• No results found

EERSTE AFDELING. 1517-1555

KAREL V

113. Keizer KAREL, een Vorst van meer dan gewone bekwaamheid, ijve rend voor zijn Dynastie, heeft zich tevens voor de Christenheid verdienstelijk gemaakt; Europa tegen de Turken, Duitsland, Italië en de Nederlanden tegen de Fransen beschermd. Door de uitgestrektheid van zijn Erflanden scheen hij bij machte om in het Duitse rijk een schier onbeperkt gezag en in Europa een beslissend overwicht te veroorlogen. De na-ijver van FRANS I en vooral ook de strijd in Duitsland, door miskenning van de Reformatie, hebben hem in dit streven gestuit.

Zie § 68. — "Deze Keizer heeft zijn eigen persoon in de oorlog nooit verschoond, dikwijls vijftien uur achtereen te paard, altijd vooraan, kloek en verstandig, in de Latijnse, Spaanse, Italiaanse, Franse, Nederduitse en Hoogd uitse spraken wel ervaren; middelbaar van statuur, zeer gespraakzaam; sterk van memorie, afkerig van de pluimstrijkers, gestadig in voor- en tegenspoed".

Van wege de uitgestrektheid en de ligging van zijn Erfstaten, zowel als om het oppergezag over het Duitse Rijk, was niet éne Europese aangelegenheid aan zijn invloed bemoeienis en tussenkomst vreemd.

Onder Soliman II (1520 — 1566) had de macht van de Turken haar toppunt bereikt. In 1521, meester van een groot deel van Hongarije, veroverde de Sultan in 1522, het eiland Rhodos;

overwon, in 1526, de Hongaren bij Mohaez; belegerde, in 1529, Weenen met 250,000 man;

kon meer oorlogslieden te velde brengen dan de Christelijke Mogendheden te samen;

verwoestte, met talrijke vloten, de kusten van Italië en Spanje, en was, welk een gruwel voor de Christenheid! met de Fransen in verbond.

Door de ijverzucht en verraderlijke treken van Frans, Koning van Frankrijk, Karel viermaal (1521, 1527, 1535, 1542) in bloedige oorlogen tegen hem gewikkeld. In 1551 op nieuw aangevallen door Hendrik II, zoon van Frans I en Koning van 1547 tot 1559.

In Duitsland bestreed Karel, onder allerlei voorwendsel, de Protestantse Vorsten. Volgens de Rijkswetten was de Keizer toen niet veel meer dan de eerste onder zijns gelijken; hij mocht aan de Rijksvorsten en Steden, die gerekend werden het landsheerlijk gezag te bezitten, vrije Godsdienstoefening niet ontzeggen.

Zelf weinig van harte me t de waarheid bekend, moest de Keizer wel vijandig zijn aan onvoorwaardelijke Hervorming naar Gods Woord; a. om het nauwe verband van Keizerlijk en Pauselijk gezag; hij begreep niet dat de Overheid in de Heilige Schrift beteren grondslag dan in liet bondge nootschap met Rome verkreeg; b. om de schromelijke tonelen waartoe, na, langdurig bijgeloof, dweepzuchtige miskenning van het eenvoudig Evangelie aanleiding gaf.

Zo de boerenoorlog in Duitsland, in 1525, door Luther streng veroordeeld: „Vreest God, eert de Koning.”

Zo de Herdopers te Munster (§ 115), wier hoofden Hollanders waren; Jan Beukelszoon, kleermaker van Leiden, Jan Matthijs, bakker uit Haarlem, David Joris, glasschilder te Delft;

zij achtten zich uitverkoren om, met geweld, een duizendjarig Rijk op aarde te stichten, en bedreven alle misdrijven welke door trots, ontucht en wreedheid, in verbond met valse Godsdienstijver, kunnen worden gepleegd. — Maar was het nodig dat, om de afwijkingen, gesproten uit het bederf van de eeuw, de natuur van de Christelijke Hervorming door Karel voorbij werd gezien? O ntbraken hem de middelen om goed en kwaad te onderscheiden? De geschriften va n Luther? De omgang met de godvruchtige Vorsten, die he m de Confessie van Augsburg (1530) overhandigd en zich lange tijd, wellicht uit overdreven na uwgezetheid, tegen zijn aanmatigingen niet te weer hebben gesteld? Gold ook niet voor hem de vermaning

„beproeft, de geesten of zij uit God zijn?” Had hij niet een onbedrieglijke toetssteen in de Heilige Schrift?

