• No results found

Ingres Uit: M. Friedlaender, David to

Delacroix.

Cambridge Mass. 1968

Het archaïsche M, het primitieve en het lineair-abstracte horen allemaal bij een Romantische tendens. Ingres' werk maakte deel uit van een periode waarin in geheel Europa Romantisch gevoel en Romantische kunst

overheersten. Daarom werd Ingres' klassicisme onvermijdelijk en wezenlijk beïnvloed door de Romantische visie van zijn tijd. Het resultaat was een Romantisch klassicisme, waarin Romantische, irrationele en anti-klassieke elementen binnendrongen - zowel wat betreft de vorm als de onderwerpen - en de algemene toon van het rationele klassicisme op een bijzondere manier wijzigden.!...)

Het 'Turl<se Bad'werd in 1859 als een rechthoek geschilderd, in 1863 gewijzigd tot zijn huidige ronde vorm, waarbij de kleine figuur in het bad buiten proportie werd toegevoegd.!...)

De directe herkomst van het onderwerp van dit schilderij was een geestige beschrijving van een vrouwenbad in Adrianopolis van een eeuw eerder door een Engelse lady in haar 'Turkse Brieven'. Maar in meer algemene zin is wat we hier zien een weerspiegeling van de Romantische smaak, zelfs bij de op de Grieken en Rafael georiënteerde Ingres, voor het exotische en oriëntaalse - een smaak die het meest levendig tot uiting komt bij Delacroix en die ook aanwezig is in Ingres' eigen vroegere 'Odalisques'.!...)

' Behorend tot een zeer oud tijdperk van een

beschaving J.D. Ingres, Tel<eningen voor de "Grote odalisk'

In tegenstelling tot Delacroix zag Ingres zijn odalisken niet als kleurige en bekoorlijke objecten, niet als zo maar iets exotisch, maar veel meer als een bepaald vrouwentype. De haremvrouw, die apathisch achterover leunt in haar kussens met haar poezelige, soepele ledematen open en bloot uitgestrekt, vormt de volmaakte uitdrukking van dit type. (...)

De historische rol van Ingres ligt hierin, dat hij de kunst van zijn tijd zuiverde door zich te ontdoen van versleten formules en gebaren van een oud, muf klassicisme. Van alles wat Ingres gedurende een lang en arbeidzaam leven voortbracht, kon het nageslacht zich in artistiek opzicht slechts laven aan de tekeningen en een paar schilderijen: die enkele werken, die doordrongen zijn van het 'gotische' en het 'archaïsche'er\ die zó het heldere en abstracte karakter kregen, dat ook te vinden is in de Japanse tekeningen, waar de grote tekenaar-schilders van de negentiende eeuw zo van hielden. Een Chinese of Japanse kunstenaar die in Griekenland verdwaald is geraakt.

Het exotisme Uit: Eugenie de Keyser, L'occident

romantique. Geneve 1965

' Engelse dichter tijdens de Romantiek

Het verleden kan als voorwendsel dienen om de eigen tijd te negeren of als toevluchtsoord; hetzelfde kan gelden voor verre landen en trouwens voor alles wat geen betrekking heeft op het dagelijks leven en de taak die volbracht moet worden. (...) De landen rond de Middellandse Zee werden iets heel anders dan een ervaring zonder weerslag op het huidige leven, waaruit men naar believen gebeurtenissen en helden kon kiezen; ze werden tot een heden met allerlei complicaties. (...) Het directe contact met het vreemde dwong er toe dit als anders te erkennen en niet langer als een verlengstuk van zichzelf.(...)

Het is genoeg om de schommelingen in de betrekkingen van Delacroix met de moslim-landen te volgen om zich rekenschap te geven van deze

ontdekking en wat zij met zich meebracht. Voordat hij de Middellandse Zee heeft overgestoken, is de schilder gefascineerd door de Islam -zoals hij die meent te leren kennen uit de gedichten van Byron ') of verhalen in

tijdschriften en kranten; maar het blijft voor hem een fantasiewereld, waarvan hij zich kan bedienen, net als van de geschiedenis, om zijn eigen spookbeelden te belichamen: de smaak van bloed, geweld, van steigerende paarden en kostbare voorwerpen. Het is een theatraal en nachtmerrie-achtig oosten, waar verklede personages bedachte gebaren herhalen. Het directe contact met Afrika zal Delacroix openbaren wat geen enkel boek, geen enkel voorwerp hem heeft kunnen leren: de tegenwoordigheid van het

onbekende. Hij ondergaat dan de confrontatie met een geheime,

onbewogen wereld, die mysterieuzer is dan al zijn dromen en toch tastbaar.

De schok is zo hevig, dat deze hem dwingt een nieuwe manier van schilderen te vinden. (...)

