• No results found

Hoofdstuk 3: Toetsing Nederlandse Restitutiebeleid aan de Washington Principles

3.3 Een blik op de toekomst

Ondanks dat naar voren is gekomen dat er jarenlang sprake is geweest van overeenstemming tussen het Nederlandse Restitutiebeleid en de uitgangspunten van de Washington Principles, is ook duidelijk geworden dat er zeker op de huidige Nederlandse restitutiepraktijk ook enkele punten van kritiek bestaan. De vraag die zich uitkristalliseert en zodoende centraal staat is: in hoeverre komt de maatstaf van de redelijkheid en billijkheid overeen met de just and fair solution? Men dient hierbij voor ogen te houden dat we

inmiddels ruim 70 jaar verder zijn en met een derde generatie erfgenamen te maken hebben, waardoor sommigen van mening zijn dat nu wellicht een andere oplossing kwalificeert als just and fair dan jaren geleden.147 Het verstrijken van de tijd roept steeds vaker de vraag op of

en wanneer er ooit een einde komt aan de restitutie van naziroofkunst. Voor sommigen speelt hierbij de behoefte om een pijnlijk hoofdstuk uit de geschiedenis af te sluiten een grote rol, anderen zijn juist van mening dat dit hoofdstuk juist om die reden niet zomaar mag worden 143 Idem; Het is echter niet geheel duidelijk op welke internationale verdragen zij hier doelt, nu de beperking van het eigendomsrecht in het kader van het nationaal belang bij naziroofkunstkwesties ver lijkt te gaan.

144 Fisher & Weber, NRC 7 december 2018. 145 Campfens, NRC 18 december 2018. 146 Ribbens, NRC 1 november 2018. 147 Polak 2015, p. 136.

afgesloten. Ook in de praktijk blijkt dat dit hoofdstuk zich niet makkelijk voor afsluiting leent, nu recent duidelijk werd dat er nog maar liefst 170 geroofde kunstobjecten in Nederlandse musea zijn.148

In het kader van deze overgang naar afsluiting van de restitutie van naziroofkunst zijn er enkele trends te ontwaren. In de eerste plaats is in de vorige paragraaf aan bod gekomen dat in de Nederlandse praktijk het belang van een kunstwerk binnen een museumcollectie een grote rol speelt binnen de belangenafweging. Na de teruggave van meer dan 200 werken aan Marei von Saher, de niet bloedverwante erfgenaam van kunsthandelaar Goudstikker, werd door de Restitutiecommissie een ‘omslag in de publieke opinie’ geconstateerd. Een onderzoek naar een dergelijke opinie is echter nergens iets terug te vinden, waardoor deze omslag vooral lijkt te moeten worden gezocht in de museumwereld, aldus Gert-Jan van den Bergh.149 Deze

vernieuwde toepassing van de belangenafweging en de eerder besproken verschuiving van de bewijslast lijken invloed te hebben op de Nederlandse restitutie-cijfers die een scherpe daling van het cumulatieve gemiddelde laten zien: van 100 procent in 2002 naar 34 in 2018.150

Alfred Hammerstein geeft als verklaring voor deze daling in restitutiecijfers dat de evidente gevallen uit de eerste jaren simpelweg minder (zullen) voorkomen.151 In het midden gelaten

waar deze daling in restitutiecijfers nou precies door veroorzaakt wordt, van een ‘omslag in de publieke opinie’ lijkt weinig sprake. Dat het instandhouden van museumcollecties als nieuw fundamenteel uitgangspunt zou moeten dienen bij restitutie van naziroofkunst lijkt namelijk juist tegen menig rechtsgevoel in te druisen, hetgeen kan worden afgeleid uit de stortvloed aan opiniestukken die recent hierover zijn gepubliceerd.

Ten slotte zijn er enkele suggesties met betrekking tot een andere vorm van geschillenbeslechting. Op nationaal niveau gaf de minister in 2016 al aan dat in 2020 een evaluatie van het beleid zal plaatsvinden waarbij wordt gekeken naar de mogelijkheid van het instellen van een ad hoc Restitutiecommissie. 152 De minister geeft echter weinig informatie

omtrent de praktische invulling van een dergelijke commissie.Daarnaast is al meerdere keren het standpunt aangehaald dat een internationaal orgaan dient te worden ingesteld dat claims met betrekking tot naziroofkunst in behandeling neemt. Kritiek op een dergelijk plan is dat het instellen van een dergelijk orgaan een vrijwel onmogelijke klus is vanwege de uiteenlopende 148Volkskrant, ‘Nederlandse musea bieden onderdak aan 170 ‘geroofde’ kunstwerken, 10 oktober

2018.