114. De Nederlanden waren, nadat Gelderland was veroverd, allen, onder Karels heerschappij. Wederkerige gehechtheid heeft tussen Vorst en landzaten bestaan. De Keizer handhaafde zich als Landsheer; trachtte toenadering en eenheid van de afzonderlijke Graafschappen en Hertogdommen te bewerken; breidde zijn beschermend gezag uit, met eer-biediging doorgaans van oude vrijheden en rechten, en nam vele maatregelen tot wezenlijk oorbaar van het Land. Nederlander van geboorte, toonde hij meermalen genegenheid en voorkeur aan Gewesten die hem, meer dan enig ander van zijn Erflanden, ondersteund en in bijna onophoudelijke oorlog.

In 1517 bemachtigen de Geldersen Medemblik en Alkmaar, en liepen gans Holland af. — 1538, plunderen zij 's Gravenhage aangevoerd door Maarten van Rossum, bekwaam en stoutmoedig partijganger. — In 1542 wilde men in Ho lland f 60,000 geven en meer, zelfs van twee koeien een," zo de Landvoogdes Holland van branden en brandschatten bevrijdde.

— In 1543 doet Hertog Willem van Gulik en Geef, door de wapenen gedwongen, eindelijk afstand van Gelderland en Zutphen, ten behoeve van de Keizer.

In Spanje, waar over het voortrekken van Nederlandse gunstelingen hevig beklag was, verhief zich de Keizer, na het dempen van een opstand, boven aloude herkomsten. In de Nederlanden meer behoedzaam. Maar, in 1540, toen, in plaats van regelmatige beslissing omtrent een waar of vermeend privilegie af te wachten, Gent de vaan van de rebellie opgestoken en de Soevereiniteit van Vlaanderen aan Frankrijk aangeboden had, bedwong hij dien euvelmoed niet nadruk en gestrengheid.

Algemene Staten, te Gent, Brussel of elders; als beginsel van Staatseenheid, van onberekenbaar nut. — In 1534, vereniging van Holland en Utrecht onder één Stadhouder.

— In 1548 Traktaat van Augsburg, waarbij de Keizer, ten behoeve van het Huis van Oostenrijk, verkreeg dat de Nederlanden, als Bour gondische Kreits, met dubbel aandeel in de Rijkslasten, van 't Rijk vrij, dat is aan hem alleen onderdanig, werden gemaakt''. Pragmatieke Sanctie, volgens welke alle de Gewesten onder één Heer verenigd moeten blijven. De eenheid van de Staat, althans tegenover het buitenland gevestigd, en de erfopvolging op eenparige voet(97).

Van 1530 af, MARIA, zuster des Keizers (1505 — 1558) en Koninginweduwe van Hongarije, Landvoogdes over de Nederlanden, „goedhartig en de vaderland se gunstig.”" Kloeke Vorstin, krachtig bewind. — De Raad van Financiën en de Geheime Raad, voor rent en wetgeving, onmisbare werktuigen van de Regering; de Raad van State, voor algemeen bestuur, bleef minbeduidend, meer sieraad, met aristocratische en nationale glimp.

