• No results found

Een ‘j’accuse’ voor de eenentwintigste eeuw?

In document 2007-SG2 (pagina 71-74)

Met bijdragen van Rik Pinxten, Wim Willems, Ed Taverne en Piet Saey (samengesteld en ingeleid door Peter Stabel)

Met het ‘Dossier’ wil de redactie van Stadsgeschiedenis een keer per jaar een belang- wekkende publicatie of een interessant initiatief op het gebied van de studie van steden en hun verleden onder de aandacht brengen. Telkens zullen een aantal specialisten uit diverse vakgebieden op deze publicatie of dit initiatief commentaar geven vanuit hun vakgebied.

Een noodkreet, zo kan je Planet of slums ongetwij- feld omschrijven. In een bevlogen stijl brengt soci- aalhistoricus Mike Davis, verbonden aan de Univer- sity of California, een veelheid aan empirisch materi- aal samen met een duidelijk doel. Hij wil aanklagen wat er fout loopt met het ongeremde verstedelij- kingsproces waardoor nu de helft van de wereldbe- volking (vooral in de Derde Wereld) in steden leeft. Hij beschrijft de keerzijde van de medaille van deze snelle urbanisatie, die het globalisatieproces mis- schien wel niet heeft veroorzaakt, maar zeker wel versterkt. De wereldwijde groei van slums is inder- daad een van de opmerkelijkste ontwikkelingen sinds de jaren 1960. In deze sloppenwijken hebben de arm- ste bevolkingsdelen in de al verarmde ontwikkelings- landen van Afrika, Latijns-Amerika en Azië en in nieuwe wereldmachten in ontwikkeling zoals China, India en Brazilië (en zelfs, zo laat Mike Davis uitschijnen, ook in Oost-Europa en zelfs Noord-Amerika) hun toevlucht genomen. De enorme toename van reusachtige sloppenwijken voltrekt zich zowel in de oude kernen van de steden als, en in steeds grotere mate, in de stedelijke periferie. Daardoor is meteen ook een ondefinieerbare overgangszone tussen stad en platteland ontstaan, die aan onze klassieke concepten ontsnapt. Als sociaalhistoricus verbindt Da- vis daarbij nadrukkelijk deze ontwikkelingen met de door Europa beheerste koloniale wereld, waar de autochtone bevolking en zeker de armere delen ervan, de toegang tot de stad en een stedelijke levenswijze werd ontzegd. Een tweede paradox is dat het re- cente verstedelijkingsproces niet alleen veel sneller verloopt, maar in tegenstelling tot de eerdere massale stedelijke groei in Europa en Noord-Amerika in de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw, zonder echte industriële basis is gebeurd.

Met dank aan Tineke D’haese van Oxfam-Solidariteit voor het belangenloos aanleveren van een aantal foto’s bij dit dossier.

D

De oorzaken voor dit massale proces zoekt Mike Davis in de triomf van het neo- liberalisme en in allerlei sociale experi- menten uitgewerkt op initiatief van bij- voorbeeld het IMF, de Wereldbank en para-

doxaal genoeg ook de goedbedoelende

NGO’s. Onder het mom van schuldsanering

of verpakt als aanvaardbaar ogende res- ponsabilisering hebben zij aan deze landen en steden een deregulerend beleid opgelegd zonder dat deze daar, noch infrastructu- reel noch qua machtsverhoudingen, rijp voor waren. Uiteindelijk konden enkel de elites en bepaalde middenklassen van deze initiatieven profiteren. In het ver- lengde daarvan ligt wat Davis het ‘verraad van de staat’ noemt. Lokale overheden, haast overal beheerst door een kleptocra- tische minderheid, houden zich steeds ver- der van eigen initiatieven. De bestaande so- ciale opvangnetten en stedelijke publieke diensten (sanitair, vervoer) worden op gro- te schaal verwaarloosd, geprivatiseerd of zelfs vakkundig en doelbewust opgeruimd.