149 Bergh, van den, NRC 17 december 2018. 150 Fisher & Weber, NRC 7 december 2018. 151 Hammerstein, NRC 10 december 2018.

en zeer complexe juridische nationale kaders op dit gebied. Het feit dat we inmiddels 70 jaar verder zijn vormt een ander argument tegen het instellen van een dergelijk orgaan, gezien de tijd die hiermee gemoeid zou zijn.

Een van de weinige feiten die in het voordeel van instelling van een dergelijk orgaan spreekt is het gegeven dat de recente Nederlandse restitutiepraktijk moment zowel

internationaal als nationaal voor veel ophef zorgt. Als zelfs een land dat jarenlang beschouwd werd als koploper op het gebied van restitutie opeens zo’n spraakmakende koers begint te varen, is er dan wellicht niet toch iets voor te zeggen om deze kwesties op internationaal niveau op te lossen in plaats van het over te laten aan de nationale staten? Een andere factor hierbij is de al in hoofdstuk 1 genoemde kritiek dat de Washington Principles te vage normen behelzen met onvoldoende concrete uitgangspunten en dat tijdens de Washington Conference eigenlijk geen sluitende afspraken zijn gemaakt. 153 Het is denkbaar dat wanneer de

geschillenbeslechting alleen nog door een centraal, internationaal orgaan wordt gedaan, deze vage normen niet meer op uiteenlopende (en soms onwenselijke) wijze ingevuld worden door nationale overheden.

3.4 Samenvattend

In dit hoofdstuk zijn de uitgangspunten van het huidige Nederlandse Restitutiebeleid getoetst aan de Washington Principles en is de kritiek op de huidige Nederlandse

restitutiepraktijk besproken. Hierbij kwam naar voren dat wat betreft de identificatie van naziroofkunst en nationale implementatie van de principes er een grote mate van

overeenstemming is tussen de Principles en het Nederlandse beleid. Wat betreft de versoepeling van de bewijslast stelt de Nederlandse wetgever dat het eigendomsrecht niet hoeft te worden bewezen maar slechts aannemelijk dient te worden gemaakt. In de recente restitutiepraktijk lijkt het er echter op dat deze versoepelde bewijslast niet steeds gehanteerd wordt. Aanvankelijk was het idee dat het hanteren van de maatstaf van redelijkheid en billijkheid een grote mate van overeenstemming met de just and fair solution zou

bewerkstelligen. Deze maatstaf laat namelijk meer ruimte voor bijvoorbeeld een gedegen belangenafweging en de positie van de huidige bezitter. In de praktijk ziet men echter dat de commissie nu het belang van een kunstwerk in een museumcollectie meeneemt in de

belangenafweging, waarbij het de vraag is of dit de bedoeling is bij de just and fair solution. De toepassing van de maatstaf van redelijkheid en billijkheid in de Nederlandse

restitutiepraktijk vertoont overeenkomsten maar ook verschillen met de uitgangspunten van 153 Kuitenbrouwer, NJB 2002/4, p. 173.

de just and fair solution. Ten slotte zijn enkele suggesties en visies met betrekking tot de toekomst van restitutie van naziroofkunst besproken.

Conclusie

In deze scriptie is eerst aandacht besteed aan de enorme schaal waarop wereldwijd tijdens de Tweede Wereldoorlog kunst van joodse eigenaren door nazi’s geroofd is. Bij de verschillende schrijnende aspecten van deze zeer systematische kunstroof is stilgestaan, zoals bijvoorbeeld het gegeven dat na de oorlog veel joodse eigenaren niet in staat zijn geweest om (op tijd) een claim in te dienen. Al tijdens de oorlog en direct hierna was de Joint Declaration van 1945 toonaangevend op het gebied van internationale richtlijnen wat betreft restitutie van roofkunst. Het duurde echter tot de jaren ‘90 van de vorige eeuw voordat zich een

heropleving van interesse in restitutie van nazi-roofkunst voordeed, hetgeen echter wel leidde tot de totstandkoming van de Washington Principles. Binnen deze principes staat het

uitgangspunten voor deelnemende staten aangereikt om een dergelijke oplossing in restitutiegeschillen te effectueren.