Onder de merkwaardigste verordeningen des Keizers zijn — de last om de landsrechten in schrift te stellen, als grondslag van algemeen wetten; de straffen tegen bedriegelijke bankbreuk; de ordonnantie op de munt; de verbetering in de rechtspleging: het Plakkaat van

1531 op het onderhoud van de armen en tegen land lopers en bedelaars: op grond, dat velen zich overgeven aan lediggang, de wortel vaan alle kwaad, kinderen geen ambacht laten leren, zich schuldig maken aan zedeloosheid, en, ofschoon jong, sterk en welvarend „met grote importuniteit estorqueren, wat anders aan de arme ouden, zieken, impotenten en groot gebrek hebbenden gegeven zo u worden”. Het bedelen, op strenge straffen, verboden; in elke Parochie een zeker aantal Gecommitteerden „om Gods wille,” ter verzorging van de armen gesteld; "de kwade geboeften, vroom van lijve, gedwongen om te werken en hare winningen t' huis te brengen." De kinderen „ter schole gesteld, of op een ambacht, of om goede lieden te dienen;

en die ambacht loeren, zullen op Zondag leren haar Pater Noster, haar Geloof en de geboden van de Heilige Kerk.” De gealimenteerden mogen niet gaan min tavernen, cabaretten, noch soortgelijke plaatsen, noch deelnemen aan verboden spelen, consenterende dat zij soms voor recreatie een pot biere met hare huisvrouwen zullen drinken, zonder zich dronken te drinken."

De Nederlanders hebben de Keizer, niet met geld slechts, ook met hun bloed ten dienste gestaan. Velen volgden hem ten strijde, naar verafgelegen land. Nederlandse zeelieden onderscheidden zich in de tocht tegen Tunis, waarbij (1534) 22,000 Christenslaven in vrijheid werden gesteld. Hier te lande 80 schepen uitgerust, toen de Keizer dacht aan de onderneming tegen de machtigen Sultan. — In 1545 verdedigde een Nederlandse koopvaardijvloot van 22 schepen zich met voordeel tegen 25Franse oorlogsvaartuigen. — Filips van Lannog, de graaf van Buren en andere Nederlandse Edelen, onder zijn vermaardste Veldoversten.

De inkomsten uit de Indiërs niet te vergelijken bij die uit de Nederlanden. Hier, meer dan in Amerika, de goudmijnen waardoor Karel V, in veelvuldige oorlog, aanzien en waardigheid in stand hield.

115. De Protestanten, met wie de Keizer in Duitsland, als Opperhoofd van het Rijk, gedwongen was te redetwisten en overeenkomsten aan te gaan, werden in de Erflanden, zonder toegevendheid of oogluiken, om het leven gebracht. De Hervorming drong van alle zijden in de Nederlanden door; zij werd des te meer, met goedvinden van de Staten, door gestrenge verordeningen, tegenwerkt. Met welk gevolg? Wat men voorgenomen had uit te roeien schoot telkens dieper wortel.

De Landsheer had de handhaving bezworen van de uitsluitende Godsdienstoefe ning van de Roomse Kerk. Niet de Geestelijken alleen, ook vele van de overige Landzaten drongen aan op nakoming dezer belofte. — „Onze me ning,” dus leest men in een van 's Keizers Plakkaten, „is alleen tot Gods dienste, tot de welvaart van de onderzaten en hunner zielen zaligheid, hier in bewijzende d' officie van een goed Prins, te verhoeden dat zij niet verleid, noch rechtstreeks of zijdelings tot kwade vervloekte dwalingen getrokken of gebracht worden.”

In 1521 de geschriften van Luther, ook de vertaling des Bijbels, verboden op doodstraf; men versmaadt de dood voor de schriften waarin het eeuwig leven gezocht wordt. — In 1522 Inquisiteurs benoemd. — In 1523 te Brussel twee Monniken, omdat zij Christus als algenoegzame Heiland beleden, verbrand; aan de paal gebonden, herhaalden zij no g de lofzang: „wij loven U, o God! wij prijzen Uwen Naam,” tot dat de vlam de stem en 't leven verstilde.

1525. Jan de Bakker, oud 26 jaren, in 's Hage verbrand. Aan de paal riep hij: „de dood is verslonden in d' overwinninge Christi; Heere Jezus, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen; o Jezus Christus! Zone Gods, gedenk mijner, ontferm U mijner!'

1529. Nieuw Plakkaat: de ketters gedood, de mans door het zwaard, de vrouwen door ze levend te begraven; de relapsen (ten tweeden male afgevallen) door het vuur. — 1530:

Tennis Teekzoon te 's Hage, ten vure gaande, dankte God en zong.

