262; Krings, Preadvies NVIR 1978, p. 108; Philip, Jurisdiction Clauses, p. 153; Laenens, TvP 1982, p. 241; Laenens, Bevoegdheidsovereenkomsten, p. 169; de Bra, Verbraucherschutz, p. 194. 26 Droz, Compétence Judiciaire, p. 188.

beoogt de niet verschenen verweerder te beschermen door ambtshalve toetsing van de bevoegdheid.

Philip28maakte in zijn opstel over forumkeuze aanvankelijk onderscheid tussen de situatie waarbij één van de partijen woonplaats had in een verdrag-sluitende staat ten tijde van het sluiten van de forumkeuze, maar geen der partijen woonplaats had in een verdragsluitende staat ten tijde van het begin van de procedure en de ‘spiegelbeeldsituatie’ daarvan. Met ‘spiegelbeeld-situatie’ bedoel ik de situatie dat geen van de partijen woonplaats had ten tijde van het totstandkomen van de forumkeuze en ten minste één van partijen woonplaats had in een EG lidstaat c.q. verdragsluitende staat ten tijde van het begin van de procedure. In het eerste geval is artikel 23 EEX-V°/17 EEX steeds van toepassing. In de spiegelbeeldsituatie is doorslaggevend of eiser dan wel verweerder bij het inleiden van de procedure woonplaats binnen de EG lidstaten respectievelijk verdragsluitende staten heeft. Indien de verweerder woonplaats binnen de EG lidstaten of verdragsluitende staten heeft, volgt toepasselijkheid uit artikel 3 EEX. In de omgekeerde casus in geval van de spiegelbeeldsituatie (alleen eiser woonplaats) leidde hij niet-toepasselijkheid af uit artikel 4 EEX. Dit onderscheid heeft Philip later in zijn opstel laten varen en concludeert tenslotte dat de uniformiteit het meest gediend is met een zo ruim mogelijk bereik van artikel 17 EEX.29 Voldoende is derhalve dat aan het woonplaatsvereiste is voldaan bij het sluiten van de overeenkomst of het begin van de procedure. Voorts beargumenteert hij dat de rechtszekerheid gebiedt dat partijen bij totstandkoming met zekerheid moeten kunnen uitgaan van de geldigheid van de forumkeuze. Ten tijde van het begin van de proce-dure moet artikel 17 EEX eveneens toepasselijk zijn, omdat dit moment proces-rechtelijk het belangrijkste is.

Na het overzicht van standpunten kom ik thans tot een analyse. Het gaat om 2 situaties:

a) Ten minste één der partijen had woonplaats in een EG lidstaat c.q. ver-dragsluitende staat bij totstandkoming van de forumkeuze en geen der partijen had woonplaats in een EG lidstaat c.q. verdragsluitende staat bij het begin van de procedure;

b) Geen der partijen had woonplaats in een EG lidstaat c.q. verdragsluitende staat bij totstandkoming van de forumkeuze en ten minste één der partijen had woonplaats in een EG lidstaat c.q. verdragsluitende staat bij het begin van de procedure.

Deze situaties zal ik afzonderlijk bezien. Allereerst herhaal ik dat het niet gaat om geldigheid van de forumkeuze, maar de toepasselijkheid van artikel 23 EEX-V°/17 Verdrag dan wel het commune internationale privaatrecht. De

28 Philip, Jurisdiction Clauses, p. 152. 29 Philip, Jurisdiction Clauses, p. 153.

rechter kan bij gebreke van een woonplaats terugvallen op het commune internationale privaatrecht, indien artikel 23 EEX-V°/17 Verdrag niet van toepassing zou zijn.30

Bij het onderzoek moet allereerst de strekking van het woonplaatsvereiste in artikel 23 EEX-V°/17 Verdrag worden bezien. Het doel van het woonplaats-vereiste is de verbondenheid van het geschil en de forumkeuze met de EG lidstaten respectievelijk verdragsluitende staten te versterken tezamen met de voorwaarde dat een gerecht van een EG lidstaat respectievelijk verdrag-sluitende staat moet zijn aangewezen.31 Indien geen verband met de EG lidstaten c.q verdragsluitende staten bestaat, behoeven de gerechten van de EEX-V°/Verdrag staten ook niet belast te worden met geschillenbeslechting op grond van een forumkeuze. Uit de strekking lijkt geen antwoord voor de