• No results found

Eer-Zege-en Lijk.flichten

In document M. AD' , d e RUITER , Hertog , Ridder, (pagina 23-35)

Voortaan de dapperheid > dan door zijn beeltenis. Waar aan het krijgeluk zelf hoog verbonden is. Kon ik een hond met drie en andere gedrochten Met honderd koppen doón; hy heeft op zijne togtcn, Met honderd Scheepen, wier moordaadige kanon Als duizend monden, lood en yzer Ipuwen kon,

Geltreeden en hun keel zelf't moordvenijn doen zwelgen, Alcides roemt zijn deugd, wie zal 't zig durven bclgen, Dat hy rondom zijn Schild dees goude lett'ren vind ?

Inboor den Ruiter toe, die l(pmt en %iet en wind.

J A S O N.

?kSagPeleus> Telamon , 'tgevlerktezaadgefproote n Uit Boreas en meer manhafte togtgenooten;

Maar nimmer zulk een held; des dank ik 't godendom, Daar ik den grooten Man eerbiedig wellekom,

Dat ik ge waardigd ben, zijn wondere ooi eloogen En krijgservarenheid te zien met eygene oogen. In hem leeft Typh/s weer, Etieas ftaat verzet,

Wanneer 't gerucht zijn naam op hooger toon trompet, Als ooit Myfenus de eer van Palinuur kon blaazen ,* Wiens Scheepskunde al het heir kon trooften ot verbaaten. Ziet van des Hemels tinne 6! broederen wier licht, Den zeeman by Neptuun doed denken om zijn plicht, Zie hiergyKafto r eng y Pollux, wie n de Gooden Des Oorlogs tot hunne arm op zee en ftrand ontbooden.

M E K . C U U . I U S.

De neeringzal bloeijen, Dekunft wede r groeijen,

Het droeve krijgsgeklag, Verandert in gelach, Naardien wy d e zeegen Alhier zien verkregen.

's L A N D S Z E E M A C T .

Nu ma g mijn hoofd de ftevckroon, Mijn hand he t roer en de ankers dragen, Wijl i k mijn watermagt zoo fchoon ,

Van tec e n ftranden op zie dagen.

Van M. A. dc Ruiter. 23 Mijn goad* Leeuw o p 't roode Veld ,

Zal, doo r zijn oorlogshaftig brullen, Daar hy zijn vyanden oiuiiclr ,

Den aardboom met mijn roem vervullen. Vergeeft u w lot aan mijn belang,

Gy helden , di e voor my moeit fiieeven, Gy zult i n dank- en lofgezang ,

Altijd op aller tongen lecven.

O! Amfterda m mij n hakvrindin,

Wy hebbe n (lof om deezen te eeren» Kom haa l hem ook met blijdfchap jn > Die heef t verdiend te triumpheeren. Gy, nu in minder krijgsbewind,

Die to t dees top noch niet kond fleig'rcn, Maakt, darme n u verdienftig vind ,

Wtlt aan uw land, uw plicht niet weig'ren, Zoo zal , naar ftaat en daad en tijd,

Een hooger ampt uw deugd bekroonen, De traagheid en de vrees ter fpijt ,

U s ja uw Kind en Neef* beloonen .

A M S T E R D A M .

My paft voor al den Held t e groeten, Én dit mijn Keizerlijke Schild, Uit plicht te leggen aan zijn voeten,

Die zweet en bloed en yver ipild Om mijne n roem i n top t e haaien. Zijt welkom eer der Admiraalen. Mijn Burgery aan u verbonden,

Komt door mijn dankb're mond alleen Den lo f uws zegetochts verkonden

Aan landen, volken , ftroomen, zeen . Ik kom voor haar uw dienft betaalen,

Zijt welkom eer der Admiraalen. Ach.' had ik nu de vlugge vleug'len Des dagcraads, ik toog j i k vloog,

Eer- Zege- en Lijkplichten

Geen zee > geen land zou my beteug'len Zoo diep, zoo ver, zoo wijd, zoo hoog, Als immer wiek, o f fèhacht ko n dwaalcn,

Zijt welkom eer der Admiraalcn. Om daar te melden welk een zeegen

's Lands Zeevoogd heeft te huis gebragt > Komt mijn vrindinnen treed hem teegen,

Verheft u w ftem met alle kracht, Wilt zijn gedaante in eerzang maaien. Zingt, welko m de eer der Admiraalcn.