1531. In Limburg een ganse huisgezin, man, vrouw, twee schoonzonen en twee dochters, verbrand, riepen de Naam des Zaligmakers aan tot hun laatste snik — De Plakkaten, telkens

ongenoegzaam, telkens gescherpt. In 1540 bepaling die de ketters de beschikking over hun goederen ontneemt. In 1544 het vluchten belet. In 1550 de aanbrengers met de helft van de bezittingen van de veroordeelde beloond.

De Christenen, "ter dood gaande, blijdelijk en vrijmoedig, alsof zij ter bruiloft of tot een heerlijke of blijde feest zouden gaan, en ter dood gaande zongen psalmen, lofzangen en geestelijke liedekens, onderwezen het volk in haar Religie, en vermaanden ze van de Roomse Kerk te wijken, scheldende de Roomse Kerk voor een antichristische Kerk en voor een moordkuil, de Paus voor de Antichrist, en gebruikten alle middelen om 't volk daar af te trekken en, voor haar dolingen, als 't venijn van de zielen, te wachten, en zo dagelijks meer en meer tot hun Religie getogen en van de Roomse afge trokken werden, zo werd de vervolging ook dagelijks groter".

De Wederdopers (Anabaptisten) talrijk in de Nederlanden. Niet berekend om een duurzame kerk te stichten; eensgezind in vernielingszucht, maar van velerlei lering en uiteenlopende bedoelingen, (97). Geestdrijverij. Wederdoperij in West-Falen; 1534, uit Holland en de omliggende plaatsen, 12 schepen met reizigers naar Munster. In 1534 en 1535 gevaarlijke aanslagen op Leiden en Amsterdam. Vreselijke strafoefening over hun moedwil en razernij.

— Onder de naam van Wederdopers, en op grond van een vermeende samenstemmen met de gruwelijke leerstellingen van de Munsteren, zijn voorzeker vele gelovige Christenen om het leven gebracht. — Menno Simons (1505 — 1561), van Witmarsum bij Franeker, voorganger van de Mennonieten of Doopsgezinden, van de Hervormden onderscheiden door het afkeuren van de kinderdoop, van de eed, en van allen tegenweer.

Naar het openlijk getuigenis van de Prins van Oranje, in 1568, zijn „door Plakkaten een ontallijke menigte van de ingezetenen, ja over de vijftig duizend personen. deerlijk ter dood gebracht.”

116. De Keizer, na een werkzaam, onrustig en moeitevol leven, bij n aderen de ouderdom en lichaamszwakte, door velerlei teleurstelling en tegenspoed gedrongen, deed afstand van gezag en waardigheden en gaf de Nederlanden over aan zijn zoon FILIPS.

Karel had, sedert 1547, de Duitse Protestanten onderdrukt; in 1551 was de kans, door de afval van Keurvorst Maurits van Saxen, plotseling gekeerd; de Keizer te Passau genoodzaakt tot een voor de Hervorming gunstig verdrag. — De Fransen hadden veroveringen gemaakt, en vruchteloos werd het herwinnen, in 1552, beproefd. Hierbij kwam lijden en ziekelijkheid. — Het Keizerschap, dat hij gaarne voor Filips behouden zou hebben, verkreeg zijn broeder Ferdinand. — In Duitsland (Sept. 1555) Religievrede van Roomsen en Protestanten naar de Confessie van Augsburg (niet voor de Calvinisten). — Overgave van de Nederlanden aan Filips, in Oktober 1555 te Brussel. Karel overleed, in 1558, in een klooster in Spanje. — Tevergeefs had hij, in de waan misschien de Godsdienst en de Staat te beschermen, het Evangelie vervolgd. „Indien dit werk uit God is, kunt gij dat niet breken, opdat gij niet misschien bevonden wordt ook tegen God te strijden.”

TWEEDE AFDELING.

1555 -1568

FILIPS II.

