• No results found

Eenjarige tariefregulering

In document Marktanalyse Vaste Telefonie 2017 (pagina 171-186)

C.3 Tariefregulering op basis van kostenoriëntatie met EDC

C.3.3 Eenjarige tariefregulering

676. Indien tijdens de tariefbeoordeling in het kader van het meerjarige WPC-systeem blijkt dat er geen meerjarige price cap opgelegd kan worden, bijvoorbeeld omdat er teveel onzekerheden aan de voorspellingen over de kosten en volumes zijn verbonden, dan kan ACM alsnog

beslissen om eenjarige tariefregulering toe te passen.

677. In geval door ACM wordt besloten om eenjarige tariefregulering toe te passen, geldt het volgende. KPN dient een EDC-rapportage op te leveren met daarin het resultaat van de toepassing van het kostentoerekeningssysteem. Deze EDC-rapportage bestaat uit een historisch deel dat betrekking heeft op het vorige verslagjaar en een toekomstgericht deel dat betrekking heeft op het lopende verslagjaar. In het historische deel van de rapportage worden de gerealiseerde kostprijzen berekend en in het toekomstgerichte deel van de EDC-rapportage worden de verwachte kostprijzen berekend. Ten aanzien van de kostentoerekening en de EDC-rapportage gelden de voorschriften in hoofdstuk A.1 en A.2.

678. ACM zal de tariefplafonds vaststellen op basis van de verwachte kostprijs in het

toekomstgerichte deel van de jaarlijkse EDC-rapportage. KPN dient er zorg voor te dragen dat de tarieven die ze hanteert op of onder deze tariefplafonds liggen.

Besluit

«Openbaar»

1

6

8

/2

3

8

Annex D Nota van Bevindingen

D.1 Inleiding

679. ACM heeft op 18 juli 2016 het ontwerpbesluit marktanalyse Vaste Telefonie gepubliceerd. Overeenkomstig artikel 6b.1 van de Tw zijn belanghebbenden gedurende zes weken in de gelegenheid gesteld hun zienswijze op het ontwerpbesluit bij ACM kenbaar te maken.

680. De volgende belanghebbenden hebben een schriftelijke zienswijze naar voren gebracht:

- BCPA (samenwerking BT Nederland, Colt Technology Services en Verizon Nederland B.V. op het gebied van regelgeving en toezicht);

- Koninklijke KPN N.V. (hierna: KPN);

- Pretium B.V. (hierna: Pretium);

- Tele2 Nederland B.V. (hierna: Tele2);

- Vodafone Libertel B.V. (hierna: Vodafone);

- Voiceworks B.V., Nox Telecom B.V., Dean Connect B.V., OneXS Netherlands B.V., BLU Telecom B.V., SpeakUp B.V. (hierna: Voiceworks e.a.); en

- Ziggo B.V., Ziggo Services B.V. en Ziggo Zakelijke Services B.V. (hierna gezamenlijk: Ziggo).

681. Naar aanleiding van de zienswijze van KPN heeft ACM ten aanzien van voorgenomen wijzigingen marktpartijen op 1 november 2016 om dupliek verzocht.

682. Hieronder gaat ACM in op de zienswijzen en de dupliek van de verschillende partijen. Daarbij houdt ACM de structuur van het besluit aan. In paragraaf D.2 adresseert ACM de zienswijzen op de marktafbakening. In paragraaf D.3 behandelt ACM de zienswijzen op de dominantieanalyse. In paragraaf D.4 reageert ACM op de zienswijzen op de

mededingingsproblemen. In paragraaf D.5 adresseert ACM de zienswijzen en de dupliek op de invulling van verplichtingen. In paragraaf D.6 behandelt ACM de zienswijzen op de wijze waarop ACM de marktanalyse uitvoert.

683. De zienswijzen en de dupliek hebben voor ACM aanleiding gevormd om haar

ontwerpbesluit op een aantal onderdelen aan te passen. In deze gevallen heeft ACM in haar reactie op de betreffende zienswijze en dupliek aangegeven wat deze wijzigingen inhouden.