Ook Nederlandse joden werden tijdens de oorlog massaal slachtoffer van de

systematische kunstroof door de nazi’s. De Stichting Nederlands Kunstbezit die direct na de oorlog toezag op restitutie van dergelijke kunst werd later neergezet als ‘kil en

bureaucratisch’, en besluiten afkomstig van de SNK werden op aanbeveling van de Commissie Ekkart niet meer als bindend beschouwd.

Vanaf de instelling van de Restitutiecommissie in 2001 is het beleid gevoerd door de commissie gericht geweest op een just and fair solution conform de Washington Principles. In de kamerstukken wordt dan ook veelvuldig naar de Principles verwezen en een aantal uitgangspunten van het Nederlandse beleid zijn hier een reflectie van. De wijze waarop Nederland jarenlang invulling heeft gegeven aan de restitutie van naziroofkunst heeft lange tijd internationaal in hoog aanzien gestaan. 154

De maatstaf van beoordeling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid is door de jaren heen een steeds grotere rol gaan spelen en is vanaf 2015 van toepassing bij beoordeling van alle claims. Hierbij was de bedoeling van de wetgever dat de toepassing van deze

maatstaf een grote(re) mate van overeenstemming met de just and fair solution zou bewerkstelligen. Momenteel is er echter veel kritiek of dit in de praktijk wel het geval is. Verschillende auteurs claimen dat Nederland met haar recente restitutiepraktijk juist op verschillende punten in strijd handelt met de Washington Principles. De kritiek ziet met name op het inruilen van een versoepelde bewijslast voor het eisen van hard bewijs en het

meewegen van het belang van een kunstwerk in een museumcollectie binnen de

belangenafweging. Andere auteurs zijn van mening dat de Nederlandse restitutiepraktijk nog steeds koploper is op veel fronten. Wat betreft de vergelijking tussen de maatstaf van

redelijkheid en billijkheid en de just and fair solution is de conclusie dat er overeenkomsten maar ook verschillen zijn.

De toekomst van de restitutie van naziroofkunst is lastig te voorspellen. Ondanks dat er inmiddels ruim 70 jaar verstreken zijn sinds het einde van de oorlog en we te maken hebben met een derde generatie erfgenamen, zorgt een recent afwijzend advies van de

commissie nog voor veel ophef. Dit toont aan dat het onderwerp van restitutie voor velen nog steeds erg leeft. Ondanks dat sommigen de behoefte voelen om deze zwarte bladzijde van onze geschiedenis af te sluiten, zijn anderen van mening dat dit een onderwerp is dat nog altijd aandacht verdient. Of in de toekomst het Nederlandse Restitutiebeleid meer uitgebreid 154 Kamerstukken II 2016/17, 25839, nr. 42 (Kamerbrief Tegoeden Tweede Wereldoorlog).

dan wel ingeperkt zal worden, of er wellicht nieuwe richtlijnen komen en of deze

veranderingen zich op internationaal of nationaal niveau zal afspelen, is lastig te voorspellen. Wat echter wel zeker is, is dat men hier te maken heeft met een zeer lastige, complexe, in bepaalde mate nog altijd emotionele kwestie, die niet zonder slag of stoot kan en mag worden afgesloten.

Literatuurlijst

Artikelen

Falconor, University of Pennsylvania Journal of International Economic Law 2000, vol. 21 issue 2

K. Falconer, ‘When Honor Will Not Suffice: The Need for a Legally Binding International Agreement Regarding Ownership of Nazi-looted Art’, University of Pennsylvania Journal of International Economic Law 2000, vol. 21 issue 2, p. 383-426

Jayme, Uniform Law Review 2006, vol. 11, issue 2

E. Jayme, ‘Human Rights and Restitution of Nazi-Confiscated Artworks from Public Museums: The Altmann Case as a Model for Uniform Rules’, Uniform Law Review 2006, vol. 11 issue 2, p. 393-398.

Klomp, Ars Aequi 2017

R. Klomp, Restitutie van oorlogskunst: houdt het dan nooit op?, Ars Aequi 2017, p 556-560.

Kuitenbrouwer, NJB 2002/4

Mr. F. Kuitenbrouwer, ‘Roofkunst: Restitutie van cultuurobjecten met een dubieze herkomst’, NJB 2002/4, p. 169-175.