117. Filips II, Koning van Spanje, van goede hoedanigheden niet ontbloot, maar bij uitnemendheid Spaans- en Roomsgezind. Spanjaard, zou hij gaarne ook de Nederlanden aan zijn vaderland dienstbaar hebben gemaakt; Roomsgezind was hij, te midden van het veldwinnen van de Reformatie, op het uitroeien van de Protestanten, als op de eerste van zijn

plichten, bedacht, door het doden van de ketters, ten gevalle van de roomse Kerk, meende hij Gode een dienst te doen.

Filips (1527 — 1598), in Spanje geboren en opgevoed. Gelijk Karel V Nederlander, zo hij Spanjaard in het hart. Wellicht niet wreed van karakter; verscheiden wandaden vals hem te laste gelegd: bijv. de dood van zijn zoon Don Carlos en van zijn tweede gemalin Isabella. In de Nederlanden geneigd de tegenstand ook door zachtheid te overwinnen; het schrikbewind van Alva is uitzondering geweest. De oorlog met andere Mogendheden heeft hij, lange tijd eer ontweken dan gezocht; Frankrijk bestreed hij, na onophoudelijk te zijn getergd. Aan zijn vader in bekwaamheden niet gelijk; arbeidzaam en wantrouwend, wenste hij schier alles zelf te verrichten; uit zijn binnenvertrek werden zijn Staten, tot in kleinigheden, bestuurd; aldus zag hij menigmaal het gewichtigste voorbij. Door traagheid, besluiteloosheid, uitstel werd menige maatregel verzuimd, of eerst genomen wanneer de tijd ter doeltreffende uitvoering voorbij was.

In Spanje als voortreffelijk, bijkans als heilig Koning geprezen. Castilië werd het steunpunt van zijn regering; aan het belang van Spanje zou het geheel van zijn Staten ondergeschikt zijn. Ook Nederland, thans op zijn beurt (par. 114, 121) bijkans vazal.

Strafoefening over hen die zich tegen de Kerk verzetten, achtte hij plichtmatig gebruik van de van God toevertrouwde mag. Over ketters te regeren was he m een onverdraaglijke gedachte.

Liever duizend levens, zo hij ze had, verliezen, dan verandering van de Godsdienst te vergunnen. Vandaar de volharding waarmee hij aan de Nederlanden gewetensvrijheid ontzegd en in Spanje het welig opschietend zaad van de Hervorming heeft verstikt. Het ter dood brengen van een aantal Christenen was, na wel volbrachte reis, dankoffer. In Sept. 1559 heeft:

Filips, in Biscayen aangekomen, binnen Sevilië een ontallijke menigte ge vangen om de Religie, zo mans als vrouwen, openlijk doen verbranden. In Oktober evenzo te Valedolijd, in zijn eigen tegenwoordigheid en die van 't gehele hofgezin. (6) Autodafé (geloofsdaad) het verbranden van hen, door wie Christus alleen als Zaligmaker aangeroepen wordt.

Niet aan Filips alleen wijte men de strekking van zijn eeuw en het voorschrift van zijn Kerk.

„Dwingt ze om in te gaan,” opgevat in letterlijke zin, van de ingang in de Kerk van Rome, als alleen zaligmakend. Doorverdraagzaamheid jegens de ketters werd, volgens de ijverige Pausgezinden, de Troon verbeurd.

Filips deed, naar het voorbeeld van zijn vader, uit Godsdienstijver, wat vermoedelijk bij dezen meer staatkunde was.

118. Filips regering, vóór de binnenlandse oorlog, bevat: de oorlog tegen Frankrijk tot 1559;

de aanvang der onlusten, 1559 — 1565; het Verbond van de Edelen en het begin van Alva's bewind, 1566 — 1568.

A. 1555-1559.

119. Het gezag werd door de nieuwe Landsheer in moeilijke omstandigheden aanvaard. De schatkist leeg; de naburige Mogendheden vijandig of met argwaan bezield. De oorlog dien het trouweloze: Frankrijk wederom ontstak, werd volgehouden, voornamelijk door de trouw, de moed en het geldelijk hulpbetoon van de Nederlandse Gewesten. Reeds evenwel was het verschil van zienswijze tussen Filips en de Nederlandse Groten onmiskenbaar.