Besluit

«Openbaar»

1

6

9

/2

3

8

D.2 Marktafbakening

Consistentie en gewijzigde marktomstandigheden

684. KPN191 constateert dat de retailmarkt voor vaste telefonie in de afgelopen reguleringsperiodes steeds anders is afgebakend. KPN stelt dat de wijzigingen in de marktafbakening niet zijn gerechtvaardigd door trendbreuken of gewijzigde

marktomstandigheden. Het valt KPN met name op dat de knip tussen enkelvoudige en tweevoudige gesprekken steeds verandert en dat er een gebrek aan consistentie is met betrekking tot de substitueerbaarheid van VoB. Tevens wijst KPN op een gebrek aan

consistentie – sinds 2005 – ten aanzien van de bepaling van het aantal gelijktijdige gesprekken op de markt voor tweevoudige gesprekken. Op basis van deze gebreken concludeert KPN dat de marktafbakening rond tweevoudige gesprekken discutabel is. KPN stelt dat de afbakening van de verschillende retailmarkten voor vaste telefonie een patroon lijkt te volgen om de segmentatie iedere keer opnieuw te willen doen en daarmee het effect van de grotere bewegingen en de hoofdlijnen te kunnen omzeilen, wellicht gedreven door de wens van ACM om dominantie van KPN vast te kunnen stellen teneinde gepercipieerde problemen op segmenten van de retailmarkt(en) voor vaste telefonie te kunnen adresseren.

685. ACM erkent dat de retailmarkten voor vaste telefonie gedurende de afgelopen drie

reguleringsperiodes anders zijn afgebakend. Deze (soms kleine) wijzigingen zijn te verklaren door (technische) ontwikkelingen en gewijzigde marktomstandigheden die zich gedurende de afgelopen elf jaar hebben voorgedaan. Sinds het marktanalysebesluit VT2012 maakt ACM onderscheid tussen de retailmarkt voor enkelvoudige gesprekken en de retailmarkt voor tweevoudige gesprekken, waarbij VoB1 tot de retailmarkt voor enkelvoudige gesprekken wordt gerekend. Tussentijds, in het kader van het marktanalysebesluit ULL 2015, heeft ACM een smalle retailmarkt voor PSTN afgebakend. Echter, wegens gewijzigde marktomstandigheden, nieuwe ontwikkelingen en voortschrijdend inzicht is ACM teruggekomen op deze afbakening en heeft zij in onderhavig besluit een brede enkelvoudige retailmarkt afgebakend, bestaande uit PSTN en VoB1. De marktafbakening is identiek aan die in het marktanalysebesluit VT2012. Met betrekking tot de afbakening van de markt voor tweevoudige gesprekken wijst ACM er op dat zij uitgaat van hetzelfde aantal gelijktijdige gesprekken als in het marktanalysebesluit VT2012. Het enige verschil is dat Hosted Voice nu ook onderdeel uitmaakt van de retailmarkt voor

tweevoudige gesprekken, wat een logisch gevolg is van (technische) ontwikkelingen in een snel veranderende telecomwereld. Tot slot is ACM het oneens met KPNs opvatting dat ACM graag middels smalle marktafbakeningen gepercipieerde problemen op segmenten van de

191

Besluit

«Openbaar»

1

7

0

/2

3

8

retailmarkten voor vaste telefonie vast wil stellen. ACM maakt zorgvuldige analyses zonder, zoals KPN suggereert, vooropgesteld doel.

686. Tele2192 en Vodafone193 constateren dat ACM de enkelvoudige markt in het

ontwerpbesluit VT2016 anders afbakent dan in zowel het marktanalysebesluit ULL 2015, het KPN/Reggefiber concentratie goedkeuringsbesluit194, als het marktanalysebesluit FttO 2016195, wat leidt tot inconsistentie en onduidelijkheden tussen deze besluiten. Tele2 meent dat het ACM aan gronden ontbreekt om niet langer een aparte PTSN-markt af te bakenen.

687. ACM erkent dat er sprake is van een aanpassing van de afbakening van de enkelvoudige

markt in het ontwerpbesluit VT2016 ten opzichte van de door Tele2 aangehaalde besluiten. Deze aanpassing was echter onvermijdelijk omdat ACM pas na publicatie van het

marktanalysebesluit ULL 2015 aanleiding heeft gezien om afbakening van de PSTN-markt te herzien.196 Op basis van het uitblijven van de afname van de krimp in het aantal

PSTN-aansluitingen, het bestaan van verschillende alternatieven voor PSTN-eindgebruikers die in de vorige analyse als gebonden werden beschouwd, en het feit dat daadwerkelijk migratie

plaatsvindt, heeft ACM een brede enkelvoudige markt afgebakend.