De vier maanden die hij in Marokko doorbracht vormden in zijn bestaan een periode van cruciale betekenis. Veel van zijn vroegere werk lijkt een

vooruitwijzing naar zijn verblijf op het Afrikaanse continent en bijna alles wat hij nadien schilderde, draagt nog de sporen die hij tijdens dit sprookjesachtige avontuur had opgedaan.(...)

Kort tevoren hadden de Fransen Algiers veroverd en nu was het noodzakelijk om met de sultan van Marokko zo snel mogelijk goede betrekkingen aan te knopen. Geheel onverwacht werd Delacroix de gelegenheid geboden een diplomatieke delegatie naar Marokko op diens missie te vergezellen.(...)

Op 11 januari 1832 scheepte de kleine delegatie zich in en bijna twee weken later bereikte men Tanger, dat op Delacroix al dadelijk een overweldigende indruk maakte. Hij voelde zich iemand die droomt en die bang is dat de dingen die hij ziet hem zullen ontsnappen. Doch Delacroix was er de man niet naar om zijn indrukken zo maar te laten ontglippen: hij schreef brieven, hield een dagboek bij en legde talloze taferelen vast in haastige schetsen en snelle, maar trefzekere aquarellen. Zo kwamen landschappen, interieurs, portretten, kostuums, dieren en planten in zeven lijvige albums terecht, waarvan er later vier verloren zijn gegaan. Ze zouden voor de schilder van onschatbare betekenis blijken: de droom werd tot in details genoteerd en

gevisualiseerd en dat materiaal vormde de basis van schilderijen die soms bijna dertig jaar later hun definitieve gestalte kregen.(...)

Te Algiers slaagde hij er in, met tekenstift, verf en penselen in een harem door te dringen. Hij vertoefde er enige uren en beleefde er ogenblikken van verrukking en vreemd geluk. De 'bekoorlijke menselijke gaze//en'temidden van fluweel, zijde en goud brachten hem in een staat van koortsachtige opwinding. De lascieve loomheid van de oriëntaalse schonen met hun donkere ogen voerde hem terug naar de dagen van Homerus, zoals zijn schilderij 'Femmes d'Alger' (1834) ons nu in het Louvre terugvoert naar de tijd van de Romantiek.

Eugene Delacroix, Muren van Moknes, scheisboek, zussen 1 en 5 april 1832

Royal Pavilion Uit: Brochure over het Royal

Pavilion, z.n., z.j.

Het gebouw dat Prins George in 1786 huurde, heette 'Brighton House', een aanzienlijke herenboerderij met bosjes, rozen en uitzicht op zee.

Gedurende de lente en zomer van 1787 werd de boerderij verbouwd tot een Palladiaanse villa, met een centrale rotonde tussen twee vleugels die

John Nash, Royal Pavilion, Brighton 1815-1823

' Xanadu of Shang-tu was de zomerhoofdstad van de Mongoolse keizers van China. In een beroemd Engels gedicht uit de Romantiek wordt het als plaats van een pleziertuin genoemd.

Humphrey Repton, Ontwerp voor het Royal Pavilion in Brighton bekroond werd door een kleine koepel. Deze klassieke strengheid werd getemperd door ronde erkers en verfijnd smeedijzerwerk dat kenmerkend is voor de Regency stijl die nog steeds te zien is in Brighton en enkele andere steden. Tussen 1801 en 1804 werden balkons toegevoegd.

Het paviljoen werd opnieuw uitgebreid. Aan iedere hoek van de voorgevel werd een ovale kamer toegevoegd. Juist in die periode adopteerde de Prins een realistische Chinese stijl voor interieurdecoratie. Weldra was hij bezeten van de oriënt. De volgende architect legde de Prins prachtige tekeningen voor van een nieuw Paviljoen in Chinese stijl. Deze plannen werden nooit gerealiseerd hoewel de Prins de ontwerpen voor de opvallende met glas overkoepelde Koninklijke Stallen en Manége, voltooid in 1808, wel overnam.

Het gebouw staat er nu nog.

De stallen werden Indisch van opzet en weerspiegelden een nieuwe wending in het verlangen van de Prins naar Xanadu^). Hij ontbood

Humphrey Repten en vroeg 'zijn mening over welke architectuurstijl het meest geschikt was voor het Paviljoen'. Repten antwoordde met prachtige waterverftekeningen (met flappen om de nieuwe situatie over de oude heen te tonen) van een Indisch Paviljoen. Maar waarschijnlijk waren zijn

ontwerpen te zeer archeologisch verantwoord voor de fantasie van de Prins.

Al deze architecten waren buitengewoon goed. Toch was het de

beroemdste (en beruchtste) van allen, John Nash, die van 1815 tot 1822 het definitieve ontwerp maakte- het Royal Pavilion zoals het nu is. Het gebouw omvatte zeer gekunstelde ontwerpen en materialen: gietijzer werd met bijzonder veel vernuft toegepast. De bijzondere maar harmonieuze vorm was het resultaat van een perfecte vermenging van de talenten van Nash, de Koning en hun decorateurs. Het interieur was net zo fantastisch en maakte indruk op de bezoekers, of ze het mooi vonden of niet, door zijn buitensporige overdaad zoals uit hun opmerkingen blijkt.