De S E V E N P R O V I S T I E N gingen.

I 2

„ O! blijd e dag f „ gewenfehte maaren i

v Gewonn e flag! „ geen krijgsgevaaten „ Zijn ooit gelukkiger gekeert.

i. i .

„ Des vyands vloot is overheen i „ De Ruiter komt hier zegepraalen.

Alle te Zomen.

,, Al wie de zee bezeyld,

„ De hoogte meet, de diepte peyld, „ Moet zijnen lof verhaalen,

„ Komt uw vrind ee r vyand bekranflen , „ Smoort uwe druk,

„ Wenfcht hem geluk,

Tutken* Sweeden , Britte n en

Franffcn-M E R C U R I U S .

Jupijn bewoogen Stief t uit den hoogen,

Saturnus af. Wat laf t hy gaf , Zal elk haalt hooren Verleent uwe ooren.

Van M. A . dc Ruiter. ij

S A T U R N U S daatende van ter tfden in een Wolk.»

fpreekt het volgende.

Na zoo veel ongeva l en leet , Als u, 6 ! Nccrland lang beftreed , Zult gy ee n wenfchclijke eeuw beleeven ,

Mijn goudc Tijd , Vervremd vanftrijd , Zal u de blij e vreede geeven.

Draag zorg da t uwe onachtzaamheid , Geen Goden tempeleer ontzeid ,

Maak vreemd en buuren tot uw vrinden, Zoo za l uw (laat,

Een toeverlaat ,

Aan 's hemels fterkc byltand vinden.

H E R C U L E S .

Gy helden die alhier tot mijn beveclen zijt»

Toon o p het eind desllrijds, i n dans een ipiegelflrijd.

Dantvan S T R Y D E N DE V O L K E R E N . Na den dans her baaien de fevcn Provinciën de Re) van de

voorgaande qang, beginnende O bly e dag, &c.

H E R C U L E S .

O! vrye Nederland, lang moet uw blijdichap duuren, Sla ccremunten, giet metaal

£n houw uit marmer dc Admiraal Die dus geveiligt heeft de zee, uw eer en muuren. Vemoegde Burgery, begroet hem aan dees trappen,

Boet zegevuuren, pleng de wijn, Laat nu geen druk u meefter zijn , Maar wil ter zijner roem in uwe handen klappen.

Einde van 't Tweede Deel.

-a6 Eer- "Zege- tn Lij oplichten

D E R D E D E E L .

Het tooneel verbeeldende Jet Helden li/kj'.'icl-! , rachel enxin reu*ftft»«!tpt, en fiet men over aj jan de wanden opoehjr.-jre vdJtnen, wimpelt, fttndjurden, curjfèn, ?tr,urrden en kjijliiui%. In 't midden puilt een tombe en op de ^elve een papudld, tp wiens top de beeldemt det doodenHe/d pronkj

Op de Tombe ftojtt

Hier op ruft de grootc M i c i i i E L d c R U I T E R .

IV bovenlijfl der prifflede i: met brandende lijtyiifen en tn

dee^e, het midden met ^unEJ"., de jijden met de ira.ipe-nm der al^emeene Srjd.'en en dit van Amfterdaiti verderd. Rrndom jiiAn /ervende eiprelfen, ter jijden banden de bcel-trniffèn van verfcheide Wtterbcldett. Veer op jltun M A R S ,

N F P T U N U $ I H E R C U L E S , Z E E v A A R D ,

M F R C Ü R I U J , 'tLü'.ds Z E E M A G T en />y l\utr le**en eentje Stnempder. rn Godinnen in dr ronrr jrekjeed. l'vor d'txt Ixt K R Y G S C t L U K > h l>J.tr treur <-n E E

N-U R A C T en de Z F V E N P R O V I N C I Ë N ; voor op

jdrr xj det Ttoneelr fljtn doffe lichten i met dat hn girdijn tpt' yiermrn eenr>e personen welke door pb.utren en Jladc-lijken dam (lom bun droefheid uitdrukken. JVajr op

Het K R V G S G E L U K kjatf^ende , dngt.

hl T 7 Y k vanhier. ' wij k van hier! A.' vreugd e n

wccl-W de , ö! vreugd e n weelde.