Marinello, Journal of Art Crime 2014

C. Marinello, J. Hasler, ‘Attitude or Action: Closing the Gap between Words and Deeds in the Restitution of Looted Cultural Property in the Second World War’, Journal of Art Crime 2014, vol. 12, p. 73-76.

Mullery, Cardozo Journal of Conflict Resolution 2010, vol. 11/2

J. Mullery, ‘Fulfilling the Washington Principles: A Proposal for Arbitriation Panels to Resolve Holocaust-Era Art Claims’, Cardozo Journal of Conflict Resolution 2010, vol. 11/2, p. 643-674.

Rascher, International Journal of Cultural Property 1999, vol. 8 issue 1

A.F.G. Rascher, ‘The Washington Conference on Holocaust-Era Assets: Conference Reports’, International Journal of Cultural Property 1999, vol. 8 issue 1, p. 338-343.

Tompkins, Journal of Art Crime 2009

A. Tompkins, ‘A Permanent Art Crime Tribunal’, Journal of Art Crime 2009, vol. 2, p 35-42.

Krantenartikelen

Aalders, Volkskrant 18 december 2018

G. Aalders, ‘Roofkunst terugkrijgen wordt steeds lastiger zonder ‘hard bewijs’’, Volkskrant 18 december 2018.

G. van den Bergh, ‘Nederland is met roofkunst op de verkeerde weg’, NRC 17 december 2018.

Campfens, NRC 18 december 2018

E. Campfens, ‘Nederland gaat gewetensvol om met roofkunst’, NRC 18 december 2018.

Fisher & Weber, NRC 7 december 2018

W. Fisher & A. Weber, ‘Schande dat deze roofkunst in het museum mag blijven hangen’, NRC 7 december 2018.

Hammerstein, NRC 10 december 2018

A. Hammerstein, ‘Bij roofkunst staat belang slachtoffer altijd voorop’, NRC 10 december 2018.

Ribbens, NRC 1 november 2018

A. Ribbens, ‘Erven willen advies Kandinsky uit Stedelijk ongedaan maken’, NRC 1 november 2018.

Schrijver, NRC 27 december 2018.

E. Schrijver, ‘Roofkunst is meer dan een juridische zaak, erken emoties’, NRC 27 december 2018.

Literatuur

Campfens e.a. 2015

E. Campfens e.a., ‘Fair and just solutions? Alternatives to litigation in Nazi-looted art

disputes: status quo and new developments’, Den Haag: Eleven International Publishing 2015.

Campfens 2015

E. Campfens, ‘Sources of Inspiration: Old and and New Rules for Looted Art’, in: E.

Campfens e.a., ‘Fair and just solutions? Alternatives to litigation in Nazi-looted art disputes: status quo and new developments’, Den Haag: Eleven International Publishing 2015, p. 13-39.

Marck & Muller 2015

A. Marck & E. Muller, ‘National Panels Advising on Nazi-Looted Art in Austria, France, The United Kingdom, The Netherlands and Germany’ in: n: E. Campfens e.a., ‘Fair and just solutions? Alternatives to litigation in Nazi-looted art disputes: status quo and new developments’, Den Haag: Eleven International Publishing 2015, p. 41-89.

Meijer 2008

K. Meijer, ‘E 100 en de naoorlogse rechtspraak met betrekking tot onroerend goed’, Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2008.

Muller/Schretlen 2002

E. Mulder & H. Schretlen, Betwist bezit, De Stichting Nederlands Kunstbezit en de teruggave van roofkunst na 1945, Zwolle: Waanders 2002

Nicolas 1994

L. H. Nicolas, ‘The rape of Europa’, New York: Knopf, 1994.

Oost 2012

T.I. Oost, ‘In an Effort do to Justice? Restitution Policies and the Washington Principles’, Amsterdam: Centre of Art, Law, and Policy, University of Amsterdam 2012.

Palmer 2015

N. Palmer, ‘The Best We Can Do?’ in: E. Campfens e.a., ‘Fair and just solutions?

Alternatives to litigation in Nazi-looted art disputes: status quo and new developments’, Den Haag: Eleven International Publishing 2015, p. 153-185.

Polak 2015

R. Polak, ‘A Fruitful Discussion’, in: E. Campfens e.a., ‘Fair and just solutions? Alternatives to litigation in Nazi-looted art disputes: status quo and new developments’, Den Haag: Eleven International Publishing 2015, p. 135-150.