1557. Frankrijk, aangezet door de Paus, verbreekt de wapenstilstand. — Overwinningen op de Fransen: 10 Aug. hij St. Quentin; 13 Juli 1558 bij Grevelingen; beide onder bevel van Lamoraal Graaf van Egmont. Ook niet Engelse hulp. Filips was, 1555-1558, met Maria, fel Roomsgezinde Koningin van Engeland, gehuwd.

Opofferingen van de Nederlanders. In 1558 lening van 24 ton goud ; negenjarige bede van f 800,400. — “De Edeldom heeft zich wel gekweten met overgroei te vromigheid en gewilligheid; de Staten hebben gewillig geholpen tot 40 millioenen goud ".

Landvoogd Emanuel Filibert, Hertog van Savoye — Filips scheen minder eigenmachtig dan Karel V te werk te will en gaan. Meer dan zijn vader washij toen nog vriend van der Nederlandse Adel. Naast de Landvoogd zou nu de Raad van State (vroeger onbeduidend § 114) meer wezenlijk deelhebben aan het bestuur; met jonge edellieden (Oranje, Egmont, Bergen) versterkt. Spoedig evenwel oppositie vooral ten gevolge van de tegenstrijdigheid van Spaanse en Nederlandse belangen. Dezerzijds klachten dat de oorlog tegen Frankrijk, grotendeels op kosten van het uitgeputte Nederland, ten behoeve van Spanje gevoerd werd Daarentegen beweert men dat alles naar de zin der Nederlandse Groten tegen het belang des Konings geschiedt. Tweedracht en verwarring in het landsbestuur. Teleurstelling en wantrouwen van Filips.

120. Voordelige vrede was het loon op hachelijke strijd; maar werd met samenspanning van de Vorsten tegen Protestantse onderdanen gepaard. Verzoend, zouden zij eendrachtig zijn ook in de handhaving van het Roomse Kerkgeloof. Filips vertrok naar Spanje, nadat hij ook in de Nederlanden de ten uitvoerlegging van dit ontwerp voorbereid had.

1559. 3 April. Vrede van Cateau Cambresis, zeer voordelig voor Filips. Geheime afspraak ter verdelging van ketters, gelijk artikel had Karel V, hij de vrede te Madrid, in 1529, bedongen. „De Koningen van de aarde zijn te samen opgestaan tegen de Heere en tegen Zijn Gezalfden; om te doen al wat Gods hand en Gods raad te voren bepaald had dat geschieden zonde.”

Aug. Vertrek des Konings, na de handhaving van de Plakkaten nadrukkelijk aanbevolen te hebben. Voortaan zou de regering,met meer waardigheid en klem (buiten de Raad van State om) bij weinige vertrouwde staatslieden berusten. Vooral van Generale Staten (zo ligt een orgaan van nationaal verzet) mag geen sprake meer zijn.

B. 1559-1565.

121. De belijders van het Evangelie, talrijk reeds, waren ongezind en onvermogend tegenstand te bieden. Maar drijfveren van onderscheiden aard, haat tegen Spanje, handelsbelang, eerzucht van de Adel, vooral ook republikeinse zuurdesem, een oorzaak van gevaarlijke gisting, maakten vele Roomsen afkerig van eiken maatregel die, ongunstig aan de Hervorming, tevens te zeer in het voordeel van Rome, van Spanje, of van onbeperkt koninklijk gezag scheen. De Reformatie vond bescherming in algemeen en weerstand tegen de daden of ontwerpen van een antinationaal bewind.

1n Duitsland, Frankrijk, vooral ook in Engeland en Schotland, won de Reformatie veld. Ook hier te lande doorhandelsverkeer, betrekking op buitenlandse Kerken, openlijke Godsdienstoefening van de Protestantse hulptroepen, niet het minst door de vervolging.

1n Duitsland, Frankrijk, vooral ook in Engeland en Schotland, won de Reformatie veld. Ook hier te lande doorhandelsverkeer, betrekking op buitenlandse Kerken, openlijke Godsdienstoefening van de Protestantse hulptroepen, niet het minst door de vervolging.