Wintertuinen

Uit: John Hix, The Glass House, Al vanaf de zestiende eeuw was er geëxperimenteerd met 'klimaatbeheer- London 1974 sing'ten behoeve van de tuinbouw. In de negentiende eeuw werden door

nieuwe technieken en materialen (gebruik van stoom voor verwarming, glas en gietijzer voor de constructie) de mogelijkheden geweldig vergroot. Er werden kassen geconstrueerd die grote stukken grond overspanden waardoor in een kunstmatig klimaat een exotische omgeving gecreëerd kon worden zoals enkelen die gezien hadden in de koloniën in de tropen en waarvan velen droomden om deze ooit te zien.

Deze nieuwe kassen werden voor privé doeleinden, als herkenbaar element van elegantie en verfijnde genoegens, maar ook voor publiek gebruik gebouwd, in de vorm van kassen in Botanische tuinen of als 'wintertuinen' in parken en in dierentuinen.

In Engeland kwam de kleine privé kas voort uit de exotische en romantische broeikas van de botanicus. Het werd een plaats waar men zich terug kon trekken en zich kon vermaken die grote populariteit genoot in de negentiende eeuw. Bestaande orangerieën werden vaak in kassen veranderd door het dak te b. Iazen.(...)

De populariteit van de kas nam zeer snel toe zoals duidelijk wordt uit de geschriften van Humphrey Repton, de bekende landschapsarchitect rond de eeuwwisseling. In 1803 stelde hij in zijn 'Observations on the Theory and Practice of Landscape Gardening' dat de broeikas op een boomkwekerskas moest lijken zodat hij zou passen in de bloementuin, maar dat de kas niet te dicht bij het hoofdgebouw moest liggen. In 1816 daarentegen bepleitte hij, als modegevoelig persoon, in zijn nieuwe boek 'Fragments on the Theory and practice of Landscape Gardening'om het huis met de kas te verbinden, om 'de sombere vormelijl(heid van de salon' op te fleuren.(...)

Repton had geadviseerd in Sezincote, Gloucestershire, bij het Indisch maken van de tuinen en de nieuwe villa, die ontworpen was door Samuel Pepys Cockerell voor zijn zwager Sir Charles Cockerell, iemand die in India rijk geworden was en zich nu teruggetrokken had. Het huis was in 1806 voltooid en de hiermee verbonden oosterse kas was een van de belangrijke

voorbeelden van de Indische stijl.

(...)

De nieuwe 'Jardin d'Hiver'\r\ Parijs was een prachtig gebouw met zijn balzaal, Engelse tuin, promenades, fonteinen, leeszaal, café en patisserie; de perfecte plaats voor een rendez-vous op een winterse dag. Het gebouw, ontworpen door Hector Horeau, werd voor het publiek geopend in januari

1848. De ingang voerde door een balzaal, schijnbaar onder de open hemel en volgehangen met schilderijen en kunstwerken die te koop waren. De overdekte tuin was ruim 100 m lang en 60 m breed op de viering. Een verhoogde promenade langs de rand verschafte uitzicht op de andere wandelaars en op hen die uitrustten, lazen en schreven aan de tafels beneden. Vier rijk versierde fonteinen markeerden de hoofdruimte en aan een zijde werden boeketten, koffie en gebak verkocht. Overal zag je

camelia's, erica's, azalea's en sinaasappelboompjes. In het middenschip lag de Engelse tuin met een gazon, afgewisseld met grote struiken en bomen en de meer dan 15 m hoge araucaria excelsa die uit de Jardin des Plantes overgebracht was. De Engelse tuin eindigde in een dramatische fontein die bijna tot het dak spoot en waarvan het water neerviel op de rotspartijen beneden. De delicate overkapping van ijzer en glas zweefde op twintig

' Filigrain is een versiering van zeer dunne metalen draden, die worden verkregen door ze door een trekijzer met steeds kleinere gaatjeé-te trekken. De versiering kan allerlei vormen hebben (gewonden, platgeslagen, in figuurtjes gelegd).

meter hoogte en werd gedragen door rijen van dubbele en viervoudige zuilen die ook een smalle galerij ondersteunden gevuld met rhododendrons en dwergpalmen. De gebogen wanden van de kruising aan beide uiteinden van het gebouw waren geheel bedekt met spiegels gevat in filigrainwerk^).

Langs de promenades waren bassins met goudvissen en volières met sier- en zangvogels. Het immense gebouw werd met stoom verwarmd tot een minimum van 15° op de koudste winterdag.

Hector Horeau, Jardin d'Hiver, Champs Elysées, Parijs 1848. Interieur en plattegrond