Roodt 2015

C. Roodt, ‘Private International Law, Art and Cultural Heritage’, Cheltenham: Edward Edgard Publishing 2015.

Van der Vlies e.a. 2017

I. C. Van der Vlies e.a., ‘Kunst, recht en beleid’, Den Haag: Boom Juridisch 2017.

Regelgeving

Besluit Adviescommissie restitutieverzoeken cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog van 16 november 2001 (WJZ/2001/4537598123))

Besluit instelling tijdelijk adviescollege kunstvoorwerpen WO-II 20 september 1999, Stcrt. 1999, nr. 203.

Inter-Allied Declaration against Acts of Disposession committed in Territories under Enemy Occupation and Control (1943)

Resolution 1205 on Looted Jewish Cultural Property of the Council of Europe (1999) Terezín Declaration on Holocaust Era Assets and Related Issues (2009)

The Charter of the International Military Tribunal at Nuremberg annexed to the London Agreement on War Criminals (1945)

Vilnius Forum Declaration (2000)

Washington Conference Principles on Nazi-Confiscated Art (1998)

Jaarverslagen Restitutiecommissie

Jaarverslag Adviescommissie restitutieverzoeken Cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog 2017

Jaarverslag Adviescommissie restitutieverzoeken Cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog 2012

Jaarverslag Adviescommissie restitutieverzoeken Cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog 2002

Adviezen Restitutiecommissie

RC 1.15 (Goudstikker)

RC 3.131 (Madonna met de wilde rozen van Jan van Scorel) RC 3.141 (Bild mit Häusern van Wassily Kandinsky)

RC 3.162 (Blick auf Murnau mit Kirche door Wassily Kandinsky)

Kamerstukken

Kamerstukken II 2016/17, 25839, nr. 42 (Kamerbrief Tegoeden Tweede Wereldoorlog). Kamerstukken II 2011/12, 25839, nr. 41 (Kamerbrief Tegoeden Tweede Wereldoorlog). Kamerstukken II 2004/05, 25839, nr. 36 (Kamerbrief Tegoeden Tweede Wereldoorlog). Kamerstukken II 2000/01, 25839, nr. 26 (Kamerbrief Tegoeden Tweede Wereldoorlog). Kamerstukken II 2000/01, 25839, 27 (Kamerbrief Tegoeden Tweede Wereldoorlog). Kamerstukken II 1999/2000, 25839, 13 (Kamerbrief Tegoeden Tweede Wereldoorlog). Kamerstukken II, 1999/2000, 25839, nr. 16 (Kamerbrief Tegoeden Tweede Wereldoorlog).

Bijlage 1)

Washington Principles on Nazi-Confiscated Art

In developing a consensus on non-binding principles to assist in resolving issues relating to Nazi-confiscated art, the Conference recognizes that among participating nations there are differing legal systems and that countries act within the context of their own laws.

1. Art that had been confiscated by the Nazis and not subsequently restituted should be identified.

2. Relevant records and archives should be open and accessible to researchers, in accordance with the guidelines of the International Council on Archives.

3. Resources and personnel should be made available to facilitate the identification of all art that had been confiscated by the Nazis and not subsequently restituted.

4. In establishing that a work of art had been confiscated by the Nazis and not subsequently restituted, consideration should be given to unavoidable gaps or

ambiguities in the provenance in light of the passage of time and the circumstances of the Holocaust era.

5. Every effort should be made to publicize art that is found to have been confiscated by the Nazis and not subsequently restituted in order to locate its pre-War owners or their heirs.

6. Efforts should be made to establish a central registry of such information.

7. Pre-War owners and their heirs should be encouraged to come forward and make known their claims to art that was confiscated by the Nazis and not subsequently restituted.

8. If the pre-War owners of art that is found to have been confiscated by the Nazis and not subsequently restituted, or their heirs, can be identified, steps should be taken expeditiously to achieve a just and fair solution, recognizing this may vary according to the facts and circumstances surrounding a specific case.

9. If the pre-War owners of art that is found to have been confiscated by the Nazis, or their heirs, can not be identified, steps should be taken expeditiously to achieve a just and fair solution.

10. Commissions or other bodies established to identify art that was confiscated by the Nazis and to assist in addressing ownership issues should have a balanced

membership.

11. Nations are encouraged to develop national processes to implement these principles, particularly as they relate to alternative dispute resolution mechanisms for resolving ownership issues.

GERELATEERDE DOCUMENTEN