„ Naare klachten , bange zuchten .' „ Dootlche oneindig e ongenuchten , «Smoort d e luft d. e ni y eer Itrccldc.

„Zink, verzink, zink,verzink, 6 ! licht cu luider , ó! licht cnluifkr.

„Wind u w aanfehijn i n de wolken, „Zee e n Luid en lucht e n volken , „Zet d e rouw he t hert in'tduiltcr .

Van M. A . dc Ruiter. »7

Hier op ftreekf'sL ANIJS Z E E M A G T .

Dus uit de vreugd i n rouw gedompdt, En met cenc onvoorzien e flag, Gc:ijk een blixem overrompelt ,

Loos i k mijn rouw in wee! en ach! Moet da n dat Licht der Admiraalen, In't einde aldus zijn roem bctaalen. Moed h y veel loo t e n (taal ontkoomen,

Zoo vee l gevaar van zand en klip , Van kolken, wielinge n en ftroomen,

Van breuk aan orden, 'tzein e n fchip, Van oproer, ampt - en ftaatskrakeelen, Dus diep in Neérlands rampen deelen Weegt gy, 6! krijgsgeluk, den zeegen ,

En 't goed 't welk gy mijn helden doed, In vroege of laat e dag meelt teegen

Den laatfte n druppel van hun bloed? Of noemt gy 't hooger eer verwerven, En op het bed van ecre fterven? Gewiflèlijk: 'tis zo o te noemen;

Wy echte r van dien Held ontbloot , Hoe wy zijn zege en dienden roemen,

Zijn bleek van droefheid o m zijn dood. Wie za l nu van zijn daaden fpreeken? Ik voel mij n ftem is reeds bezweeken.

A M S T E R D A M .

Dees droeve ftacy treft mijn hert» 't Verlies van zulk cenZechoofÖ finert, Geen huis, gee n ftad, geen zeven Staaren Alleen; d e droefheid uitgclaaten,

Slaat voort en huild da t aard en zee, Den weergalm melden van dit wee? Hy wind en doed zijn vyand vreezen, Hy keert , maar ach! niet als voor deezen, Toen hem des blijden burgers groet» Met Jofgczangen heef t ontmoet,

i& Eer-Tefe-tnLijI^plicbten

Dit groote Licht, ditWaterwonder, Gaat by het Frans Meflina onder, Terwijl h y voor het hooge recht, DcrSpaanlè kroo n met zeg e vecht. Trinairic zag hem verwinnen, Panormos 't helde lichaa m binnen Zijn wal vernielen van de dood! O* groote flag, ó! haatlijk lood ! Dat Holland in den (child dorlt vaaren En deugd en dapperheid won ipaarcn, Gy floegd den grootften Admiraal, Dit 's de aldergrootfte zegepraal ,

Die de oorlogsmoord ooi t heeft gewonnan. Wie zal decs ncérlaag boeten konnen? Hy fncuvcld c aan de droeve kuft , Zoo vaak beoorloogt en ontruft , Als Karthagelèn enQuirieten, Om 't zeegebied hun land verlieten. Marcel otCatulus o m ' t recht Der vryc vaard voor Rome vecht . O! Etn a braak uit uw fpelonke n Den blaauwen vlam en roodc vonken, O.' Lipara l'puw gloeden uit ,

En vier met dit verwoed geluid , Den Iijkvaard van het hootd der Helden, Die imme r voet i n fchecpen fielden. Thcmirtoclcs zie hier de man , Die duirt're godsfpraak vatte n kan , En op uw fpoor met houtc wallen , Den Staat behoede in overvallen. Gy maagde n die in rouw gekleed, Uwe yve r aan dit graf bcltccd;

Wilt me t uw traane n 't lijk nie t waflèn . De wijde middeland fche plallcn, 't IJcroerde nat van de Oceaan, De Noordzee zelf zou 't tccgenflaan, Die hem 200 vaak met bloedige armen.