688. Tele2197 geeft in zijn zienswijze aan dat de afbakening van een aparte PSTN-markt in het

marktanalysebesluit ULL 2015 overtuigend en breed is onderschreven. Hij is van mening dat zich geen nieuwe omstandigheden hebben voorgedaan die een afwijkend oordeel in het ontwerpbesluit VT ondersteunen, en dat ACM dergelijke omstandigheden ook niet noemt in het ontwerpbesluit VT.

689. ACM is het oneens met dit standpunt van Tele2 en verwijst in dit verband naar paragraaf

2.3 van het onderliggende besluit en de daarbij behorende annexen. In Annex A.1 analyseert ACM de afbakening van de retailmarkt voor enkelvoudige gesprekken en in Annex A.2 gaat ACM in op de gewijzigde marktomstandigheden en ontwikkelingen met betrekking tot alternatieven voor PSTN.

Uitblijven afname van de krimp in het aantal PSTN-aansluitingen

690. BCPA198 en Vodafone199 stellen dat ACM in Annex A.2 weliswaar de alternatieven voor

192

Zienswijze Tele2 van 12 september 2016, p. 1.

193

Zienswijze Vodafone van 12 september 2016, p. 2.

194

ACM besluit KPN - Reggefiber van 31 oktober 2014.

195

Marktanalyse FttO van 1 september 2016, kenmerk ACM/DTVP/2016/204961_OV.

196

Zie randnummer 25, Annex A.1 en Annex A.2 van dit besluit.

197

Besluit

«Openbaar»

1

7

1

/2

3

8

PSTN heeft onderzocht, maar niet motiveert op grond waarvan zij verwacht dat vrijwel alle gebruikers van PSTN op korte termijn gebruik willen maken van deze alternatieven, en daadwerkelijk zullen overstappen. Vodafone wijst er daarnaast op dat de afvlakking van de afname van het gebruik van PSTN – waar ACM op terugkomt – in de toekomst alsnog kan intreden.

691. ACM heeft in randnummers 513 en 514 op basis van gegevens uit de Telecommonitor

aangetoond dat er tot en met Q4 2015 geen daadwerkelijke afvlakking in het

migratiepercentage van PSTN naar VoB1 heeft plaatsgevonden200. Vervolgens heeft ACM voor verschillende eerder geïdentificeerde gebonden eindgebruikersgroepen aangetoond dat er voor hen alternatieven beschikbaar zijn maar ook dat er vanuit die groepen daadwerkelijk migratie plaatsvindt, zie onder meer randnummers 517, 520-526, 528-529, 537 van dit besluit. ACM sluit, zoals Vodafone ook stelt, niet uit dat deze afvlakking ooit alsnog kan intreden, maar ziet daarvoor op dit moment geen aanwijzingen. ACM verwacht dat de daling daarom voorlopig onverminderd doorzet en dat eind 2019 er nog maar een zeer beperkt aantal PSTN-gebruikers zal overblijven.

692. Tele2201 oordeelt dat de afwijkende marktafbakening niet kan worden verklaard door het

uitblijven van de verwachte afnamedaling van de krimp in het aandeel PSTN-aansluitingen, zoals ACM in het ontwerpbesluit VT2016 stelt. Ten eerste is de afnamedaling van de krimp van het aantal PSTN-aansluitingen niet het enige argument voor de conclusie in de andere

besluiten dat er een grote groep gebonden afnemers is, en er dus een aparte PSTN-markt bestaat. Daarnaast stelt Tele2 dat de afnamedaling van de krimp slechts eenmaal in het ontwerpbesluit VT2016, randnummer 772, als niet-dragend argument wordt genoemd.

693. Voor ACM is het uitblijven van de afnamedaling van de krimp in het aantal

PSTN-aansluitingen aanleiding geweest om nogmaals te onderzoeken of inderdaad sprake is van een gebonden groep eindgebruikers. Het uitblijven van de afnamedaling van de krimp in het aantal PSTN-aansluitingen, zoals in randnummer 513 is weergegeven, is een indicatie voor het bestaan van een brede enkelvoudige markt. Daarom heeft ACM in Annex A.2 de alternatieven voor de eerder geïdentificeerde gebonden eindgebruikersgroepen geanalyseerd. ACM heeft geconcludeerd dat er alternatieven zijn voor de groep afnemers die ACM in het

marktanalysebesluit ULL 2015 bestempelde als gebonden om technische/financiële redenen, en dat deze afnemers ook daadwerkelijk migreren. Dit geldt voor alarmlijnen, sluizen, bruggen,

198

Zienswijze BCPA van 12 september 2016, p. 3.

