• No results found

Aandeel continuerende bedrijven (2016)

3.7 De eendensector 1 Inleiding

In Nederland werd de eendenhouderij rond 1930 van overheidswege bevorderd in de regio Harderwijk als alternatief voor de visserij, die bemoeilijkt werd door de afsluiting van de Zuiderzee. Het ging toen om legeenden voor de eiproductie, die buiten op grasland werden gehouden. Toen rond 1960 bleek dat besmetting van de eieren met Salmonella moeilijk was uit te bannen werd op twee manieren omgeschakeld: men ging van leg- naar

vleeseenden en tegelijkertijd werden de eenden, conform wettelijke verplichting, binnen gehouden. Het is momenteel nog steeds verboden eenden uitloop te geven.

Vleeseenden zijn zgn. Pekingeenden (Anas domesticus). De fokkerij van eenden is met een

marktaandeel van 75% wereldwijd in handen van Cherry Valley, een van origine Brits bedrijf en nu in Chinees eigendom, met vestigingen in o.a. Duitsland. Cherry Valley levert vanuit Duitsland

ouderdieren als kuiken aan de 10 vermeerderingsbedrijven in Nederland.

3.7.2

Omvang van de sector

3.7.2.1 Aantallen dieren en bedrijven

Er zijn in Nederland 56 bedrijven met slachteenden, die gezamenlijk 930.000 dierplaatsen hebben. Het gemiddelde eendenbedrijf heeft 17.000 dieren, dat is een verdubbeling sinds 2000. Het aantal eenden is relatief stabiel. Het aantal bedrijven halveerde sinds 2000.

3.7.2.2 Aandeel biologisch

niet aanwezig.

3.7.2.3 Aantal megastallen

niet van toepassing.

3.7.2.4 Locatie

Ongeveer de helft van de eenden wordt in Gelderland gehouden, met overloop naar Flevoland en Overijssel.

3.7.2.5 Ketenstructuur en productie

De eendensector in Nederland bestaat uit vermeerderingsbedrijven, een broederij,

vleeseendenbedrijven en een slachterij. De Nederlandse eendensector bestaat sinds 2016 uit een enkele integratie (BR-Tomassen), die een broederij en een slachterij heeft. Informatie over aantallen slachtingen op jaarbasis zijn niet beschikbaar.

3.7.2.6 Organisatie

De Nederlandse eendensector heeft een duidelijke regisseur: de firma die de broederij en de slachterij exploiteert (Tomassen) zorgt voor regie in de keten. De vleeseendenhouders leveren stalruimte en arbeid conform de planning van Tomassen.

De Nederlandse Organisatie voor Pluimveehouders heeft een afdeling eendenhouderij, waarbij vrijwel alle eendenhouders aangesloten zijn.

3.7.3

Houderij, management en keurmerken

3.7.3.1 Houderij en management

Eenden worden op volledige strooisel (meestal stro) gehouden, dat regelmatig bijgestrooid wordt. De integratie laat het voer volgens eigen recept door voerfirma’s produceren. De eenden worden op ca. 7 weken leeftijd geslacht en wegen dan ruim 3 kg. Eenden worden gedurende de eerste weken met 10- 15 dieren per m2 gehouden, vanaf ca. 3 weken met 5-7 dieren per m2. Er zijn geen alternatieve

houderijconcepten voor eenden. Het geven van uitloop aan eenden is sinds 1998 op grond van milieuregelgeving (bodemvervuiling) verboden.

3.7.3.2 Kwaliteitssystemen, marktconcepten en keurmerken

Voor eenden in Nederland zijn geen specifieke kwaliteitssystemen, marktconcepten of keurmerken aanwezig. Responsible Down System is een internationaal certificeringssysteem voor eendendons, dat ook eisen stelt aan houderij, transport en slachten van de eenden.

3.7.4

Productie, consumptie en handelsstromen

3.7.4.1 Productie

Geen specifieke informatie beschikbaar over hoeveelheden.

Een deel van de eenden wordt als zgn. pekingeend geleverd, de overige veelal in delen, waarbij filet (borstvlees) en bouten de grootste productstromen zijn. Dons en veren worden na slachten geoogst en verwerkt voor de textielindustrie. Van de totale productie wordt ca. 98% geëxporteerd en 2% in Nederland geconsumeerd.