Van M. A . de Ruiter.

U w rech t en glorie zag befcharmen. Neen! toon uw liefd e en dankbaarheid , Aan 't graf daar 's mans gebeente i n leid» Door uitgezocht e lijkgezangen .

Laat hy uw zegezuch t ontfangen.

Zang « « H O L L A N D .

„Rede e n finerten beftryen, „ En wil, en her t ach! ach! „Wïé gevoeld e ooit grooter lyen,

„ Als wy door dceze flag ?

N E P T U N U S

-Haar hert als't mijn te veel gedrukt ; Met moeit e een woord te r keele uitrukt, 'K zie wimpels, eer gewoon te zwieren, In een gerold zijne uttvaard vieren! Den lamfe r flent'ren om de malt , O! Neérland, dit 's te zwaaren laö. Ach.' ongelukkig wederkeeren . De vyan d die zijn deugd kon eeren, Wentchte als het doode lijf zijn kuft Voor by voer, zijn gebeent e ruft , En riep uit groetende kartouwen, Elk moe t zijn naa m in eeren houwen. Geëerde fpits, gy grafAeênaald ,

Hoe heerlij k hie r sman s beeld ook praald» 't Welk o p uw toppunt is verhecven, Gy kunt geen eer naar waarde geeven. Hy volgd i n deugd en krijgsgevaar, Den grootén Heemskerk, Waflènaar, Held Tromp en Evertszoon, van Galen En Lonk e n Hein, alle Admiraalen, Die vechtend e voor ' t Vaderland, Nooit nederlaa g heeft overmand .

M A R S .

Batavie, van ouds gewoon»

30 En-ZtgfrnLijkfliebtm

Al wa t o ooit was aangeboón; Leer na een felle flag verdragen. Dit graft bewaard de waardige afch

Als 'tMaufolèun i va n groot Romen DesHelds di e u een toevlucht was ;

Als krijgsftorm dreigde op zee tekoomen. Meffine n w muitery verftrekt ,

Na achtendertig waterdagen, Waar in de zee met Woed bevlekt,

De Ruiter de eer heeft weggedragen ; Een lchrikklaaroen om uit alle oord,

Den bloem der mannen t'zaam te trekken > By u Melline i s hy vermoord,

Die Helden kon to t voorbeeld ftrekken. Heel ander s groete ik hem op'tftran d

Van ooft en weft daar hy op muuren En flibbigc oevers, hand aan hand,

Zijn vyan d deed zijn kracht bemuren. Zoo ooi t mijn krijgsmoed ïchrcijc n mag ,

Nu wi l i k fchrcijen e n niet lprceken, Zijn dood is al te groot een flag,

£n kom t in hem, mijn opzet breeken.

A M S T F R D A M .

Mijn her t wierd van een angft geraakt* Zoo dr a de Held had zeil gemaakt. My ducht dat my zijn fchi m verfcheön ; Maar merklijk groorcr dan voorheen, Verbleekt en koud; 't was of hy iet Wou zeggen; maar 'k verftond he m niet: 't Was dok als of mijn ftevekroon» Verglijen wilde, 6.' Watcrgoön, Had gy my 'tvoorlpook uitgeleid , Ik had zijn dood n u niet befchreid.

H E R C U L E S .

Mim hcldenoog geen traan gewend, Den Ruiter voor gelukkig kend)

Van M. A. dc Ruiter* 31 Wiens naam van dag tot dag vergroot»

Hoogll i s verheerlijkt in zijn dood.

Wie dan dit graft ziet en om deeze ichaade fchreid, Zeg dat hier in een tweede Epaminoudas leid.

J A S O N.

Hy leid, maar niet zijn roem, die van veel dankt/re tongen, Na duizend eeuwen noch zal werden opgezongen; Eu fchoon zijn togt mijn reis alle eer en naam ontroof> Zijn hcldedeugd verdient dat ik die 't meefte loof; Als kundig wat het zy, in ope zee te dwaaien, Van dub'levyandcneen krijgslauwrier te haaien. Maar welk een tcheemering verfpreid zich door de lncht! War zend het aardrijk op terwijl het barlt en zucht ? Ik zie een groot getal der ouder hcldcnfchimmen, Uit graf en lijkbulfc aard en zee naar boven klimmen. De krijgs eer > die noch om en by haar lijkalch zweeft!, Geleid haar naar den held, waar in haar lof herleefd.