199

Zienswijze Vodafone van 12 september 2016, p. 5.

200

De cijfers uit Q1 en Q2 2016 bevestigen dit beeld.

201

Besluit

«Openbaar»

1

7

2

/2

3

8

uitleesbare meters, pompen, liften, ziekenhuizen en zorgalarm etc., zie paragrafen A.2.1.1 tot en met A.2.1.3. Met betrekking tot de tweede groep, waarvan ACM veronderstelde dat deze gebonden zouden zijn vanuit principe of gewoonte, geeft ACM in het ontwerpbesluit VT2016 aan te verwachten dat deze gebonden groep zal krimpen vanwege ouderdom en verdere internetpenetratie, zie paragraaf A.2.1.4.

694. Vervolgens stelt Tele2202 dat er wel degelijk sprake is van een afvlakking van de daling van

het aantal PSTN-afnemers vanaf medio 2015, precies zoals ACM in het marktanalysebesluit ULL 2015 verwachtte. Dat blijkt uit de tabel die Tele2 op basis van ACM’s marktmonitoren vanaf het tweede kwartaal van 2012 heeft gemaakt.

Tabel 15. Bron: Tele2203

Tele2 vergelijkt de gegevens uit Tabel 15 met Figuur 5 van het marktanalysebesluit ULL 2015.204 Uit die figuur blijkt dat ACM en Dialogic eind 2015 verwachtten dat het aantal PSTN-aansluitingen in 2016 onder de 1 miljoen zou komen te liggen. Tele2 stelt dat dit op basis van de marktmonitor van Q1 2016 ook precies is wat er is gebeurd. Tele2 acht de redenen van ACM om in het ontwerpbesluit VT2016 opnieuw onderzoek te doen waarbij tot andere

conclusies zou moeten worden gekomen dan in de eerdere en de latere besluiten, niet valide.

695. ACM acht de analyse van Tele2 onjuist. Het argument van Tele2 dat er wel degelijk sprake

is van een afvlakking van de daling van het aantal PSTN-afnemers vanaf medio 2015 is gebaseerd op gegevens met betrekking tot het absolute aantal PSTN-aansluitingen uit ACM’s Telecommonitor. De absolute daling van het aantal PSTN-aansluitingen vlakt inderdaad af. Echter, de afname van de absolute daling aan het einde van de levenscyclus van een product is een normaal proces. Zoals ACM heeft aangetoond in randnummer 513 van dit besluit, blijft de afvlakking van de relatieve daling van het aantal PSTN-lijnen wel degelijk uit. Mede op basis van deze gegevens heeft ACM geconcludeerd dat er geen gebonden groep PSTN-gebruikers overblijft, wetende dat een constante relatieve daling gepaard gaat met een afvlakking van de absolute daling. Ook de meest recente cijfers van Q1 en Q2 2016 spreken dit beeld niet tegen.

202

Zienswijze Tele2 van 12 september 2016, Bijlage 1, p. 2-3.

203

Zienswijze Tele2 van 12 september 2016, Bijlage 1, p. 2.

204

Zie het marktanalysebesluit ULL 2015, rnr. 772.

Jaar 2016 Kwartaal Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 PSTN-lijnen 1955 1881 1795 1700 1625 1545 1476 1407 1341 1287 1225 1160 1107 1050 1001 948 Daling 74 86 95 75 80 69 69 66 54 62 65 53 57 49 53 Gemiddeld 80 53 2012 2013 2014 2015 80 63 56

Besluit

«Openbaar»

1

7

3

/2

3

8

696. Ook geeft Tele2205 aan dat het onderzoek in het marktanalysebesluit ULL 2015 door ACM

zeer zorgvuldig is uitgevoerd. Uit dit besluit volgde de duidelijke conclusie dat er een grote groep gebonden PSTN-afnemers is en PSTN een afzonderlijke markt is. Ten slotte stelt Tele2 dat in het ontwerpbesluit VT2016 niet wordt verwezen naar nieuw onderzoek dat tot een andere conclusie zou leiden. De door ACM gebruikte bronnen in ontwerpbesluit VT2016 zijn – afgezien van enkele emails van na het marktanalysebesluit ULL 2015 die de gewijzigde marktafbakening niet kunnen dragen – dezelfde als in het marktanalysebesluit ULL 2015.