3.7.4.2 Binnenlandse consumptie

De Nederlandse consument eet ca. 300 g eend p.p.p.j., ca. 2% van de totale productie.

3.7.4.3 Import, en export

3.7.5

Economie

Voor de eendensector zijn geen specifieke gegevens over toegevoegde waarde, kostprijs,

werkgelegenheid, inkomen, rentabiliteit en solvabiliteit beschikbaar. De eendensector ontvangt geen overheidssubsidies.

3.7.6

Maatschappelijke thema’s

3.7.6.1 Mest

Nogal wat eenden worden gehouden door akkerbouwers in de IJsselmeerpolders. Afzet van de (strorijke)mest is dan geen probleem. Ook de eendenhouders zonder eigen akkerbouw hebben veelal een contract voor de afname van stro en het retour leveren van mest.

3.7.6.2 Ammoniak en nitraat

De specifieke ammoniakemissie van de eendenhouderij is niet berekend. Wel zijn er voor eenden ammoniakemissiefactoren bepaald en leveren ze een bijdrage aan de landelijke belasting door ammoniak (Infomil.nl).

3.7.6.3 Fijnstof en geuremissie

Geur

Voor eenden is geuremissie gemeten. 0,2% van de berekende geuremissie wordt door eenden veroorzaakt (zie figuur).

Fijnstof

Eenden produceren fijnstof vanuit huid, veren, strooisel, mest en voer, echter meetgegevens zijn niet beschikbaar.

3.7.6.4 Broeikasgassen en CO2-

footprint

Geen specifieke informatie beschikbaar.

3.7.6.5 Biodiversiteit

Geen specifieke informatie beschikbaar.

3.7.6.6 Landschap en leefbaarheid

Eendenstallen kunnen door hun aanzicht en geuremissie een negatieve invloed hebben op de beleving van het landschap.

3.7.6.7 Volksgezondheid

Eenden zijn gevoelig voor Aviaire Influenza, een potentiële zoönose. Zie verder vleeskuikens en leghennen.

3.7.6.8 Diergezondheid

Eenden zijn relatief gevoelig voor Aviaire Influenza en worden in Nederland gehouden in gebieden met veel watervogels (regio Harderwijk en IJsselmeerpolders langs de randmeren). De relatief open stallen voor de eenden en de grote strobehoefte (het stro kan gecontamineerd zijn met uitwerpselen van watervogels) zijn risicofactoren.

Eenden hebben betrekkelijk weinig gezondheidsproblemen. Er zijn vrijwel geen

dierbehandelingsmiddelen specifiek geregistreerd voor eenden. Dit betekent, dat na behandeling een wachttermijn van minimaal 4 weken geldt voor slachten. Het gebruik van dierbehandelingsmiddelen is mede daarom relatief laag.

3.7.6.9 Dierenwelzijn

Belangrijk discussiepunt in de eendenhouderij is, of het hebben van open (was- en zwem-)water noodzakelijk is voor het uitoefenen van natuurlijk gedrag. Als eenden de beschikking krijgen over open water, dan wordt dat regelmatig gebruikt, met name voor onderhoud van het verenpak. Echter, open water in eendenstallen is een risico voor hygiëne en de watervoorziening moet zorgvuldig ontworpen worden om verkleumen en verdrinken van jonge eendjes te voorkomen. Het is momenteel wereldwijd niet gebruikelijk de intensief gehouden eenden van open water te voorzien.

Vangen en laden voor slachten geeft risico op ongerief.

3.7.7

Aanvullende informatie

In Nederland zijn i.t.t. Frankrijk zgn. Barbarie-eenden niet toegelaten als productiedier. Barbarie- eenden zijn van een andere soort (n.l. Cairina moschata) dan Pekingeenden. Het is mogelijk de Barbarie-eend met de Pekingeend te kruisen tot zgn. mules. In Frankrijk worden de mules vooral gehouden voor de productie van vette lever. In Nederland komt geen vette-leverproductie (foie gras) voor.

3.8

De kalkoenensector