Albnr "oerfchijnen teniaegeejlcn van oude belden, tcaxt on-der ook X K R x E i , P o M i> E J u s « t H

1E-K O , wtlkf Ltdtjiefpreeken.

X E R X F S .

Zoo val t dan eind'lijk oo k dat wonder Der helden van zijne eeuw !

Zijn minder magt, brag t grooter fonder, O.' fiere waterleeuw/

Ik fthrikte op't hooren van uwe daaden; Maar wenfeh u eer te bién,

Wien i k met fterflijkheid belaaden, Noch nooit vermog t te zien. T i s my genoeg, da t ik na'tlceven,

In deeze fchets u groet,

Zoo ftond hy ook, die m y deed beevcB En vlugten van de vloed.

32 Eer-Zep-enLiftyticttm Ik tag den grooten held , Nu zal ik willig wcderkceren ,

Daar't lot mijn ruftplaats (leid.

P O M P E J U S .

Ik ben» n a Cx(ar'mijne magt , In *t vlakke veld te n onder bragt, Móordaadig op'tEgyptz e ftrand Door vier verraaders aangerand.

En kreeg, terwij l mij n vrouw gevangen, Van vyanden moeft gunl t erlangen > Voor 't goed't welk i k Egypte eer bood En Rome in dricpaar zegcpraalen, In haare ondankbare ar m deed daalcn, Noch naauwlijk s lijkvuu r na mijn dood. Des zi e ik met genoegen aan,

Wat eer dees held werd aangedaan. O! dankbaa r Land> waar in de deugd, Verheerlijkt werd , hervat uw vreugd > De Hel d dus grootfeh gefturven , Heeft mcér dan ik verwurven.

H I E R O .

Hem wien ik nooit in 't leeven zag, Begroet ik na zijn leevensdag,

In de eerenftacy die zijn volk heef t toegeltelt ,

Ruil, rui t in roem, gebeent e en afch van deezen Held, 'kBcny 't u niet!

Maar*ó.' verdriet!

't Lot was my wreeder, toe n de kielen Van Claudius, my overvielen.'

*k Verloor den (trijd, ichoon ik met grootc wijflieid ftreed, En kreeg in plaats van eer verachting, fèhaad e en leed.

Gy groote man, die fterft en wint t

Ook n a uw dood uw luide r vind. Ruft.' ruft ! ó! ee r der Admiraalenl Uw Vaderland komt u betaalen.

Va* M. A . de Ruiter. 33 De manne n ook die kort voor u

Gefneuvcld zij n > verlangen na j Om u , gelij k wel ee r in' t leeven , Een mer k van eer en plich t te gceven. Maar gaan wvHelden; want de tijd , Dat ons van de yz're flaap bevrijd, Vergunt is deeze plechtighcede n * Taanfbhouwen i s reeds heen geglecden! Komt voort eer dat het licht ons quel, Zeg mee vaarwel .

X E R X E S .

Vaar wel.

P O M P E ju.s .

Vaar wel.

VeGeeften weder vertrekften gijnde^ zegt

J A S O N.

Kan zulk een trooft't verlies niet cenigzints verzachten? Wat toevlugtleit'e r i n bedroefde nagedachten ? Noch duizend Helden, als gy Itraks verich ijnen zaagd, Zijn zonder eer en roem van zee en lan d gevaagd, Daar zy voordienden dank behoorden we g te dragen; Vergeeten en veracht, inkcetene n geflagen ,

Gebannen en vermoord- za g zijnen Geelt dit aan, Hy zou zijn Vaderland de droefheid zelf ontraan. Toch vind uw zwakheid trooft in klagen»kermen,lchreyen, Het weenen licht den druk, laat u met treurzang vley en.

A M S T E R D A M .

Ja vleid mij n hert i n deeze clend! De doffe droefhei d neem t geen en d {

In document M. AD' , d e RUITER , Hertog , Ridder, (pagina 23-35)

GERELATEERDE DOCUMENTEN