697. ACM baseert haar aanpassing van de afbakening van de enkelvoudige markt mede op het

uitblijven van de verwachte afvlakking van de krimp van het aantal PSTN-aansluitingen. Dit doet zij op basis van nieuwe informatie met betrekking tot het aantal enkelvoudige aansluitingen vanaf medio 2015 uit de ACM Telecommonitor. Deze informatie komt niet overeen met de in het marktanalysebesluit ULL 2015 verwachte afnamedaling vanaf medio 2015. Vervolgens is ACM zich opnieuw gaan beraden. ACM heeft nieuwe informatie opgevraagd bij marktpartijen206, en meer recente informatie ontvangen van onder meer de Vebon en Philips207. Op basis van het geheel aan informatie heeft ACM geconcludeerd dat de markt voor enkelvoudige

gespreksdiensten bestaat uit zowel PSTN als VoB1.

VoB1 substituut voor PSTN

698. Tele2208, Pretium209 en Vodafone210 geven aan het oneens te zijn met de conclusie van

ACM dat VoB1 een substituut is voor PSTN. Zij verwijzen daarbij naar randnummers 837 e.v. van het marktanalysebesluit ULL 2015 waarin is opgenomen dat VoB1 niet als een op zichzelf staand product in de markt staat, maar wordt aangeboden en afgenomen in een bundel die vrijwel altijd bestaat uit tenminste vaste internettoegang. Partijen bevestigen deze analyse en benadrukken dat dit een belangrijk onderscheid is met PSTN, dat in de markt als zelfstandige dienst wordt aangeboden. Er zijn op dit punt geen rigoureuze wijzigingen in de markt geweest die het terugkomen op het marktanalysebesluit ULL 2015 rechtvaardigen. Uit randnummer 774 van het marktanalysebesluit ULL 2015 volgt ook dat de PSTN tarieven de afgelopen

reguleringsperiode zijn gestegen en de VoB tarieven juist zijn gedaald. Volgens Pretium bevestigt dit dat VoB en PSTN geen substituut voor elkaar zijn en dus niet tot dezelfde markt

205

Zienswijze Tele2 van 12 september 2016, Bijlage 1, p. 3-4.

206

E-mail van Tele2 van 21 maart 2016, naar aanleiding van aanvullende vragen. KPN, ACM aanvullende vragen VT, 4 maart 2016.

207

http://vebon-novb.nl/nl/handige-informatie/feiten-en-cijfers/400-duizend-aansluitingen-marc-s, geraadpleegd 30 juni 2016. http://www.philips.nl/healthcare/product/HCNOCTN62/intellivue-cableless-patient-monitoring.

208

Zienswijze Tele2 van 12 september 2016, p. 1-2.

209

Zienswijze Pretium van 12 september 2016, p. 1.

210

Besluit

«Openbaar»

1

7

4

/2

3

8

behoren. Bovendien stelt Tele2211 dat er nauwelijks sprake is van porteringen van PSTN naar VoB. Tele2 verzoekt ACM daarom de markt af te bakenen zoals in het marktanalysebesluit ULL 2015 beschreven.

699. ACM heeft – net als in het marktanalysebesluit VT2012 – geconcludeerd dat VoB1 een

substituut is voor PSTN. Tevens heeft zij – evenals in de marktanalysebesluiten VT2008 en VT2012 – bepaald dat de relevante retailmarkten voor vaste telefonie elk bestaan uit vaste telefoniediensten die zowel los als in een bundel met andere elektronische

communicatiediensten worden verkocht.212 Op basis van de objectieve kenmerken, functionaliteiten en feitelijk overstap- en keuzegedrag, heeft ACM in paragraaf A.1.2 geconcludeerd dat VoB1 een substituut is voor PSTN. Afnemers zien VoB1 als

vervangingsproduct voor PSTN. Dat VoB gebundeld met andere producten wordt aangeboden doet hier niet aan af. Tot slot kan ACM Tele2’s – niet verder onderbouwde – bewering dat er nauwelijks sprake is van porteringen van PSTN naar VoB niet goed plaatsen wanneer zij die naast de gegevens uit de ACM Telecommonitor legt. Daaruit blijkt dat het migratiepercentage PSTN naar VoB1 gestaag doorzet, zie randnummer 513.