De gevolgen van dit ingrijpende proces van sociale segregatie zijn catastrofaal. Pro- letarisering, de ontwikkeling van reusachtige, maar zeer wankele en verder polarise- rende informele economieën, om zich heen grijpende criminaliteit en massaal drugs- misbruik, enzovoort. Ze tonen niet alleen de keerzijde van de snelle globalisering die van de wereld een ‘global village’ heeft gemaakt, ze vormen er ook de ultieme bedrei- ging voor, in die mate zelfs dat Mike Davis, lichtjes pathetisch weliswaar, er fijntjes op het einde aan toevoegt dat de publieke opinies in de ontwikkelde wereld zich misschien wel niet helemaal bewust zijn van de omvang en de gevaren van dit proces, maar de mi- litaire strategen in de Verenigde Staten des te meer. Zij zouden al volop een nieuwe oor- logsvoering in de favela’s, barrio’s en bidonvilles aan het voorbereiden zijn. Hoewel dergelijke beweringen niet altijd even geloofwaardig zijn onderbouwd, kan de lezer na lectuur niet langer om de problematiek van de slum heen. Niet de blitse global city met zijn concentratie van talent, kapitaal, innovatie en creativiteit is het dominante stads- beeld in onze huidige samenleving, wel de harde realiteit van straatbendes en ongebrei- delde criminaliteit en onveiligheid, van op en van vuilnisbelten levende kinderen, van werkkrachten die geen aansluiting vinden met een formele en reguliere arbeidsmarkt, van gezinnen die hun onderkomen zoeken in de meest armzalige en geïmproviseerde woningen op zeer ongeschikte en ongezonde plekken, ver weg van alle infrastructuur en de meest elementaire gezondheidszorg. Kortom de stad vormt het decor voor een Darwiniaanse overlevingsstrijd en een vicieuze neerwaartse spiraal van sociale ellende en aliënatie. Karl Marx eerder dan vooruitgangsoptimisten als Richard Florida lijken

D

Afbeelding 2: Cover van het boek M. Davis, Planet of slums (Londen, 2007).

uiteindelijk gelijk te krijgen. De archetypische wantoestanden in Bagdads Sadr City of Rio’s Cidade de Deus zijn daarbij slechts de top van een ijsberg van geweld en depri- vatie.

Hoe deze wetenschappelijke noodkreet de lezer ook naar de keel grijpt, het werk van Mike Davis, zoals de vier heel diverse commentaarstukken in dit dossier duidelijk aan- tonen, is allerminst onomstreden. In de discussies valt op dat vooral de haast pamflet- taire schrijfstijl wordt gehekeld. De opeenstapeling van gegevens, de historische paral- lellen die te veel ad hoc en te weinig accuraat worden gebruikt, en het ‘drammerige’ ideo- logisch gekleurde discours moeten het daarbij ontgelden. Wim Willems heeft het daar- bij over een ‘tunnelvisie’ die de lezer niet alleen verbouwereerd achterlaat, maar hem of haar met een perspectiefloze analyse ook helemaal plat slaat, waarbij zowel de opge- bouwde argumentatie als de aangekaarte problemen op de achtergrond verdwijnen. Ed Taverne is wat dit laatste betreft iets genuanceerder, maar de soms onjuiste weergave van processen uit het stedelijke verleden doen ook hem de wenkbrouwen fronsen. Rik Pinxten en Piet Saey zijn duidelijk positiever, al stellen ook zij vanzelfsprekend hiaten in Davis’ onderzoek vast. Pinxten vraagt expliciet aandacht voor concepten als ‘zinge- ving’ en ‘leefbaarheid’ en stelt de afwezigheid vast van de ervaringen en de opinies van de sloppenbewoners zelf, waardoor het werk een te afstandelijke visie van een wester- se wetenschapper is geworden. Maar ze hechten veel meer belang aan de maatschappe- lijke relevantie van het debat en aan de terechte aandacht voor de perverse effecten van de implementatie van een westerse neoliberale ideologie (door soms onverwachte soci- ale actoren als de NGO’s en voorstanders van zelfontwikkeling).

Verrassend is wel dat ondanks Davis’ ruime aandacht voor het migratievraagstuk, de vier commentatoren weinig aandacht besteden aan dit brandend actuele thema. Mike Davis plaatst migratieproblemen in zijn analyse nochtans nadrukkelijk op de voor- grond wanneer hij de huidige sociale ontwikkelingen in de sloppensteden vergelijkt met de negentiende-eeuwse krotwijken. De Europese stad had niet alleen een belangrijk in- dustrialiseringsproces, waardoor de beschikbare en zich opstapelende arbeid veel meer dan in de huidige Derde Wereld in formele arbeidscircuits terecht kwam en mogelijkhe- den voor allerlei collectieve organisatievormen en acties werden geopend, er was ook een belangrijke migratie-uitweg. De Nieuwe Wereld en Australië boden immers aan de inwoners van de industriële sloppenwijken in Ierland, Spanje, Italië en Duitsland de mogelijkheid hun fortuin elders te zoeken. Deze uitweg is de inwoners van hedendaag- se sloppenwijken in Afrika en Azië veel minder gegund. De drempels die de westerse postindustriële samenleving opwerpt voor ongeschoolde immigranten zijn haast niet meer te nemen en de migratie die er wel in doordingt, wordt netjes gefilterd op enerzijds vaardigheden (de gewenste invoer van de zogenaamde ‘knelpuntberoepen’) en ander- zijds op initiatief (de weinige aanhouders die uiteindelijk toch de schaarse gaten in het controlesysteem vinden). Deze druppelsgewijze en heel selectieve migratiepatronen vormen, in scherp contrast met het negentiende-eeuwse Europa, nauwelijks een uitlaat- klep voor de opstapelende ellende en frustratie in de herkomstgebieden.

In document 2007-SG2 (pagina 71-74)