700. Voiceworks e.a.213 stelt dat zakelijke afnemers die anno 2016 van PSTN gebruikmaken dit voornamelijk doen om technische redenen, zoals fax, alarmlijnen en pinautomaten, waarvoor VoB1-aansluitingen geen reëel alternatief vormen.

701. ACM verwijst naar Annex A.2 waarin zij voor verschillende groepen die voorheen om

technische of financiële redenen als gebonden aan PSTN werden beschouwd, heeft aangetoond dat er alternatieven zijn voor PSTN en dat PSTN-afnemers ook daadwerkelijk migreren.

Grens tussen enkelvoudige en tweevoudige markt

702. KPN214 is het oneens met de door ACM veronderstelde onderbreking van de substitutieketen bij de grens tussen één en twee gelijktijdige gesprekken. KPN meent dat onderbreking van de substitutieketen in het geval van VoB moeilijk te rijmen is met de door ACM vastgestelde flexibiliteit die VoB kent in het inzetten van gelijktijdige gesprekscapaciteit. KPN215 stelt dat veel aanbieders bundels aanbieden met een optie om een tweede telefoonlijn te nemen (tegen beperkte extra kosten) en dat het mogelijk is om kosteloos een tweede lijn te

211

Zienswijze Tele2 van 12 september 2016, p. 3.

212

Dit punt is in de beroepen tegen de marktanalysebesluiten VT2008 en VT2012 niet bestreden.

213

Zienswijze Voiceworks e.a. van 12 september 2016, p. 2.

214

Zienswijze KPN van 12 september 2016, p. 13.

215

Besluit

«Openbaar»

1

7

5

/2

3

8

activeren zodat twee gelijktijdige gesprekken kunnen plaatsvinden via hetzelfde

telefoonnummer. Ook meent KPN216 dat ACM een SSNIP-test voor mogelijke overstap tussen VoB1 en VoB2 had moeten uitvoeren. KPN geeft aan ook niet te beschikken over

marktonderzoeken op dit gebied, maar acht de kans redelijk groot dat VoB1-klanten bij een 10 procent prijsverhoging van VoB1 overstappen naar VoB2. KPN stelt dat de goedkoopste internetverbinding die standaard geleverd wordt met een VoB1 verbinding 32,50 euro kost. Dezelfde internetverbinding met een VoB2 aansluiting kost 35,00 euro. Het prijsverschil is minder dan 10 procent. Volgens KPN ondermijnt dit ACM’s conclusies dat bundels met VoB1 tot een andere markt behoren dan bundels met VoB2.

703. Ook ACM meent dat er bij VoB meer flexibiliteit is in het inzetten van gelijktijdige

gesprekscapaciteit dan bij de klassieke telefoniediensten. Echter, ACM heeft de

marktafbakening vanuit (gestapelde) PSTN-aansluitingen en het verkeer daarover gestart, zie randnummers 472 tot en met 474. Een van de meest kenmerkende functionaliteiten van PSTN is dat het de mogelijkheid biedt, en voorziet in de behoefte, om op een vaste lijn een

telefoongesprek te voeren over een vast netwerk op een vaste locatie. Vervolgens heeft ACM gekeken of VoB een substituut zou zijn voor PSTN. Alleen VoB1 voldoet aan hetzelfde belangrijke kenmerk dat het de mogelijkheid biedt om op een vaste lijn een telefoongesprek te voeren over een vast netwerk op een vaste locatie. VoB2 voorziet in een andere behoefte, namelijk twee lijnen, en is wat dat betreft een wezenlijk ander product. De afwezigheid van hoge overstapdrempels van VoB1 naar VoB2 betekent niet dat VoB1 en VoB2 tot dezelfde markt behoren. ACM ziet dan ook niet waarom zij een SSNIP-test had moeten uitvoeren, waarvan KPN stelt – maar niet verder onderbouwt – dat de kans groot is dat VoB1-klanten bij een 10 procent prijsverhoging van VoB1 overstappen naar VoB2. Tot slot meent ACM dat het door KPN berekende percentage – zij wijst op een prijsstijging van minder dan 10 procent – onjuist is berekend. Het prijsverschil tussen een bundel met VoB1 en een bundel met VoB2 is €2,50. Dit

In document Marktanalyse Vaste Telefonie 2017 (pagina 171-186)